GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.DR. A. C, DUKER, Gisbertus Voetius. Tweede Deel, (Hoogleeraarschap 1634—1676.) Tweede stuk. Boekhandel en Drukkerij voorheen E. J. Brill Leiden — 1907.

Naar ik meen is het werk van Dr. Duker over Voetius, reeds vroeger in ons blad besproken en zal ik mij dus alleen bepalen tot het nu onlangs verschenen tweede stuk van het tweede deel.

In dit stuk geeft Voetius' biograaf ons het derde en vierde hoofdstuk van dat tweede deel. De nieuwe philosophie, Regius en Descartes is de titel van dit derde; Coccejus en Heidams, „Puriteinsche precysheyt" die van dit vierde hoofdstuk.

In dit derde nu handelt DUKER eerst van de verandering der illustre school in een akademie; van de inwijding der nieuw Universiteit, 16 Maart 1636; en van Voetius predikatie in de Domkerk, op Zondag te voren bij die gelegenheid, gehouden. Het bekende Sermoen van de nuttichheydt der academiën en de scholen. Daarna verhaalt hij hoe met HENRICUS RENERIUS, den „professor philosophiae" en diens vriend en discipel DR. DE ROY of REGIUS de „nieuwe philosophie" d. w. z, het cartesianisme in de Utrechtsche Universiteit drong en dan wordt verder in dit hoofdstuk over den strijd van Voetius met Descartes gehandeld.

DR. DUKER, die hoewel geen geestverwant

in onzen" Voetius, zich reeds in zijn akademietiid met dezen merkwaardigen man heeft bezig gehouden» ^^'^ ^^' laatste onderwerp reeds vroeger behandeld. In 1861 toch werd de heer Dukerte Leiden tot doctor in de Theologie gepromo veetd op een dissertatie: Schoolgezag en eigenonderzoek. Historisch-krUische studie van de strijd tusschen Voetius en Descartes.

Met zeldzame objectiviteit wordt thans door Dr. Duker, na zes en veertig jaar, op nieuw van dien strijd verhaald.

Hij onthoudt zich vau al wat zelfs maar jffcemt naar een waardeeringsoordeel.

Als historicus geeft hij uitsluitend de feiten en in een rijk historisch apparaat van noten aan den voet der bladzijden, van aanteekenin gen in de bijlagen, — wijst hij u de bronnen waaruit de kennis dier feiten is geput.

Een strenge toepassing van de epoche, van de onthouding van oordeel.

Wie met mij de geschiedenis van den beffusten strijd kent, zal eenerzijds moeten toe geven, dat de wijze waarop hij door VOETIUS gevoerd is en met name het gebruik dat hij daarbij van SCHOOCK'S hulp heeft gemaakt, niet altijd even verkwikkelijk is om waar te nemen; maar ook anderzijds zal hij moeten toegeven, dat er voor VOETIUS, den voorstander der „oude philosophie", d. w. z. het aristotelisme, nog een ander moment bij in het spel was, dan het verdedigen van Aristoteles. Voor, ik meen, nu on geveer tien jaar, las ik in de Revue des deux Mondes een artikel waarin Voetius, van zijn christelijk standpunt, bij dezen strijd, wat de zaak waar 't om ging, volkomen in het gelijk werd gesteld. En metterdaad, al is het blijkbaar, dat VOETIUS het stelsel van denFranschen wijsgeer vrij slecht begreep; dat hij om iets te noemen, diens methode, wat zij allerminst is, voor scepticisme aanzag, toch heeft hij, als bij intuïtie, gevoeld het gevaar dat in de „nieuwe p'ailosophie" zat en wat ik zou willen aanduiden als: de emancipatie van het christelijk Geloof.

