Kerkelijk of niet kerkelijk.
Ds. Diermanse van 's-Gravenhage vraagt ons, waarom het verschil in de opleidingsquaestie door ons niet liever met de woorden: kerkelijk of niet-kerkelijk wordt aangeduid, dan met seminaristisch of universitair. Volgens ons drukken beide tegenstellngen toch dezelfde gedachten uit, en er kan onzerzijds dus geen bezwaar tegen bestaan, hierin den van ons gevoelen afwijkenden broederen ter wille te zijn. Te minder omdat deze broederen telkens verklaren, van harte voor de universitaire opleiding te zijn, mits die opleiding maar geheel van de kerken uitgaat.
Gold het hier nu slechts een zekere goedwilligheid jegens de broederen, zoo zou aan de vervulling van deze vriendelijke bede niets in den weg staan. Maar Ds. Diermanse weet te goed, dat achter deze terminologie wel degelijk een beginsel schuilt, en daarom aan dit verzoek niet kan worden voldaan.
De leuze: kerkelijke ot niet-kerkelijke opleiding zou den .strijd niet zuiver maken, maar vervalschen om tweeërlei oorzaak. Vooreerst, omdat onzerzijds steeds is volgehouden, dat er onderscheid moet gemaakt worden tusschen de kerk als instituut en de kerk als organisme. Ook de Vrije Universiteit wortelt in het leven der Christelijke kerk als organisme, en een leuze waardoor de organische band, die tusschen het Christelijk Hooger Onderwijs en de Christelijke kerk bestaat, ontkend wordt, is daarom onjuist. E)n het woord opleiding èn het woord kerk, we-ken hier beide even verwarrend. Zuiver genomen, is de tegenstelling deze: heeft God aan de geïnstitueerde kerk, d. w. z. aan het ambt, de roeping en taak opgedragen om de theologie als wetenschap te onderwijzen, of behoort de theologie als wetenschap tot het gebied der Hoogeschool, die als vrije organisatie uit het leven der kerk opkomt.'
En ten tweede deugt deze leuze niet, omdat daardoor aan het volk de indruk wordt gegeven, alsof de Vrije Universiteit van geen verband met of toezicht van de kerken op de theologische faculteit weten wil. Ds. Diermanse weet uitnemend goed, dat dit niet waar is. De roeping der geïnstitueerde kerk, om èn op het gehalte van het theologisch onderwijs wat de zuiverheid der leer betreft, èn op de opleiding harer as. dienaren toezicht te houden, is door de Vrije Universiteit in den laatsten tijd meermalen erkend. De tegenstelling is daarom ook in dit opzicht onjuist; zuiver geformuleerd zou ze moeten luiden: de eene partij wil een opleiding, die uitsluitend en geheel van de kerken uitgaat, terwijl de andere richting een zoodanig verband tusschen de school en de kerken wil, waardoor de kerken genoegzamen waarborg krijgen voor de zuiverheid der belijdenis en de doelmatigheid der opleiding.
Waarbij eindelijk nog komt, dat dit vraagstuk niet eerst nu en in onze kringen aan de orde is gekomen, maar een strijd van eeuwen achter zich heeft, en in dien strijd de woorden universitair en seminaristisch eenmaal burgerrecht hebben gekregen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 14 februari 1904
De Heraut | 4 Pagina's