GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

OOST EN WEST.

XXXIII.

TERUGTOCHT.

Den geheelen nacht dwaalde Karel door bosch en struiken voort. Allerlei geluiden troffen zijn oor, en menigmaal stond hij stil en luisterde, 01 ook weer een verscheurend dier in aantocht mocht zijn. Doch gelukkig bleven de geluiden op een grooten afstand.

Hoe verblijdde hij zich, hoe dankte hij den Heere God, toen eindelijk het morgenlicht aanbrak. Nu toch kon hij hopen, den rechten weg te vinden, en wist hij dat het wild gedierte zich waarschijnlijk niet zou vertoonen. Hij voelde zich meer gerust. Maar thans openbaarden zich tegelijk honger, dorst en vermoeienis, en de laa'ste misschien wel 't sterkst. Eindelijk kon hij niet meer, hij legde zich of liever hij tuimelde op een begroeide hoogte neer en zonk in diepen slaap.

Toen hij daaruit gewekt werd, was het door een luid geroep vlak bij hem. Hij wreef zich de oogen uit, richtte zich niet zonder moeite op, en keek verbaasd om zich heer. Welk een blijdschap. Daar vlak bij hem stonden zijn mannen, die hij gistermorgen had verlaten, en die kreten van vreugd aanhieven nu ze hun bevelhebber wedervonden.

Ze hadden — zoo verhaalden zij hem — den vorigen middag op de bepaalde plaats gezocht. Daar vonden ze reeds den soldaat, die Karel had verzeld en nu meedeelde, dat hij den bevelhebber, die door dik en dun voorwaarts rende, spijt alle waarschuwing, ten slotte niet meer had kunnen volgen — iets wat Karel zelf bevestigde. Men wachtte, doch de aanvoerder verscheen niet. Toen waren de mannen, wel zorgend elkaar niet kwijt te raken, gaan zoeken, gedurig teekenen gevend op den hoorn, of luid schreeuwend. Doch 't was om niet geweest. Eindelijk waren ze onverrichter zake weergekeerd, en hadden een soort nachtleger opgeslagen, voornemens den volgenden dag het nasporen voort te zetten, al vreesden zij het ergste.

Zoodra de dag aanlichtte, waren ze er op uit getrokken. Na twee uur zoeken, hadden ze het geluk hem weder te vinden; terwijl hij lag te slapen. Het bleek nu, dat deze al ronddolend, veel te ver oostelijk was afgedwaald.

„Wat een geluk, " zei de sergeant, „dat we juist hierheen kwamen. Het treft al zeer bijzonder, 't Is anders kwaad zoeken in zoo'n wildernis.”

„’t Is de Heere God die u geleid heeft, " sprak Karel ernstig. „Hij heeft ons leven en lot in Zijn almachtige hand; dat heb ik dezen nacht zoo ondervonden, dat ik 't nooit weer vergeten zal.”

Allen zwegen eerbiedig stil, en menigeen der mannen, die veel van de wijde wereld gezien, en veelal een ruw leven geleid hadden, moest in stilte erkennen, dat een bevelhebber die zoo sprak, - toch ver verkieslijk was boven een die vloekte, en bij een onheil soms zich zelf en heel de wereld verwenschte. Op het oogenblik echter kregen ze, hoezeer hun nieuwsgierigheid ook was opgewekt, niet meer te hooren, wijl Karel, die zeer lang gevast had, eerst een goede hartsterking behoetde, te meer wijl in elk geval nog een vrij lange tocht hen wachtte. Gelukkig hadden de mannen mondvoorraad genoeg, zoodat de bevelhebber zijn hart kon ophalen. Daar hij zich nog zeer moe gevoelde, werd uit jassen en bla deren in der haast een leger gemaakt en beslo ten, dat allen hier een poos zouden blijven, terwijl de bevelhebber nog wat sliep.

’t Liep tegen den middag toen Karel ontwaakte. Hij gevoelde zich verfrischt en gesterkt, en thans werd beraadslaagd wat te doen. De soldaten toonden weinig lust, nu zij eenmaal zoover waren, geheel onverrichter • zake en met de kous op het hoofd, naar het fort terug te keeren, waar men wellicht over hen lachen zou. Ook de aanvoerder meende dat zij gelijk hadden. Doch de Boeren, die den troep tot wegwij zers dienden, waren van heel andere gedachten en rieden beslist af, den tocht voort te zetten, wijl er nu eer noch voordeel was te behalen bij de „jacht" op de Boschjesmannen, zoo als zij het noemden. „Want die, " zoo spraken zij, „zijn veel te slim om zich te vertoonen, nu zij weten dat er een gewapende troep tegen hen in het veld is. Ze zijn misschien dichterbij dan wij weten, doch te zien krijgen wij ze waarschijnlijk niet."

Tegen dezen raad viel niet veel in te brengen. Hoewel niet zonder tegenzin, braken allen na den middag op, en nu ging het zuidwaarts.

’t Was geen gemakkeljjke tocht in de hitte en over het ruwe veld, vooral voor Karel, die na een nacht als de vorige, nog groote behoefte gevoelde om nu en dan rust te nemen.

Nog was men op ruim een uur afstands van de naaste boerderij, toen een der Boeren die vooruit liep, plotseling met de hand het teeken gaf tot stilstaan. Hij liep even terug en deelde mee, dat hij meende in de verte wilde raenschen te hebben gezien. Of het Boschjes mannen of Hottentotten waren, kon hij niet zeggen.

Allen maakten de geweren gereed en gingen behoedzaam voorwaarts. Doch niets verdachts werd bespeurd en reeds meende men, dat alle gevaar geweken was, toen eensklaps een pijl door de struiken vloog. Gelukkig werd niemand getroffen.

„Dat moeten de Boschjesmannen zijn, " riep een der jonge Boeren. „Ze zijn zeker in een hinderlaag, anders zouden ze het nu niet wagen te schieten. Past op mannen!"

„Vuurt af de musketten!" riep Karel en een oogenblik later klonk de uitbarsting van alle geweren tegelijk, en rolde het doffe geluid over de stille vlakte.

Er volgde geen teeken van antwoord. Men ging verder.

Eensklaps kreeg Karel een schok als werd hem een zware slag toegebracht. Hij bracht de hand aan het hoofd, en voelde dat het bloedde. Een oogenblik later stortte hij ter aarde.

Verschrikt ijlden zijn mannen toe. Hun aanvoerder was ernstig gewond.

„Hij heeft een steen tegen't hoofd gekregen!" riep een der mannen. „Zie daar ligt het ding. Dat hebben weer die verwenschte Boschjesmannen gedaan! Waar kunnen die toch zitten? ”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 oktober 1904

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 oktober 1904

De Heraut | 4 Pagina's