Uit de Pers.
Het vijftigjarig jubileum der Christelijke Gereformeerde Kerk in Amerika geeft ook in ons land stof tot blijde herdenking van wat God aan onze zusterkerk heeft gedaan.
Wat Prof. Bavinck in Hollandia schreef nemen, we gaarne hier over;
De Christelijke Gereformeerde Kerk in Amerika, met welke de Gereformeerde Kerken hier te lande in correspondentie staan, bereidt zich voor, om op den 8, 9 en loden April a. s. haar vijftigjarig bestaan te herdenken. In elke plaats, waar eene Chr. Geref. Gemeente bestaat, zal een e ure der gedachtenis gehouden worden; en de gansche feestviering zal haar middelpunt vinden in eene groote vergadering te Grand-Rapids, waar vertegenwoordigers van alle Eerken in Amerika zich zullen vereenigen.
Bij die gelegenheid zal door een koor van 300 stemmen eene cantate worden gezongen, waarvan wij hier een paar coupletten overnemen:
Geloofd zij God, met hart en stem en snaren! — Als 't veldhoen vlucht, gejaagd door 't moordecd lood,
Zoo vluchtte ons volk, dat eerstijds tachtig jaren, Voor vrijheid streed, trots martelpaal en dood; Een eigen volk, ach, jaagde 't zinloos na: God gaf ons rust in 't vrije Amerika. Looft God den Heer! (bis).
Geloofd zij God! Al moge 't braambosch branden In 't eeuwig licht, toch wordt het niet verteerd: Zoo Christus' Kerk; geen vuur, geen slaafsche b nden
Vermogen iets waar God de Heer regeert. Hier, sprak Hij, zal ik wonen naar mijn rust. En gaf zijn volk de vrijheid en de rust. Looft God den Heer! (bis)
Laat de eeuwen nu van 's Konings roem gewagen; Hij is zijn volk een schild in 's levensstrijd; Geen aardsche macht moge immer hen versagen, Hij voert hen aan naar 't Rijk der heerlijkheid. Hij overwon, en, zittende in zijn troon. Schenkt Hij zijn volk straks voor het Kruis de Kroon.
Looft God den Heer! (bis)
Deze cantate is vervaardigd door Ds. Henry van der Weys, die reeds als student te Kampen zich onderscheidde door zijn fijn taalgevoel, door zijne liefde voor Nederlandsche letterkunde en zijne gelukkige beoefening der poëzie. Het is verblijdend, dat Ds. van der Weys, die thans reeds jarenlang in Amerika vertoeft, zijn HoUandsch nog zoo zuiver heeft weten te houden en voor zijne poëtische bezieling in deze zijne moedertaal uiting zoekt. Er ligt daarin een teeken en bewijs van de innige gehechtheid, waardoor de Nederlanders in Amerika zich aan hun oude vaderland gebonden blijven gevoelen. Eene gehechtheid, die te meer beteekenis verkrijgt, indien men bedenkt, dat de oudste kolonisten in de vorige eeuw Nederland verlieten, omdat zij er op allerlei wijze vervolgd en geplaagd werden en elders een land der vrijheid en der rust wilden zoeken.
Toen hier te lande in 1834 de «Scheiding" een aanvang nam en vele Gereformeerden den band met het Nederlandsch Hervormd Kerkgenootschap van 1816 verbraken, om juist met de Gereformeerde Kerk in gemeenschap te blijven, toen maakte daartegen niet alleen het Hervormd Kerkgenootschap, maar ook de Overheid bezwaar. Met inkwartiering, boete of gevangenis werden zij gestraft, die aan de samenkomsten der gescheiden Gereformeerden deelnamen. En veel erger dan die vervolging en straf was nog de grenzelooze ver achting, waaraan deze mannen der Scheiding blootgesteld waren. Ook toen in 1840 de eigenlijke vervolging ophield, was het voor velen hunner geen leven hier. Heel Nederland stond tegenover hen of liet hen over aan hun lot. Zelfs bij hen, op wier sympathie zij krachtens eenheid der belijdenis hadden mogen rekenen, vonden zij weinig sympathie. En zoo kwam bij velen gacsch natuurlijk de gedachte op, om Nederland te verlaten en elders een nieuw en beter vaderland te zoeken.
Eerst dacht men aan Java, omdat men toch nog het liefst wilde blijven leven onder de Hollandsche vlag. Een Comité ging hierover zelfs met den toenmaligen Minister van Koloniën raadplegen; maar de uitslag was zoo weinig bemoedigend, dat men van dit plan moest afzien. Toen werd het oog op Amerika gevestigd; Brummelkarap en Van Raalte gaven eene brochure uit: Waarom bevorderen wij de volksverhuizing naar Amerika en niet naar Java? En hun stem vond weerklank.
In Sept. 1846 ging Dr. A. C. van Raalte met een aantal landverhuizers scheep, om eene landstreek in den staat Michigan te ontginnen en daar zich te vestigen. In Juli 1847 werd hij door Ds. C. van der Meulen met 400 personen gevolgd, en later opnieuw door Ds. Bolks, Klijn, Baay en anderen. In den eersten tijd hadden deze kolonisten ontzaglijk veel te lijden van koude en ziekte, van kommer en gebrek. Maar ze hielden toch stand in de moeilijkste omstandigheden. Van Raalte was de ziel der beweging en sprak hun telkens weer moed in; hij heet terecht de Vader der Hollandsche kolonie in Michigan. En spoedig vormde er zich verschillende burgerlijke gemeenten, die de namen ontvingen van Holland, Zeeland, Friesland enz. en in meerdere of mindere mate tot bloei en welvaart kwamen.
