GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEE WEGEN.

VI.

SCHAT EN HART.

Den volgenden morgen was het vrij laat, toen onze koopman ontwaakte. Hij haastte zich te ontbijten, en ging toen naar het kantoor om te zien, of de bediende alles had uitgevoerd, zoo als hij den vorgen avond had bevolen.

Tot zijn bevreemding echter vond hij niemand. Alleen lag er een briefje, dat er pas was gebracht door een kleinen jongen. In dat briefje meldde de bediende, dat hij op weg naar den „Uylkyk" een paar kooplui had ontmoet, klanten van zijn patroon, die hem hadden verzocht, met hen mee te gaan. Ik kon dat niet weigeren, schreef de bediende, en zal u wel mee deelen waarom niet.

Toen echter tegen ir uur nog niemand was verschenen, begon Steven de zaak wat vreemd te vinden. Wat kon zijn bediende zoo lang ophouden? Hij wist toch dat er veel werk lag te wachten.

Terwijl de patroon hierover dacht, werden hem een paar rekeningen gebracht, die morgen moesten betaald worden. Onze koopman ging naar de geldkist om er het noodige uit te nemen. Doch o schrik 1 nauwelijks had hij de kist geopend, of met een schreeuw van ontzetting sprong hij achteruit. Alles daarbinnen lag door elkaar. Er moest iemand aan 't zoeken geweest zijn, indien al niet aan ' stelen.

Maar hoe kon dat? 't Moest met hulp van valsche sleutels zijn gebeurd j want de drie die noodig waren om de kist, de zware ijzeren geldkist te openen, bewaarde Schravers altijd po4er zijn hoofdkussen. Hij had» «e van morgen zelf mee naar 't kantoor genomen. Wie zou dan bij zijn schatten zijn gekomen?

Bevend van vrees en angst, woelde Steven met |de handen in de boeken en papieren, die wanordelijk dooreen lagen, tot hij kwam aan den dubbelen bodem, waaronder het geld geborgen werd. Maar thans — lag er niets! Hij tastte zoo ver zijn hand reiken kon — alles was ledig. Verdwenen het geld, verdwenen de papieren van waarde. Alles was gestolen?

In 't eerst was het Schravers onmogelijk aan zijn verlies te gelooven. Het kon niet waar zijn. Al zijn geld op eens weg! Weer doorzocht hij met wilden haast de groote kist, smeet de boeken er uit en lichtte het deksel op. Vergeefs! het moest dan waar zijn, en toen hem dat eindelijk duidelijk werd, barstte Steven Schravers uit in zulk een schrillen jammerkreet, dat zijn vrouw, die in de aangrenzende kamer zat, opsprong, en naar haar man ijlde en hem vroeg wat er aan schortte.

Zij vond hem, voorover gebukt op de ge opende kist, waarin hij met strakke oogen staarde. Zij trachtte hem op te heffen, maar Steven hield krampachtig zijn geldkist vast en bracht niets uit dan:

„Gestolen! Ik ben arm! Gestolen!

Nu begreep de goede vrouw alles. Met veel moeite wist zij haar man op zijn stoel te helpen. Toen borg zij al wat in het rond verstrooid lag, haastig in de kist, en poogde haar echtgenoot, die geen woord sprak, en als wezenloos was, uit het kantoor naar de huiskamer te krijgen. Met veel moeite gelukte dit, en toen viel Schravers, op een rustbank liggende, in een onrustigen slaap, waarin hij tel kens opsprong en nu en dan een schreeuw gaf of uitriep: „Gestolen! Dieven! Mijn geld! Mijn geld!"

Maar hoe was hij dat kwijt geraakt?

Toen de bediende heel den dag niet terug kwam, viel natuurlijk op dezen man de verdenking van den diefstal.

Aanstonds werd alles in 't werk gesteld om den dief te ontdekken, en zoo mogelijk nog het geld terug te krijgen.

