GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN LEVENSGESCHIEDENIS.

IV.

EEN HOORDER.

De dienst was geëindigd, de hoorders gingen huiswaarts, en zeker maar weinigen waren er, die niet met verwondering en lof spraken over hetgeen zij gehoord hadden. Niet dat het aan leeraars ontbrak die evenzoo spraken, of dat Kapitein als prediker ver boven anderen uitmuntte, maar men verbaasde zich, dat een neger zoo kon spreken, en een, die nog niet lang geleden heiden was, zulk een juisten blik bezat op de dingen van het koninkrijk Gods.

De koopman die voor Jacob had gezorgd, verblijdde zich hartelijk, en kreeg menigen gelukwensch, die ook den jongen neger niet gespaard werden. Velen hoopten, dat hij naar den wensch zijns harten, tot een zegen zou gesteld worden voor de zwarten in Afrika, die nog nederzaten in de duisternis en de schaduw des doods.

Onder degenen die uit de kerk kwamen, merken we ook een man op van een jaar of dertig, die met zijn vrouw aan den arm huiswaarts keert. De man is kloek gebouwd, zijn gezicht is ietwat gebruind door zon en wind, en heel zijn voorkomen gelijk zijn gang, duiden op iemand die gevaren en gezworven heeft.

Zijn vrouw van gelijken leeftijd als hij, is tamelijk zwierig gekleed, en heeft voor dezen kerkgang een zijden japon aangetrokken, die meer kostte dan er thans voor vier wordt betaald. Zulk een kleed hield hel echter ook wel viermaal langer uit dan de onze 't doen. Droeg de man zilveren gespen aan zijn korten broek en lage schoenen, • de vrouw had een ketting van goud en een paarlen halssnoer.

Kapitein Pouwels, zoo heette de man van wien we spreken, was al vroeg op zee gegaan. Hij was door zijn ouders die te Rotterdam woonden, opgevoed in de leer en vermaning des Heeren, doch had weinig lust getoond zich daarnaar te gedragen, of liever hij was er geheel onverschillig voor. Zijn hart trok naar de zee, hij wilde vreemde landen en volken zien, handel drijven, verre reizen doen. Al te maal op zich zelf heel goed, als we er maar niet bij en door vergeten, dat ons geheele leven een reis is naar de eeuwigheid, en wel een reis wier einde elk oogenbUk komen kan, en we dan noodig hebben te weten hoe daar ginds ons deel zal zijn. Dat we flink en degelijk zijn in de aardsche dingen is best, en dat we lust hebben, tot allerlei werk en ook wat aangenaam is, kan almeê voortreffelijk zijn. Maar — de Schrift zegt nadrukkelijk: Zoek eerst het koninkrijk Gods.

Dat had Hendrik Pouwels niet gedaan, hoe dikwijls het hem ook was voorgehouden. Daar zou hij later wel eens om denken. Nu wilde hij eerst de wereld zien en genoegen hebben en rijk worden als zoo noenigeen. Daar er aan land toch niet veel met hem was te beginnen, hadden de ouders toegestemd dat Hendrik op 't schip zou gaan. Zoo had hij zijn zin gekregen, was in de Oost geweest, toen in de West en ik weet niet waar al, o. a. ook in Afrika, waar, gelijk ik zei, we toen belangrijke bezittingen hadden.

Na eenige jaren echter begon onzen vriend het zwerven wel wat te vervelen, te meer daar er van handel drijven niet veel was gekomen en van rijk worden nog minder. Onze Pouwels had wel veel geschiktheid voor zeeman, maar de schranderheid en berekendheid die een koopman behoeft, bezat hij niet. Kortom, hij besloot, te meer daar zijn vader Was gestorven en hij voor moeier zorgen wilde, wel te blijven varen, maar wat meer in de buurt, en dat, zoo het kon, als schipper op Engeland. Hij had het op de groote vaart naar Oost en West gebracht tot eersten stuurman. Reeders en kapiteins waren over hem tevreden. En zoo kostte het hem dan weinig moeite een plaats, als kapitein te vinden op een schip dat geregeld voer tusschen Rotterdam en verschillende plaatsen. Als hij aan wal was woonde hij bij zijn moeder in, voor wie hij trouw zorgde.