Kerkelijk waren al deze mannen en vrouwen uit de Scheiding in Nederland afkomstig. Maar in Amerika voegden zij zich, na voorzichtige en ernstige onderhandelingen, bij de Dutch Reformed Church, die al van het begin der zeventiende eeuw in Amerika bestond. Op de algemeene Synode te Poughkeepsie S Juni 1850 kreeg deze vereeniging haar beslag.
Maar langzamerhand bleek het, dat deze vereeniging niet naar aller genoegen was. Onder de kolonisten zelven was groot verschil van gevoelen in ondergeschikte zaken. Verwonderen kan dit niet wanneer men bedenkt, dat zij uit verschillende streken van Nederland kwamen en hier door verschillende predikanten waren onderwezen en geleid. Er waren Groningers en Friezen, Hollanders en Zeeuwen onder; sommigen behoorden hier te lande tot de richting van Brummelkamp, anderen tot die van Van Velzen, nog anderen tot die van Ledeboer enz. En dezen kwamen in Amerika bij elkaar en moesten met elkander leven in dezelfde gemeente en soms in denzelfden Kerkeraad. Het was goed te begrijpen, dat zij het met elkander dikwerf niet al te best vinden konden.
Zoo kwam het allereerst in Grand-Rapids tot eene scheuring; en toen ze daar eenmaal had plaats gegrepen, breidde zij zich spoedig tot andere gemeenten in Michigan en elders uit, en gaf zij aan de »Christelijke Gereformeerde Kerk in Noord-Amerika" het aanzijn, die thans haar vijftigjarig bestaan herdenken gaat.
Over het recht dier scheuring onthouden wij ons thans van een oordeel. Genoeg is het, dat de Christ. Geref Kerk in Amerika in de vyftig jaren van haar bestaan rijkelijk door den Heere gezegend is. Zij telt thans duizenden leden, tientallen van gemeenten, een bloeiende Theol. School tcet een college te Grand-Rapids^ en wint voortdurend aan invloed en beteekenis.
Ook Nederland is aan die Kerk, evenals ook aan de Reformed Church, dank verschuldigd. Want niet alleen heeft zij de Nederlandsche taal, tot dus ver in eere gehouden, en aan den Nederlandschen naam in den vreemde beteekenis geschonken. Maar zij is voor duizenden Nederlanders ten rL'ken zegen geweest; zij heeft hen bewaard bij de belijdenis der waarheid, in welke zij hier waren opgevoed; zelfs is het aantal niet gering van hen, die hier te lande in onver chilligheid of ongeloof voortlevende, in Amerika wederom tot het Christelijk geloof zijn teruggekeerd.
Van harte deelen wij daarom in de vreugde en de dankbaarheid, welke de Christ. Geref. Kerk in Amerika bij de herdenking van haar vijftigjarig bestaan bezielt. Wij bieden haar onze oprechte gelukwenschen aan en bidden van God, dat Hij ook in de toekomst haar leiden moge door zijn Geest en haar tot een rijken zegen moge stellen.
Die toekomst is in vele opzichten nog ernstiger en gewichtiger dan het vijftig jarig tijdperk, dat th: ns achter haar ligt. Tot dusver voelde zij zich nog door en door Nederlandsch; zij leefde als Kerk meer met Nederland dan met Amerika mede; zelfs onze kleine huiselijke twisten werkten in haar na. Dat alles had zijne goede zijde, en heeft er ongetwijfeld toe bijgedragen, om de Christ. Geref. Kerk in Amerika te bevestigen en tot de taak, die thans haar wacht, voor te bereiden.
Maar die taak is en wordt nu toch meer en meer eene andere. Met de Geref. Kerken in Nederland de gemeenschap onderhoudende, behoort zij niet te vergeten, dat haar roeping in Amerika ligt. Zij staat thans voor de uiterst gewichtige taak, om de oude waarheid meer en meer invloed te verschaffen in het nieuwe Amerika. Op dien weg liggen ontzachlijk veel moeilijkheden, moeilijkheden van taal en nationaliteit, van levensopvatting en cultuur, van godsdienstige gezindheid en sociale belangen. En er zal groote wijsheid en voorzichtigheid, ware godsvrucht en degelijke kennis noodig zijn, om in dezen den rechten weg te vinden en dien ten einde toe te blijven bewandelen. Maar die taak is dan ook verheven en schoon, en kan, bij ernstige behartiging en onder Gods zegen, eene rijke vrucht dragen. Stelle de Heere Reformed Church en Christ. Geref. Kerk beide in Amerika tot een licht op den kandelaar en tot eene stad op den berg. In de toekomst bevestige en vermeerdere Hij, wat Ds. van der Weys in zijne cantate terecht aangaande het verledene zong:
Hij is 't, Die Holland's pelgrimsstoet Naar 't land der vrijheid leidde; Hen, — rijk in God, schoon arm in goed, — Een beter lot bereidde. De wildernis verdwijnt; Een bloeiend oord verschijnt; En 't dankbaar volk verkondt, Met psalmen in het rond. De vrijheid van 't belijden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 7 april 1907
De Heraut | 4 Pagina's