GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEE WEGEN.

XIX.

EIND EN BEGIN.

We hebben onzen vriend Pieter gelaten op et kantoor van mijnheer Te Water, den ijken Amsterdamseben koopman, die zijn jonen bediende had leeren waardeeren.

Terwijl Gilles door eigen schuld in allerlei orgen zat, was het Piet, wat de dingen dezer ereld betreft, zeer goed gegaan. De patroon as over hem tevreden, trok hem zelfs bij aneren voor, en meer dan eens was er een buienkansje, dat voor Piet ver van onvoordeelig as. Ook begon Piet allengs onder de Amsteramsche kooplui en op de beurs bekend te orden, wat hem ook geen kwaad deed. Alles eed hem hopen, eens een man van beteekenis n zijn vak te zullen worden, en dat zei voor em alles.

Alles — want het ging Piet als het er velen aat, aan wie de Heere geeft vaardig in hun erk en gezegend in hun doen te zijn. Zij inden dat best, maar vergeten dat het niet un eigen werk is, dat het verhoogen, gelijk de chrift zegt, niet komt uit het oosten of uit het esten, maar dat het God is, die ons leven en ot bestiert en leidt. Ook komen zij er licht oe, steeds meer te begeeren en dan zegt het oord wederom: Die rijk willen worden vallen n vele verzoekingen en in den strik.

’t Was oudejaarsavond. Men had een druken dag achter den rug. Want veel moest nog fgedaan. De patroon had Pieter vrijheid gegeen naar Utrecht te gaan, als hij wilde. Maar iet had er voor bedankt, ten eerste om in een oed blaadje te staan bij mijnheer Te Water,

die zelf hard doorwerkte, verder omdat hij weinig trek had, maar voor een dag of twee de reiskosten te betalen, en eigenlijk geen lust had zijn vaderstad te bezoeken, want veel be kenden had hij er niet meer. Met vader viel niet te spreken en nicht was hem bijna een vreemde. Wat Gilles betreft. Piet gevoelde geen begeerte zijn broeder te ontmoeten, die, gelijk hij wel gemerkt had niet op de zaken paste, en dat was in zijn oogen, al het ergste wat iemand doen kon. Maar, dacht Piet, Gilles is oud genoeg om te weten wat hij doet, als hij mij maar de rente van mijn geld betaalt, over een jaar heb ik recht van meespreken, en dan zullen we wel zien, hoe het met de zaak in Utrecht gaat. Nu luistert Gilles toch niet naar mij.

’t Was dan oudejaarsavond. Hoe druk 'took was, toch sloot het kantoor vroeg genoeg, dat ieder ter kerk kon gaan, want de patroon stond daarop, als op een oud en goed gebiuik. Gilles, die kort geleden belijdenis had gedaan, ging met den boekhouder, bij wien hij nog altijd woonde — wijl het niet veel kostte — naar de kerk, en zou verder bij zijn huiswaard den avond doorbrengen.

Zoo zaten ze dan in den laten avond bijeen, De boekhouder had een hoofdstuk uit Gods Woord gelezen, en terwijl een glas warme kruidenwijn werd gedronken en hetlekker gebak der huisvrouw zijn weg vond, spraken ze nu samen Over het verloopen jaar.

„Wat hebben we veel zegeningen van God ontvangen, " zei de huisvader. „Hij heeft ons voor groote rampen bewaard, in de zaken is het ons goed gegaan, we zijn in leven en iu welstand gebleven, en de Heere God zou ook ons kunnen vragen: Heeft u ook iets ontbroken? ”

„Ja, " zei Pieter, „'t is geen kwaad jaar geweest, de patroon zal ook wel tevreden wezen. Nu dat zal morgen wel blijken.”

De boekhouder begreep best waar Schravers op doelde en hij zei:

„Maar als we nu eens de rekening opmaken, wat wij tegenover al die weldaden des Heeren hebben te stellen, och wat is het dan? Onverschilligheid, tekortkomingen en zonde We hebben zoo weinig aan Hem gedacht, maar zooveel te meer aan onze belangen, ons ge luk, onzen voorspoed. Als Hij met on deed naar onze zonden, hoe zou het ons gaan? ”

Daarop wist of gaf althans de jongste van 't gezelschap geen antwoord en de huisvader sprak alleen:

„’t Is goed dat er geschreven staaat: Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden. Laten we daarvan nog eens zingen.”

Een der aanwezigen, een neef van den heer des huizes, zette zich aan het groote huisorgel, dat eiken dag dienst deed, en speelde, terwijl de anderen de schoone woorden uit den 103 den psalm aanhieven. Mocht de lezer die echter in onze rijmpsalmen willen naslaan — 't is het vijfde vers — dan bedenke hij wel, dat toen niet die woorden, zoo als ze daar staan zijn gezongen. Want men gebruikte toen nog de psalmberijming van Dalheen, die eerst een halve eeuw later ongeveer vervangen is door die, welke wij nu nog hebben. De zangwijzen waren echter eenerlei.

„Onze rekening zou zeker niet kloppen, " zei de boekhouder, toen allen weer zwegen. „Maar het is zoo als we daar hoorden: God is lank moedig over ons en gaarne vergevende in Christus, Zijn lieven Zoon. Toch mogen we wel toezien dat we zekerheid hebben, dat onze schuld is betaald, dat wij door het geloof namelijk daaraan deel hebben. Want dan alleen kunnen we gerust het oude jaar sluiten en het nieuwe aanvangen. Dat kan geen koop man die met een groot tekort sluit, en geen mensch die nog geen vrijspraak heeft van zijn schuld voor God. Laten we nu maar niet beproeven zelf die laatste schuld af te doen. Dat is geschied door den Eenige die het kan. Al ons werk daartoe is ijdelheid. Maar nog erger is het zoo wij, gelijk vele menschen, meenen heelemaal geen schuld te hebben.”

Piet begreep heel goed al wat er gezegd werd, maar bij hoorde daar liefst niet van, daarom zei hij:

„Denkt u, dat er nog iets van die zaak van Janssen terecht komt. Anders zou ons kantoor V er het leelijkst bij staan we moeten nog duizen­ o den van hem hebben.”

„Nu dat zal nog wel losloopen, , ' was 't ant­ a woord, „en ook in die zaken ben ik gewoon Z alles in des Heeren hand te stellen. We heb o ben niet te klagen.”

Dat was niet tegen te spreken, en toen de man des huizes tegen het uur van middernacht voorging in gebed en dankzegging, kon ook la Pieter met aandacht zijn woorden volgen. Ook z hij had voor zooveel te danken. Of hij echter aan zijn schuld dacht is te betwijfelen.

De volgende dag, toen alle beciendenden patroon kwamen gelukwenschen, bracht ook aan allen een verrassing, 't Was als gezeid, een goed jaar geweest, en mijnheer te Water zei allen dank dat ze daartoe hadden meegewerkt. Als belooning kreeg elk, tot den loopjongen toe, een „extra vereering, " al naarmate hij reeds verdiende, zoodat allen verblijd huiswaarts gingen.

„Een goed begin, mijnheer, " zei Piet tot zijn gastheer, bij het terugkeeren.

„Dat dunkt mij, " was het antwoord, „toch is er nog iets beters voorafgegaan.”

„Wat dan? " vroeg de jongste nieuwsgierig,

„Wel, ” zei de boekhouder, „dat we van morgen het nieuwe jaar met God begonnen zijn.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 december 1905

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 december 1905

De Heraut | 4 Pagina's