Al die jaren had Hendrik louter geleefd voor deze wereld, zijn genoegen of zijn voordeel gezocht en zich overigens over weinig bekommerd. Hij was tevreden nu hij een schip had, waarop hij heer en meester was, nu hij de zaken kon behartigen tot genoegen van zijn patroons, en daarbij genoeg verdienen voor moeder en zich zelf, ja overhouden. Dat er nog wat beters is dan een goed leven en geld verdienen, had Hendrik wel vaak gehoord,

maar nooit recht ingezien en geloofd. Althans hij was met zïch zelf tameliik wel voldaan, ook wijl velen hem een degelijk man noemden, en 't mooi vonden dat hij zijn moeder zoo trouw ondersteunde. Ook leidde hij geen leven waarop de wereld iets kon aanmer ken. Wel kortte hij zich, als er gelegenheid was, den tijd met kaartspel, en zat men daarbij niet „op een droogje; " wel ging hij hoogstens een paar maal in 't jaar ter kerk en maakte den Zondag meestal tot een uitgaansdag, maar zoo leefden er meer, en hij deed toch, zei hij, zijn plicht. Wie kon wat op hem aanmerken?

Hij vergat dat er nog een ander oordeel is dan dat der menschen, en dat, al zijn we ook onberispelijk in hun en in ons eigen oog, het toch om ons waar blijft, dat er niemand is die goed doet ook niet tot een toe.

Twee jaren vóór den tijd waarvan we boven spreken, was Pouwels in" het huwelijk getreden met een vrouw, die even wereldschgezind was als hij. Zijn moeder kwam nu bij hem wonen, en het drietal leefde vredig en genoegelijk, voor zoover het de dingen betreft van dit leven.

Doch voor de ifloeder bleef het een groote smart, dat noch haar zoon, noch haar schoondochter lust hadden in de wegen des Heeren, en liever een spelletje kaart sj^eelden of naar de kermis gingen, dan in de Schrift te lezen of naar de vergadering der vromen te gaan.

Nu moet ge weten, dat kapitein Pouwels vroeger, op zijn reizen, ook aan de kust van Guinea was geweest. Dit was juist op den tijd toen Jacob door den koopman zou meegenomen worden naar Europa, en Hendrik, die toen nog niet veel meer dan een jongen was, herin nerde zich nu, hoe hij aan boord van een HoUandsch schip aldaar een negerknaap had gezien, die bepaald geen ander kon wezen dan de latere Jacob Elisa Kapitein, van wiens lotgevallen men ook te Rotterdam veel had gehoord. Of nu Pouwels zich daarin vergiste of niet, laat ik daar. Dit is zeker, dat hij, hoorende van den zwarten dominee, tot zijn vrouw zei:

Dat is mijn oude kennis. Ik moet hem eens hooren, want 't is nog altijd onbegrijpelijk, dat uit een neger zoo iets kan groeien. Ik heb zooveel nikkers gezien, maar ze kunnen te nauwernood behoorlijk praten, laat staan onder fatsoenlijke menschen verkeeren. Ik moet er 't mijne van hebben. Bedrog kan het toch niet wezen.

De vrouw vond dit plan voortreffelijk. Een reis van Rotterdam naar Den Haag had toen vrij wat meer in dan nu. Doch haar man had niet altijd als nu eenige' dagen vrij en daarbij was ze nog nooit in Den Haag geweest, dat om al zijn pracht en schoonheid in heel 't land beroemd was. Overal kleedden zich zelfs de dames in Nederland naar „de Haagsche mode."

Weldra zaten dan ook man en vrouw in den reiswagen, die hen naar het Haagje zou brengen, waar toen, al was er dan ook nu geen prins, toch zooveel te zien was, wat men nergens anders te aanschouwen kreeg.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 maart 1905

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 maart 1905

De Heraut | 4 Pagina's