GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE COVENANTER.

IX.

„IN SPELONKEN EN IN DE HOLEN DER AARDE."

Hebr. 11.

We springen nu een aantal jaren over. Veel is daarin gebeurd, veel veranderd, maar nog altijd duurt de strijd en het lijden voort.

De strijd, — niet, gelijk men wel eens gezegd heeft over onbeduidende dingen, die het bestuur der kerk betroffen, maar zooals nog onlangs een begaafd Engelsch schrijfster het heeft genoemd: om die vrijheid van godsdienst en geweten, die altijd dierbaar is geweest aan het hart van het Schotsche volk. Het komt daarin, gelijk trouwens in meer, met ons volk overeen.

Ook voor Ralph Douglas was veel veranderd sinds we hem het laatst aantroffen. Hij had na lang, ernstig en biddend overleg de zijde der Co\enanters gekozen, overtuigd dat hij daardoor in den weg des Heeren was, al zou het hem moeite bereiden, Hoe meer de vervolging toenam, hoe vaster hij overtuigd werd van het goed recht der verdrukten, en zoo ging hij dan tot hun partij over, op een tijd toen zulk een stap den dood kon ten gevolge hebben.

Zijn vrouw had lang geaarzeld, en was in het eerst zelfs beslist er tegen geweest, dat haar man zich met de vervolgden één zou rekenen. Carnessie was een lief huis, en zij wist zeer goed hoe de vervolging hen daaruit verdrijven kon. Reeds nu was van de vroegere vroolijkheid veel geweken, waren oude vrienden verdwenen, en werd Ralph door velen die hem vroeger opzochten bespot, geminacht of een dwaas gcheeten. De \roolijke gezelschappen, waarin hij vroeger een gewilde gast was, lieten den bezitter van Carnessie links liggen, nu hij vroom was geworden, de ijdele vreujpi der wereld niet meer zocht en liever liederen zong tot eer des Heeren, dan losse deuntjes. Zoo was het op Carnessie veel stiller geworden, te meer wijlde nieuwe vrienden die Ralph gewonnen had, zelf te droeve dagen beleefden en te veel te zorgen hadden om aan bezoek en gezelligheid hun tijd te wijden. En als de vrouw dacht aan beide kindertjes, met welke in den loop der tijden haar

gezin was vermeerderd, kromp haar hart ineen, en vroeg zij zich met schrik af, wat wellicht van hen worden zou, als hun vader op den weg nu ingeslagen, voortging.

Doch toen de vrouw allengs opmerkte, wat groote verandering bij haar man had plaats gegrepen, hoe in der waarheid zich in hemeen nieuw leven openbaarde, begon zij tochdedingen anders in te zien. Zij was een meisje geweest, dat veel lust had in den dienst des Heeren, doch, gelijk het meer gaat, lang onbeslist was gebleven. In den laatsten tijd echter, nu zij zooveel om zich heen zag gebeuren, was zij nadenkend en luisterde vaak met diepe aandacht, als haar man des morgens en des avonds uit de Schrift voorlas. Allengs leerde zij begrijpen wat hem dreef, en voelde zij zich daarin meer met hem vereenigd. En dat was Douglas tot niet geringe blijdschap en bemoediging.

Hij had die trouwens noodig. Want al dreigender werd het gevaar voor hem en zijn vrienden. Nu en dan kwam het tot gevechten tusschen de vervolgden en hun belagers. In een van deze ontmoetingen, bij Ayrsmoss, streed Ralph wakker en onversaagd mee. Alles wees er cp, dat de een of de andere der twee partijen, ten slotte zou te gronde gaan.

Op een frisschen Aprildag wandelde een meisje, dat een jaar of zeven, acht zal oud geweest ijn, door een woest, rotsachtig dal in Galloway, et kind, ging snel, maar behoedzaam voort, elkens rond-of omziende, en sloop nu en dan chter een hazelstruik om of door berkenboschjes, als vreesde zij gezien te worden. Eens elfs, na angstig rondgekeken te hebben, school ij weg, achter een hoogte van grauwe aarde, n lei zich vlak op den grond, als een die reest bespied te worden.

Het meisje droeg een mandje, dat van boven orgvuldig was toegedekt. Telkens zette zij he eer, nam het na een poosje weer op, en liep an zoo snel mogelijk voort. Blijkbaar was het rachtje voor haar armpjes wat zwaar; ook zag aar gezichtje vuurrood van de inspanning.

’t Was stil op haar weg. Trouwens, een ge aand pad was er niet, doch de kleine scheen een oogenblik in twijfel waarheen te gaan. Nu n dan sprong er een bruin konijn te voorschijn nder een steen, waarop zij stapte of vloog een ogeltje op uit zijn nest, in de hei waarop zij iep. Dan stond zij even stil om te kijken, er wam een kchje op haar gezicht. Doch haastig iep zij weer verder, als bedacht zij dat er haast as bij haar boodschap.

Een lichte witte nevel zweefde over de heuvels in de verte. De lucht was vervuld van den lieflijken geur der sleutelbloemen, de zon scheen lieflijk, al was 't niet in vollen glans; vroolijk zongen de vogels in het rond, in één woord het geheele landschap was zoo vredig en liefelijk, dat men met verwondering had kunnen vragen, wat het kind hier toch kon beangstigen.

Intusschen ging het meisje haastig voort, tot de weg woester en steiler werd. Nu begon het wandelen baar merkbaar moeilijk te vallen. Eindelijk bleef zij vermoeid staan bij een overhangende rots. Toen schoof zij eenige braamstruiken op zij, zoodat een paar groote steenblokken zichtbaar werden. Op deze zette zij haar mandje, klom toen zelf op de steenklompen, en sprong vlug naar de andere zijde er weer af.

Zij bevond zich nu in een hol, waarvan de wanden uit ruwe rots bestonden. Het was een hoog gewelf, behalve aan den ingang die me steenen. versperd en verborgen was.

Achter in de spelonk was het donker. Vooraan echter kon men hier en daar enkele voorwerpen onderscheiden, die aanduidden, dat de grot bewoond was. Er stonden een paar kannen, een groot aarden drinkvat, en cp een steen lagen enkele kleedingstukken.

Een eind van den ingang verwijderd, was op den grond een soort van bed gemaakt, uit hei en bladeren. Op dit bed lag een man te slapen. Hij ontwaakte niet, toen het kind binnenkwam. Blijkbaar was hij zeer moe. Van zijn kleederen had hij maar weinig afgelegd, als wilde hij elk oogenblik gereed zijn om te kunnen vluchten. Vlak boven zijn hoofd lag een groot pistool, en op een steen dicht bij het bed een geopende Bijbel. Iets verder hing een degen.

De man die daar lag te slapen was Ralph Douglas. Eet meisje was zijn oudste kind, zijn eenig dochtertje. Hoe die beiden op deze plaats kwamen zullen we zien.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 1906

De Heraut | 4 Pagina's