GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE BAKKERSZOON.

Onder de regeering van keizer Augustus woonde te Rome een man die Vergus heette. Daar hij arm was, verhuurde hij zich bij des eizers stalmeester, om op de honden en de paarden te passen.

Nu had de keizer eens een paar fraaie paaren laten koopen. Zoodra Vergus deze gezien n ad, sprak hij: „Daar zal men niet veel ge­ v oegen van hebben, ze zijn van een slecht ras." o eldra bleek ook dat de beesten zwak en ziekelijk werden. Toen kort daarop nog een] c paard werd gekocht, zei Vergus: „Dit beest is voortreffelijk, van goede afkomst." Dat laatste bleek bij onderzoek ook waar.

De keizer vernam dit alles, en liet aan Vergus, die zich zoo oplettend en knap toonde, voortaan dagelijks dubbel zooveel brood geven als eerst.

Na eenigen tijd werden een paar beste jachthonden ernstig ziek. Nu liet de keizer Vergus roepen, en vroeg hem, wat hij er van dacht.

„‘t Kan geen kwaad, " zei Vergus, '' „deze honden zijn van een goed, sterk ras, en worden wel weer beter."

Hij nam nu zelf de zorg voor de dieren op zich, die spoedig weer herstelden. Tot dank werd weer het dagelijksch brood van Vergus verdubbeld.

Na sommige dagen liet de keizer Vergus bij zich komen en sprak:

„Vergus, gij zijt zoo knap, dat ge aan de dieren kunt ontdekken van wat afkomst ze zijn. Dit kunt ge zeker ook wel bij menschen doen. Wilt ge mij nu ook eens zeggen van wien ge denkt dat ik afstam ? Men zegt wel dat Octavius mijn vader was, maar dat heb ik natuurlijk slechts van hooren zeggen. Vertel mij eens, zoo op 't gezicht af, wat gij van mijn afkomst denkt."

De arme Vergus keek wat verlegen en zei:

„De keizer is een machtig heer. Zal hij niet boos worden en mijn brood wegnemen, als ik ronduit spreek." „Dat beloof ik u, " sprak Augustus.

„Nu, " zei Vergus, „het is bij menschen veel moeilijker dan bij dieren, uit hun wezen en daden hun afkomst te kennen. Maar als de keizer weten wil wat ik denk, dan zeg ik, dat hij een bakkerszoon is."

„Een bakkerszoonl" riep Augustus, „hoe dat? "

„Wel, " hernam de slimme Vergus, „de keizer is zoo goed geweest, toen ik op de paarden had gelet, mijn brood te verdubbelen. Nadat ik de honden had genezen, heb ik nog eens vermeerdering van brood gekregen. Als ik nu daarop let, kom ik tot het besluit, dat Augustus de zoon van een bakker is."

De keizer die van een geestigheid hield, en zelf ook zeer vernuftig kon antwoorden, begon hartelijk te lachen en zei:

„Ge hebt gelijk, Vergus, ik heb als een bakkerszoon u geloond. Maar uu zal ik het ook doen als een keizer."

Hij hield woord. Voortaan had Vergus niet meer over armoe te klagen.

AAN VRAGERS.

Zoudt u zoo vriendelijk willen wezen, onderstaande vraag te beantwoorden, namelijk: wat men onder nachtschuiten-politiek heeft te verstaan?

Deze wel ietwat zonderlinge vraag van C. B. te A., willen we trachten te beantwoorden, door allereerst op te merken, dat „politiek", in onze taal, beduidt het beleid dat getoond wordt zoowel in het besturen van den Staal als van andere dingen: de richting die men volgt.

Nu is de „nachtschuit" voor het jonger geslacht van onzen tijd, een tamelijk onbekend voorwerp. Vroeger niet alzoo. Toen had men de schuit, d. i. de trekschuit of den beurtman, d. i, het beurtschip, het gewone vervoermiddel, benevens den veel duurderen postwagen.

Er gingen eiken dag een of meer schuiten van de eene groote plaats naar de andere, die dan ook de tusschenliggende aandeden, b.v. van Amsterdam naar Utrecht. De mooiste reisgelegenheid was met de vliegschuit, die o.a. de reis tusschen de twee genoemde steden in vier uur deed. De laatste reis over dag was die met de nachtschuit, die altijd laat aankwam en meest in het donker voer. Daarom zegt men nog wel van iemand, die altijd laat, of ook te laat komt, waar hij wezen moet: „Hij komt altijd met de nachtschuit."

Zoo wordt het duidelijk wat men door „nachtschuiten politiek" heeft te verstaan, 't Is een wijze van doen of van besturen, waardoor alle goede maatregelen eerst heel laat of als het reeds te laat is worden voorgesteld of genomen, 't Is de politiek van dralen en uitstellen, om eerst ten slotte, als 't niet langer zoo meer kan, iets te doen. Natuurlijk is zulk een politiek verkeerd en dikwijls gevaarlijk ook.

Een tweede vraag, of eigenlijk twee, betreffen uitdrukkingen, die in boeken enz. voorkomen.

De eerste is, wat het beduidt „St.-Jacobje spelen op der boeren tronies."

Dat is, meenen we, een gezegde van Potgieter. Tronies zijn aangezichten en „St.-Jacob" is in de Roomsche kerk de beschermheilige van den oogst. Hij waakt dus over de maaiers. Als nu het bovenstaande wordt gezegd, ziet het op den scheerder, die de aangezichten der boeren van den baard bevrijdt, maar zoo hardhandig, dat het is alsof hij aan 't maaien was en den oogst binnenhaalde.

De volgende vraag betreft het algemeen bekende „broeder Jonathan, " om aan te duiden „de Vereenigde Staten van Noord-Amerika." Waarom noemt men die zoo?

Denkelijk zit dit aldus:

Nu een honderdvijfentwintig jaar geleden vochten de Engelsche volkplantingen in Amerika zich van Brittanje vrij. De held van den rijheidsoorlog was generaal George Washington. ens toen men in groote verlegenheid was, en en niet wist wat te doen, sprak hij: „Wij oeten 't maar eens aan broeder Jonathan vraen.'" (Deze en andere Bijbelsche namen, zooals Ezechiël, zijn in Amerika niet ongewoon). Deze onathan was een vriend van hem; Jonathan rumbiell geheeten en gouverneur van den staat onnecticut. Dat gezegde werd allengs tot een preekwoord en daaruit ontstond de benaming broeder Jonathan" voor het volk der Vereenigde taten.

Dat werkelijk dergelijke uitdrukkingen soms tot preekwoorden kunnen worden, blijkt ook in onze aal, Denk maar b.v. aan het gezegde: „'tKan erkeeren, zei Breero, " naar de woorden geruikt door Hendrik van Brederode, die bij elen te Amsterdam gezien was, toen hij. de tad weer verlaten moest, die hij gehoopt had oor de goede zaak der vrijheid te winnen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 mei 1905

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 mei 1905

De Heraut | 4 Pagina's