Wat het eerste betreft, dit gelukte na eenigen tijd. Het bleek, dat in den nacht vóór de ontdekking van het misdrijf, er iemand gekomen was bij een koetsier en verzocht had hem dadelijk naar Wageningen te rijden. Deze persoon moest, volgens de uitduiding van den koetsier, niemand anders dan de bediende zijn geweest. Deze had echter gezegd, dat hij een geneesheer was en naar een ernstigen zieke te Wageningen moest. Hij had den koetsier rijkelijk betaald.

De onbekende had, zoo zei de koetsier, een grooten zak bij zich gehad, waarin, zei hij, geneesmiddelen en instrumenten waren. Ook had hij grooten haast gemaakt en een hooge fooi beloofd, als de rit snel geschiedde. Dat was dan ook gebeurd.

Te Wageningen scheen de dief weer een wagentje gehuurd te hebben, doch waar hij verder was gebleiren kon men niet ontdekken. Denkelijk had hij de wijk genomen naar het Kleefsche en verder Duitschland in. Er is echter nooit iets meer van hem vernomen. Evenzoo was het geld spoorloos en voor goed verdwenen.

Dat was al wat men drie weken na den diefstal wist, al wat men er ooit van geweten heeft.

Steven Schravers was van den schrik ziek geworden. Met groote moeite hield zijn vr^uw den handel gaande. Zij had de hulp van den trouwen leeraar ingeroepen, die reeds vaak haar raadsman en trooster was geweest, en hij had gedaan wat in zijn vermogen was om een ge schikt man te vinden, die de vrouw bij het drijven der zaken kon helpen. Ook poogde de leeraar met den man des huizes te spreken. Doch deze scheen niets te begrijpen van hetgeen tot hem werd gezegd.

Dit duurde weken lang. Toen zei de dokter, dat de zieke wel weder mocht opstaan, en zachtjes aan weer aan het werk kon gaan. Doch er verliepen vele dagen en nog altijd deed Schravers niets dan op zijn stoel zitten, wat eten en weer te bed liggen.

En toen hij eindelijk weder zoo het heette, beter was, herkenden weinigen in hem den ouden Schravers meer. Hij was zeer vervallen, liep waggelend, en op vragen die men hem deed, gaf hij 6f geen antwoord, èf een dat bewees, hoe hij die het uitsprak niet recht begreep wat hem eigenlijk gevraagd werd.

„De man is suf geworden, " zeiden de menschen. En dat was ook zoo.

„Waar uw schat is, zal ook uw hart zijn, " zegt het Woord.

De schat van onzen koopman had in de groote geldkist gelegen, en zijn hart was daar ook geweest. En nu was hem met het geld ook het hart ontgaan, uit hetwelk, zoo leert ons Gods Woord, de uitgangen des levens zijn. Zoo had Steven Schravers op eens alle kracht om recht te leven en te werken verloren. Hij was verlamd. Al zijn hoop, geheel zijn ziel woonde in zijn geld. Nu dat weg was, miste hij alles, zelfs de kracht om de handelszaak, die hem vroeger zoo dierbaar was, en dien hij toch we kon voortzetten, nog verder te besturen.

En wat wel het ergst was, de ongelukkige Steven had geen God, die hem troosten kon. In zijn goede, gezonde dagen had hij den Heere niet gezocht, en thans was het wellicht te laat. Menigmaal had de predikant, die wel wist wie Steven was, hem liefderijk vermaand. Doch dan had Steven gezegd: Ja, ja, en alles was bij het oude gebleven. Nu echter baatte het weinig meer, dat de dominee tot hem sprak, wijl de man toch niet scheen te begrijpen wat hem gezegd werd. Nu en dan scheen hij wel iets te vatten, doch een geregeld gesprek kon men niet met hem houden. Zelfs een gewone optelsom kon hij niet meer maken, en 't liet zich aanzien dat Schravers nooit meer den slag, die hem getroffen had, zou te boven komen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 augustus 1905

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 augustus 1905

De Heraut | 2 Pagina's