GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEE WEGEN.

XX.

OP REIS.

Het nieuwe jaar was nog in zijn lentetijd, toen Pieter van zijn patroon de opdracht kreeg, om naar Londen te gaan, en daar voor het kantoor zaken te verrichten, die alleen een vertrouwd man kon doen. Onze vriend was met dit voordeel recht in zijn schik; want hij zou, zónder reiskosten en zoo voort, een vreemd land zien, en de eer die hem door den patroon met zoo'n opdracht werd bewezen, was niet gering.

Zoo ging dan Pieter in April op reis, met een hart vol verwachtingen. Daarbij voelde hij zich nu eens recht vrij. Immers op het kantoor was wel de patroon zijn goede vriend en machtige beschermer, maar Gilles wist zeer goed dat de „bedienden hem haatten, en hem zelfs onder elkaar den „Uyterschen x) Dom" noemden. Dit was een zinspeling op zijn lange, magere gestalte; maar niet minder op zijn hooghartigheid en ongezelligheid. Nu kon hem dat wel niet veel schelen, maar toch is het niet aangenaam, te moeten leven te midden van menschen die ons benijden, die ons haten, al lag hier, gelijk meer, de schuld beiderzijds.

Zonder ongeval kwam Schravers te Londen, en al viel het Engelsch spreken met Engelschen hem niet mee, toch had hij weldra een paar kamers gehuurd in „Het wapeu van Lincoln, " en ging toen de stad in, om zich eens op de hoogte te stellen, eer hij den volgenden dag zijn taak begon.

Hoewel nu de stad Londen van dien tijd klein mag genoemd wqrden, vergeleken bij wat zij thans is, toch bemerkte Pieter na eea paar uur gaans, dat een wandeling door heel Utrecht, minder tijd zou vorderen, dan bij nu reeds gebruikt had, om de hoofdstraten zoowat te leeren kennen.

Juist bevond hij zich op het plein, waar de groote en schoone St.-Paulskerk staat, die toen niet zoo lang geleden voltooid, of liever herbouwd was.

i) Utrechtschen.

Toen Pieter de fraaie kerk eens van buiten goed bekeken had, bemerkte hij dat een paar deuren geopend waren, en er ook enkele men schen in en uit gingen. Ge moet namelijk weten, dat de kerkgebouwen der Episcopalen (of bisschoppelijken) die der „kerk van Enge land, " te Londen en ook elders een groot deel van den dag open zijn, net als bij ons de Roomsche. Zoo ging onze man dan binnen en bemerkte toen, dat er nog enkele menschen waren, die de kerk schenen te gebruiken om te rusten. Hij volgde hun voorbeeld. Toen hij eindelijk vertrok en de deur naderde, bemerkte hij een arm man, die een aalmoes vroeg.

Pieter tastte in zijn zak en haalde er een shilling uit {60 cent), die hij in den hem voorgehouden hoed wierp. De arme man zette een even verbaasd als verheugd gezicht, en sprak:

„God bless you sir, " (d. i. God zegene u, mijnheer).

Een glimlach vloog over Pieter's gezicht. Hij keek bijna even vroolijk als de man dien hij begiftigd had.

Ge denkt misschien, dat dit was omdat hij iemaüd had blij gemaakt, al was hij overigens geen man om bedelaars met groote giften te verblijden.

Maar dan vergist ge u.

Meer dan eens had onze vriend onder han delslui hooren vertellen, dat wie een zaak wou ondernemen, ' beginnen moest, met een arm mensch een flinke gift te geven. De zegen van den arme zou dan op den schenker nederda len en hem voorspoedig maken in zijn onder nemingen. Dat was natuurlijk bijgeloof, want anders zou de mensch het in zijn eigen hand hebben om voorspoed te verkrijgen. Maar in alle geval voer menig arme bij die dwaze mee ning we!.

Toch mogen Christenen zulke dingen niet gelooven. Dat is zondig en gevaarlijk, waarom 'sHeeren Woord er uitdrukkelijk tegen waar schuwt. Ook is het zot. Vroeger b.v. geloofden de zeelieden vast en zeker, dat wie een voorspoedige reis wou hebben, niet op een Vrijdag moest uitvaren, en als het te mijden was deed een zeilschip dit dan ook niet. Maar nu de stoom vaart is gekomen, en de booten op vast bepaalde dagen moeten vertrekken, nu hoort men van die Vrijdagsvrees niets meer, en het gaat toch niet ongelukkiger dan vroeger.

Heel blij dat hij zijn twaalf stuivers kwijt was — een vreugd die bij hem niet veel voorkwam —, maar dat hij den zegen had, keerde Pieter naar zijn logement terug.

Hij vond er zijn koffers reeds gebracht en haastte zich, de grootste te openen, 't Eerste wat zijn oog nu trof was .... een Bijbel.

Piet schaamde zich. Hij had bij 't afreizen zijn eigen Bijbel geheel vergeten. Die er nu in lag was ook i'.e zijne niet, maar een splinter nieuwe, en hij begreep hoe die er in kwam. Dat hadden zijn huisgenooten gedaan, die ook zoo trouw hadden geholpen bij het inpakken, en zoo goed gezorgd, dat er niets vergeten werd. Hoe keurig had dejuffrouw alles geschikt, met een lijst er bij, zoodat Pieter heel zijn rijkdom kon overzien, 't Waren toch goede menschen!

Zoo als ik zei, hinderde het hem, dat hij zijn Bijbel had vergeten. Of de schaamte nu uit de rechte bron voortkwam? Misschien wel was hij vooral daarom misnoegd, dat men bij den boekhouder zou merken, hoe zijn hoofd vervuld was met allerlei, maar het beste, Gods Woord, vergeten werd.

Hoe 't zij, hij nam den Bijbel nu ter hand. 't Was een mooi gebonden boek, klein formaat althans voor dien tijd. Hij sloeg het boek open op de plaats waar een zijden lint was vastgehecht dat tot bladwijzer diende. Op dat lint stonden in sierlijke letters de tekstwoorden: „Zoekt eerst het koninkrijk Gods en zijne gerechtigheid en alle andere dingen zullen u toe geworpen worden."

Pieter zag niet vriendelijk. Hij vond dat die vermaning veel had van een aanmerking op hem. Waarom toch was juist die tekst gekozen, niet b.v.: „De Heere zal u zegenen", wat toch ook een Bijbelwoord was. Dit had zeker de boekhouder zoo uitgezocht en Pieter voelde wel waarom.

Maar hij bleef niet lang ontstemd. De men schen meenen het toch goed, dacht hij, en hun raad is ook goed. Ik doe trouwens al zoo. Ik heb belijdenis gedaan, ik ga dikwijls naar de kerk, ik verkwist mijn geld niet, ik doe niet als mijn broer. Mijn pattoou is tevreden. En ik wil ook heel graag een godvruchtig mensch wezen.

Zoo redeneerde Pieter bij zjch zelf. Hij ver gat dat de Farizeeër, die naar de n tempel opging om te bidden en daar zich zelf roemde, ook een godsdienstig mensch was.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 januari 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 januari 1906

De Heraut | 4 Pagina's