GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kindren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kindren

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEE WERELDEN

BEZOEK.

XVI.

Met veel hartelijkheid werd Rika in het ouderlijk huls ontvangen. Moeder weende bijna van vreugd, toen zij haar kind wederzag, en had wel willea zeggen: Blijf maar voor goed weer hier. Dat ging echter op het oogenblik niet. Vrienden en kennissen die wisten dat zij komen zou, kwamen Rika opzoeken, en heel den middag na haar aakomst had zij het druk met vertellen.

Grootvader die haar eveneens hartelijk welkom had geheeten, zat met stil genoegen, zijn lange pijp rookende, nu eens Rika dan weer de anderen aan te zien. Kobus daarentegen sprong als een kleine jongen nu en dan door de huiskamer, als kon hij zijn blijdschap niet genoeg lucht geven.

Toen vader des avonds van de reis thuis kwam, moest alles nog eens weer verteld. Ieder vond dat Rika het bijzonder goed had getroffen, en mijnheer en mevrouw Brandwljk beste menschen waren. Ook kon Rika in waarheid zeggen, dat zij het er goed had. Veel moeilijk werk had zij niet te verrichten, en de diensten die van haar gevergd werden, kon zij met genoegen doen, wijl zij er zelf lust in had.

„En kan je nu met zulke menschen uit r grooten stand omgaan? " vroeg moeder, „wasje dat niet vreemd? "

„Och, eerst wel, " was het antwoord, „maar het went gauw. En ze zijn ook alijd heel vriendelyk."

Heel de volgende dag werd besteed aan het brengen en ontvangen van bezoeken, Rika had

het druk. Des avonds toen er een rustig uurtje was ging zij naar grootvader, van wien ze veel hield, en dien ze wist dat het genoegen doen zou, dat zij eens bij hem kwam praten. Dat was dan ook zoo, en grootvader rookte tot haar eer voor het eerst uit de nieuwe Duitsche pijp, die zij voor hem had meegebracht.

Rika moest nu nog eens heel veel vertellen en ook allerlei dingen uitleggen, die grootvader niet duidelijk waren, wijl hij nooit in de stad had gewoond, en van het leven onder aanzienlijke lieden weinig afwist.

„En zijn die heer en zijn vrouw ook menschen die God vreezen? " vroeg de grijsaard eindelijk.

„O ja, het zijn beste menschen, grootvader, en zij lezen ook eiken morgen nit den Bijbel."

„Nu dat is goed, en spreken zij er dan ook wel eens over en over den Heere en Zijn dienst? "

„Niet zoo veel, maar als ik uit de kerk kom, praten we daar wel eens over."

„En lees je nu zelf trouw in den Bijbel, dien je hebt meegekregen? "

„Ja, ziet u, lieve grootva, daar is niet altijd gelegenheid voor. Ik moet 'smorgens zorgen dat de huiskamer in orde is voor het ontbijt, en kijk dan graag mijn lessen nog eens na. Na het ontbijt zijn er heel veel dingen te doen, en dan moet ik meestal voor een poos weg naar de school. Kom ik thuis, dan is er, dat begrijpt u, weer veel te doen. 'sAvonds gaan we soms uit, of moet ik nog leeren, en zoo is de dag altijd heel gauw om."

„Ik zou toch wel willen, dat het niet te gauw ging, om nu en dan eens in Gods woord te lezen, " zei de oude man, heel ernstig.

„Ik zal mijn best doen grootvader. Ik hoor anders toch eiken morgen uit den Bijbel."

Grootvader zag Rika eens ernstig aan, als wilde hij zeggen: Je begrijpt mij niet. Toen vroeg hij:

„Ik hoop maar, dat je althans niet nalaat, eiken dag den Heere te bidden om Zijn zegen. We hebben Hem altijd noodig. Je weet wel dat er een tekst in je kamertje hing, waar we wel eens over gesproken hebben: Bidt zonder ophouden."

„Maar dat kan toch niet grootva. Dat zou net wezen als in de Roomsche keik. We bid den altijd voor en na het eten, en ik bid ook nog 's morgens en 's avocds. Dat is toch wel genoeg.

„Lieve Rika, van genoeg moeten we niet spreken. We hebben, zei ik, den Heere God altijd noodig, en daarom is het goed altijd te bidden. Niet maar gelijk de Roomschen, zooveel gebeden opzeggen, maar uit het hart tot God spreken. Dat kunnen we altijd en overal. £n dat is nog iets anders dan het bidden vóór of na den eten."

Nu dat voelde Rika ook wel. Maar ze wilde het liever niet erkennen, evenmin als dat ze de boeken bij mijnheer Biandwijk veel liever las, dan die welke grootvader haar had meegegeven. Zij luisterde wel, toen de oude man haar vriendelijk en ernstig vermaande den Heere te zoeken in haar jeugd, en Hem boven alles lief te hebben, doch in haar hart dacht zij, och, grootvader meent het goed, maar hij is zoo oud, en dan denkt men meer aan ernstige dingen. Ik ben nog jong en moet nog vooruit komen in de wereld. Ik leef toch niet godde loos of slecht. Ik zal dus wat grootvader zegt, maar niet zoo zwaar opnemen. Mijnheer B andwijk en zijn vrouw zijn toch ook goede men schen net als vader en moeder, al spreken ze niet als grootvader.

Zoo misleidde Rika zich zelf, en dat deed zij ook toen, bij een bezoek aan den dominee, deze zeer ernstig met haar sprak, daar hij begrepen had hoe het met haar ston^ Ze beloofde naai de catechisatie te zullen gaan en nog meer, doch was eigenlijk heel blij toen het bezoek was afgeloopen. Zij wachtte zich echter wel, dat den predikant te laten merken, ook wijl ze wist hoeveel hij voor haar broeder Kobus had gedaan.

Trouwens na een dag of drie — zij mocht een week uitblijven — begon Rika heel het dorp onaangenaam te vinden. Thuis ging het nog het best, al leefde men er, naar haar zin, wel wat al te eenvoudig. Maar op het dorp voelde zij zich heel niet meer thuis.

't Was haar, nog veel meer dan den eersten keer na haar terugkeer uit de stad, alsof hier niets goeds of begeerlijks meer was. De menschen hadden geen steedsche manieren, men liep bij elkaar maar zonder veel plichtplegingen in en uit; de lieden wisten van niets dan boerenweik en huishouding, kortom Rika meende, dat zij haar tijd elders beter kon gebruiken. En zoo nam zij dan na een week weer afscheid, wel bedroefd omdat zij haar familie op de Zandhoeve achterliet, maar overigens blij weer te kunnen gaan.

„Ons doTp is toch een klein, vervelend nest, " sprak ze tot Kobus, die haar naar den wagen bracht. „Als ik groot ben, kom ik er nooit weer. Je moet nu maar goed je best doen, om een kunstenaar te worden. Dan kun je later in een mooi huis in de stad wonen en ik ook."

Kobus, die aan zijn mooie teekendoos dacht, kon niet anders dan ja zeggen, maar voegde er bij: „En als ik dan niet meer kan werken, kom ik toch weer hier."

CORRESPONDENTIE.

J. W. V. A. te W. Het afzonderlijk antwoord dat u vroegt, zult u wel reeds hebben ont­vangen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 februari 1907

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kindren

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 februari 1907

De Heraut | 4 Pagina's