GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEE WEGEN.

XXVI.

OMLAAG.

„Hoor eens vriend, " sprak de winkelier, na nog 't een en ander vernomen te hebben, „als ik je neem dan doe ik het, 'k zeg het ronduit, om je vader, die altijd prompt was in 't betalen. Want wat zal ik aan je diensten hebben? Werken met je handen heb je niet geleerd en op het kantoor heb ik niemand noodig. Maar we zullen zien."

En zoo werd Gilles Schravers — want hij was de man in de armoedige plunje — loopknecht in den grooten verf handel, op een loon van vijf gulden, dat hooger zou worden als hij te gebruiken was. Vooreerst zou hij boodschappen en brieven en pakken hebben af te halen of te bezorgen en „dan zullen we verder zien, " zei de patroon. Dadelijk kon Gilles aan 't werk gaan.

Hoe was het zoover met hem gekomen?

We hebben den ongelukkigen man het laatst gezien, toen hij met groot geweld uit den kring zijner zoogenaamde vrienden, letterlijk gesmeten werd, en op de marmersteenen in de gang terecht kwam. De val had hem eenige blauwe plekken en een paar dagen pijn bezorgd, doch zou nog wel erger gevolgen hebben. Want het niet betalen van de speelschuld — de „eereschuld, " zoo als het heette — was iets dat men hem niet vergeven kon.

Zoo gaat het meer onder hen, die de ijdele vermaken dezer wereld najagen. Iemand kan onder hen een vloeker en drinker zijn, ongeregeld leven, allerlei schulden maken — dat hindert minder. Maar als hij, schoon uit nood, doet als Gilles dan wordt hij uitgeworpen, dan is hij geen fatsoenlijk mensch meer, en moet weg.

Dat zou ook Gilles ervaren. Hij had nu ineens net zooveel vijanden gekregen als vroeger vrienden. O/eral werd kwaad van hem gesproken. Iedereen wist nu ineens, dat hij zijn zaken verwaarloosde, dat hij zijn schulden niet betaalde, enz. 't Gevolg was, dat al heel spoedig vele goede klanten wegbleven, en dat zij, die geld moesten hebben, daarom herhaaldelijk begonnen te manen. Weer anderen wilden geen koopwaren meer leveren als Schravers niet dadelijk betaalde. Zoo werden de inkomsten al minder. Gilles moest zijn groote huis verlaten en met vader heel klein gaan wonen. De nicht, die zelfs het noodige niet meer kreeg moest vertrekken, wat Gilles juist niet speet, want haar vrome leven en haar ernstige vermaningen hadden hem al lang gehinderd.

Maar in het kleine huis ging het al niet beter dan in het groote. Gilles had nu eenmaal den rechten lust tot werken verloren, en nu er tegenspoed kwam, werd die lust al minder. Het helpt toch niet dacht hij, ze stoken de menschen tegen mij op. Hij vergat dat het zijn eigen schuld was, en bovenal dat de Heere God nog altijd ge-

willig was om hem uit zijn droevigen toestand te helpen en hem te leiden op een beteren weg. Reeds lang las hij zelfs Gods Woord niet meer. En om zijn leed te verzetten, werd hij een trouw bezoeker van de kroeg. Daar vond hij weldra weer vrienden, wel niet uit hoogen stand als vroeger, maar lieden die even als hij van drinken en kaartspelen hielden.

Dit was juist een kolfje naar Gilles' hand. Nu kon hij weer spelen naar hartelust, misschien ook wel winnen, en danl Nu, hij won dan ook wel eens, maar verloor nog meer, al beduidde het alles samen niet zooveel, 't Ergste was dat onze man, die zijn bediende ook al had moeten wegzenden, en al het werk zelf had te doen, dat vaak maar liet rusten, omdat noch zijn hoofd noch zijn hart er bij was. Natuurlijk kon dat op den duur niet gaan, en zoo kwam de tijd dat Gilles, die eerst wel had willen werken, ook eindelijk niets meer te doen had — maar ook niets verdiende, en tot over de ooren in de schulden zat.

Hij had geld geleend, veel zelfs en daarvoor zijn vroeger huis, dat aan hem en Pieter saam behoorde, als onderpand gegeven. Pieter echter wist hier, naar het schijnt, niet van. Ten slotte kwamen de schuldeischers en overleiden, dat als ze nu geen geld kregen, ze het huis zouden verkoopen en zoo zich zelf betalen. Gilles schrikte, want nu moest het uitkomen, dat het huis hem maar voor een deel toebehoorde.

In zijn nood dacht hij aan de ouders van zijn vriend Wiebold. Hij was om meer dan één reden in heel lang niet bij hen geweest Thans zou hij er maar weer eens heen gaan, al begreep hij best waarom noch zij noch Wiebold zich in den laatsten tijd om hem bekommerd hadden. Hij trok zijn beste plunje aan — niet zoo mooi meer als vroeger — en begaf zich naar het huis. Een knecht deed open, Gilles gaf zijn naam op en verzocht mijnheer te spreken.

't Duurde lang eer er antwoord kwam. Gilles wachtte met hopen en vreezen. Zou mijnheer zelf weer komen, zoo als vroeger, toen men hem hartelijk ontving? Eindelijk verscheen — niet mijnheer, maar weer de knecht en zei:

„Hier is een briefje voor u. Mijnheer is op 't oogenblik bezet."

De ander ging heen en haastte zich huis waarts. Daar las hij wat Wiebold's vader hem schreef:

„Mijnheer Schravers, ik vind het beter dat de kennismaking niet wordt voortgezet. U be grijpt zeker wel waarom. Mocht u soms in ongunstige omstandigheden verkeeren, dan gaat hierbij een aanwijzing voor een bedrag van vijfentwintig gulden, die u bij mijn bankier, u welbekend, kunt ontvangen."

„Die trotschaard, " bromde Gilles, „dat is nu 't loon er voor, dat ik hun zoon, dat lieve jongentje, uit het water heb gered. Nu laten zij ook mij links liggen. Zoo gaat het nu als je arm wordt. Hij kan lang wachten eer ik dat geld ga halen."

Maar toen den volgenden morgen de toorn bedaard was, en de beurs ledig, kwam Gilles al spoedig tot andere gedachten, „'t Is altijd meegenomen, " sprak hij bij zich zelf, en een uur later was hij op het bankierskantoor en ontving er het hem toegedachte geld.

Evenwel dit hielp slechts voor een paar dagen, te meer daar de jonkman des avonds in de kroeg nog een deel van zijn geld verdronk en verdobbelde. Weldra was er niets meer, en daar Gilles zijn schulden niet betalen kon, werd ten slotte het huis aangeslagen ten verkoop.

Toen Pieter te Amsterdam daarvan hoorde, werd hij geweldig boos. Hij had zich om zijn broer nagenoeg niet bekommerd, en alleen een weinig geld gegeven om vader mee te onderhouden. Doch nu kwam hij te Utrecht en overlaadde Gilles met verwijtingen, omdat hij geld geleend had, veel meer dan het deel 'twelk hem in het huis toekwam, waard was. Het kwam tusschen de broeders tot hooge woorden, en aan 't eind gingen zij als vijanden van elkaar. Piet zorgde wel dat zijn deel in het huis voor hem behouden bleef. Doch het gebouw bracht veel minder op dan hij gedacht had, en dat speet hem misschien het meest.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 februari 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 februari 1906

De Heraut | 4 Pagina's