En juist sedert het optreden van DESCARTES, mèt BAGO, den grondlegger der „nieuwere wijsbe geerte", is dan ook het wijsgeerig deaken in Europa, na door ORIGENES, AUGUSTINUS, THOMAS AQUINAS het stempel van den christelijken geest te hebben ontvangen, begonnen dit zijn stempel al meer te verliezen; is de „christelijke philosophie" in haar ontwikkeling gestuit en verdrongen door de on-en tegen-christelijke.

Dan, DR. DUKER houdt zijn oordeel hier terug.

Hij vertelt maar en laat aan ü over wat gij er van denken wilt.

En dit nu acht ik een van de uitnemende qualiteiten van dit voorname werk. Een der qualiteitea waardoor het voor allen, ook voor ons gereformeerden, zoo bruikbaar is.

In zijn vierde hoofdstuk handelt DUKER over de verhouding van VOETIUS tot COCCEJUS en HEIDANUÖ en dat weer met dezelfde objectivi teit. We krijgen hier ook het verhaal van VOETIUS' reis naar Engeland in 1639 en zijn verkeer met de puriteinen. In verband met dit alles wordt ons dan in dit hoofdstuk het opkomen van sommige problemen der „theologia practica" of ook wel „theologia moraiis" in den geest van VOETIUS, geteekend. Hier ont werpt de geachte schrijver uit wat de Disputatio nes Selectae III en IV geven — een duidelijk beeld van Voetius als moralist, als zedeleeraar. Voor wie 't niet weet, zij hier gezegd, dat VOETIUS met zijn zonderlingen titel „de Excelsis Mundï", waaronder hij zijn „disputationes" over dansen, comediën, spijs en drank, weelde in kleeding en woning, tooi van hoofd en aangezicht samen vat, — doelde op de „hoogten", waar volgens het O. T. in Israel gecflferd werd. (p. 234. n. 3)

Met nog twee stukken zal DUKERS monographic over VOETIUS voltooid zijn.

De geleerde schrijver heeft recht op de dankbaarheid ook van ons, die in VOETIUS een der uitnemendste doctores der gereformeerde Kerk zien en zich tot zijn geesteskinderen rekenen,

Moge deze dankbaarheid zich dan openbaren in het ook onzerzijds bevorderen van een ruim debiet van dit werk.

Voor het welslagen van een zoo kostbare onderneming als de uitgave dezer studie is Doodig, dat zich tal van koopers opdoen. Eo die moeten komen niet alleen uit den kring der vakmannen, der theologen en historici, maar ook uit dien breeden kring onder ons van hen, die zonder bepaald deze studievakken te beoefenen, belangstellen in de kennis van het verleden onzer Kerk.

Voetius verdient te worden gekend, en Dr. Duker leert hem u kennen.

2. L. PENNING. Het leven van Michiel Adriaanszoon de Ruyter. Rotterdam, J. M. Bredée,

3. E. GERDES, Neer lands grootste Zeeheld. J. M. Bredée.

Den 24sten Maart 1607 werd De Ruyter te Vlissingen geboren. Ons wacht dus over eenige weken weer een „gedenkdag" met daarbij behoorende feestelijkheden.

Het gedenken van de mannen van beteekenis, die God ons geschonken hetft, is zeker een der middelen tot bevordering van nationaliteitsgevoel ea vaderlandsliefde. Voor zulk een ge denken is echter noodig eenige bekendheid met den held van het feest. In die behoefte tracht de „de Ruyter-litteratuur", van den jongsten tijd te voorzien. Gerard Brandt's biographie van dezen zeeheld is daarbij haar bron.

De Rotterdamsche uitgever BREDÉE zond ons twee zijner uitgaven op dit gebied, die wij gairne aan allen welke hun herinneringen aan de Ruyter opfrisschen of voor het eerst met hem kennis maken willen, aanbevelen. Het bekende boekje van GERDES leent zich bijzonder ter verspreiding onder de jeugd op onze christelijke scholen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 maart 1907

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 maart 1907

De Heraut | 4 Pagina's