GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEE WERELDEN.

BEKROOND.

XIX.

Op zekeren namiddag zat Kobus met vader en moeder in den tuin — vader zou nu een poos op het dorp-blijven — toen de krant gebracht werd, die tweemaal per week het nieuws kwam vertellen, dat uit de groote menschenwereld te verhalen viel.

Vader nam het nieuwsblad aan, keek het eens in, terwijl moeder thee schonk en met Kobus praatte. Op eens echter staakte vader het lezen, en zei:

„Ik zie daar net in de krant, dat op de tentoonstelling van teekeningen — jelui weet wel — ook iemand bekroond is, die net heet als jij, Kobus. Dat is zeker nog verre famielje van ons, maar ik weet niet, waar hem te zoeken en 't staat er ook niet bij."

Kobus werd nu eens bleek dan weer rood. Want hij begreep in eens alles. Hij was blij toen moeder zei:

„Nog van onze famielje, zeg je? Och lees dat eens voor: "

„Ja, K. Ter Laan staat er, zoo als mijn vader heette. Maar luister eens."

En nu las vader een lang verhaal over de tentoonstelling en al het schoons, dat daar te zien was geweest. Daarop volgde de meedeeling over het bekroonde werk. De eerste prijs was toegekend aan iemand van wien mijnheer Ter Laan nooit had gehoord. Daarop volgde:

„De tweede prijs is toegekend aan het werk van een inzender, onder het kenteeken: „Het Lam." Uit het briefje bleek, dat de vervaardiger den naam draagt: K. ter Laan; doch hij heeft verzuimd zijn woonplaats op te geven. De commissie zal nu gaarne opgaaf van zijn adres ontvangen, om hem den prijs te kunnen toezenden met het bijbehoorend getuigschrift."

Onrustig dribbelde Kobus op zijn stoel heen en weer, terwijl vader dat las. Ten slotte

zei deze: „Dat komt toch aardig uit: K. ter Laan en „Het Lam, " allemaal hier bekend. Begrijp jij ook, Kobus, wie het wezen kan? "

Maar Kobus, die nu de kleur uitsloeg, was te verlegen om te antwoorden. En moeder, die wel begreep dat er iets gaande w°as, vroeg vriendelijk:

„Ben jij 't ook zelf jongen. Zeg het dan maar; er steekt immers geen kwaad in."

„Maar vrouw, " zei mijnheer Ter Laan, „dat kan immers niet. Daar is onze Kobus nog veel te jong voor, en bovendien zou hij er ons wel iets van verteld hebben."

Gelukkig kwam op dit oogenblik grootvader in het prieel. Zoodra hij hoorde, waar men het over had, keek hij Kobus eens aan, en zei toen glimlachend:

„Ik geloof dat ik dien prijswinner heel goed ken. Hij woont hier dicht bij."

„Zoo, wie is 't dan? " vroeg vader.

„Daar zit hij, " was 't antwoord, en grootvader wees op Kobus.

„Wel jongen, is 't mogelijk I" riep vader, »en heb je me daar nu niets van gezegd."

„Och vader, " zei dé ander eindelijk, „ik dacht, het lukt toch niet, en daarom deed ik het maar stilletjes, ziet u."

„Nu, in alle geval, 't is mooi afgeloopen. Ik weet ook heel goed, welke teekening het is. En ik moet zeggen jongen, je hebt er alle eer van."

„Ik wensch je hartelijk geluk, beste vriend, " zei grootvader, „en ik weet ook, dat je den Heere in deze zaak hebt gekend. Hij heeft het tot een heerlijk einde gebracht. Vergeet nu ook niet Hem hartelijk te danken."

„En nu Kobus, " zei moeder, „moest je eens naar den dominee gaan en 't hem vertellen, 't Is wel een heel eind, maar de dominee heeft zooveel moeite roor je gedaan, dat het behoorlijk is, zoo hij dit nieuws ook van je verneemt."

Kobus was blij dat hij op kon stappen. Hij nam haastig afscheid en ging op weg.

Toen hij den volgenden avond op de academie kwam, bemerkte hij, dat men daar reeds duidelijk had begrepen wie den tweeden prijs had gehaald. Mijnheer Van der Es kwam al aanstonds op hem toeloopen, drukte hem de hand en wenschte hem met luider stem geluk, wat hij nog eens deed toen straks al de leerlingen bijeen waren.

Er ging een groot gejuich op voor Kobus, en toen onthaalde de leermeester al de jongelui op broodjes en chocolade. „Want, " zei hij, „dat is een groote eer voor de academie. We halen dit jaar twee prijzen, en dat de tweede voor iemand zou wezen, die nog zoo jong is, had ik nooit durven denken. Lang leve Ter Laan!"

Deze zegewensch werd met groot gejuich herhaald, was het bij den een om Kobus, bij den ander om de broodjes en de chocolade, die hij oorzaak was dat verorberd werden.

Van teekenen kwsm dien avond niet veel, en ditmaal had mijnheer Van der Es daar vrede mee. Hij zorgde ook dat er in de krant werd gezet waar Kobus woonde, en dat de tweede prijs gelijk nog een, gewonnen was door leerlingen van zijn teekenschool. Maar den Heere God te danken, daarvan was op de academie geen sprake. Zoo gaat het bij menschen die God niet vreezen. Zij willen wel de zegeningen des Heeren ontvangen, doch Hem daarvoor te prijzen, komt niet bij hen op. Want, zoo zeggen zij in hun hart, al spreken ze het niet altijd voor anderen uit, 't is toch onze kracht, onze vlijt, onze wijsheid die ons zoover gebracht heeft. En eigenlijk meenen zij, dat zij recht hebben op al die zegeningen, wijl zij er immers zoo hun best voor hebben gedaan.

En toch de menschen doen dwaas. Even dwaas als de man van wien onze geestige dichter Huyghens vertelt:

Klaas wierp een 'schellingsken In 't zakjen van de kerk. En om zijn gierigheid Te troosten bij 't goed werk, „God, " sprak hij, „mag mij 't eens Vergelden met Zijn zegen. —" Als had hij 't schellingsken Niet eerst van God gekregen.

Dit laatste vooral vergeten de menschen maar al te vaak.

Veertien dagen later kwam de met smart verwachte 2de prijs, nadat Kobus zijn adres had opgegeven, 't Was een boekwerk van groote waarde, handelend over de teekenkunst, en met vele fraaie platen versierd. Hoe blij Kobus was begrijpt gij, en ook dat heel het dorp dat mooie boek zien moest en het getuigschrift in roode en gouden letters er bij. En Kobus dankte God die hem zoo veel goeds schonk.

Na dien tijd noemde niemand hem meereen droomer of domoor. Men begreep, dat wie voor het een niet deugt, voor het ander nog heel bruikbaar kan wezen.

CORRESPONDENTIE.

J. E. te A-IJ. We herinneren ons niet de vragen die u bedoelt te hebben ontvangen. Hebt u alle nrs. en correspondenties er op nagezien?

J. V. d, D. te E. In orde ontvangen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 maart 1907

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 maart 1907

De Heraut | 4 Pagina's