GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Opbaren baat hij teboren was”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Opbaren baat hij teboren was”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

[HEMELVAART.]

Wat zoude het dan zijn, zoo gij den Zoon des menschen zaagt opvaren, waar hij tevoren was? Joh. VI : 62.

Voor Jezus was het opvaren ten hemel een terugkeeren naar die onzienlijke wereld, waarin Hij van te voren was, en waaruit Hij in deze zichtbare wereld was nedergedaald.

Hij "was nedergedaald in zijn Goddelijke natuur. Uit deze onze wereld had Hij de menschelijke natuur aangenomen. Zoo was Hij de Zoon des menschen geworden. En nu bij deze wereld weer verlaat, legt hij die menschelijke natuur niet af, maar brengt ze in zijn heiligen persoon over in de hemelsche wereld. Niet dat de Zone Gods zijn woonstede in de hemelen heeft, maar dat de Zoon des menschen de hemelen is doorgegaan, en nu gezeten is aan Gods rechterhand, dit en dit alleen is hier het aanbiddelijk wonder.

Zijn vernedering school in zijn menschwording. „Hij die in de gestaltenisse Gods was, heeft zichzelven vernietigd, heeft de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen, en is den menschen gelijk geworden." Ea nadat die vernedering onder vloek en dood tot het uiterste gegaan was, heeft God hem, desw«ge en daarom, uitermate zeer verhoogd, en heeft hem een naanot

gegeven boven allen naam, maar altoos als Z(? < ? « des menschm, want de Goddelijke natuur is, omdat ze volkomen is, voor alle verhooging onvatbaar.

Het aanbiddelijk wonder van den Olijfberg is en blijft daarom niet, dat de 'Zone Gods in het hemelsche wordt opgeheven, maar dat de Zoon des menschen, de Middelaar, van deze aarde overgaat in de hemelsche sferen; daar nu is; uit die hemelsche sferen ons den Heiligen Geest uitstortte; Koninklijk op zijn troon heerscht; voor ons de strijden Gods tegen de macht det duisternis voert; en dat hij eenmaal uit die hemelsche sfeer naar deze aarde zal terugkeeren, om haar te oordeelen, en na het jongste oordeel, het Jerusalem uit den hemel hier te doen nederdalen, opdat het op een vernieuwde aarde en onder een vernieuwd uitspansel ook hier eens zijn moge: God alles en in allen.

Die hemelvaart is en blijft voor ons een ondoorgrondelijk wonder. Een wonder, dat ons in geloof tot aanbidding uitdrijft, maar dat geen onzer naar den maatstaf der aaidsche dingen of uit de ons ten dienste staande kennis verklaren kan.

Wij stellen ons den hemel voor als een wereld vol glansen ea heerlijkheid, die hoog boven het firmament ligt. Maar wie zich daarom nu voorstelt, dat Jezus van den Olijfberg steeds hooger gestegen is, al den onmetelijken afstand door, die onze aa^de van den hemel scheidt, verwikkelt zich in eindelooze verwarring. Die afstand is toch zoo onnaspeurbaar groot, dat de snelschietende licht vonk duizenden van jiren behoeft, om ons oog te bereiken. Ook zou naar onzen maatstaf alle menschelijk leven ondenkbaar zijn, zoodra men boven den dampkring uitkomt. En zoo kan niets van onze kennis van het stoffelijke, van de mentchelijke natuur en van de gesteldheid van het firmament, ons de wijze van Jezus' opvaren toeüchten. Naar onze kennis en onze voorstellirg is ze zelfs volstrekt ondenkbaar. Wentelt niet de aarde zich om haar as, en is niet de eene maal boven, wat straks beneden ons is?

Het is dan ook geheel natuurlijk, dat een verdorde geett, voor wien niets anders bestaat dan wat hij ontleden en zich voorstellen kan, kortweg Jezuo' hemelvaart loochent. Noch de kennis van ons menschelijk lichaam, noch de kennis van den dampkring, noch de sterrekunde kan hier licht geven, en liet komt hier, even als bij heel Jezus verschijning, er eigenlijk op aan, of ge er u helder en klaar van bewust zijt, dat ons kennen en voorstellen stukwerk is, en dat er buiten he'geen wij kennen en ons voorstellen kunnen, nog een heel andere wereld van hoogere geestelijke orde bestaat, waar onze wetenschap niet bij kan, waar onze wetenschap niets hoe genaamd van af weet, en waarmee we toch gemeenschap hebben door de aandoeningen en gewaarwordingen, die we, in het verborgenste van ons zieleleven, van de krachten van die hooger wereld ontvangen.

Is dit zoo ook bij u, dan gelooft ge, en indien niet, dan kunt ge niet gelooven. Dan zijt ge als een visch die niets ontwaart van de glorie van het cederwoud, omdat voor den visch de waterwereld al zijn wereld is. Maar hebt ge met die onzienlijke, geestelijke, h; melsche wereld rechtstreeks levens gemeenschap, dan weet ge ook, dat de wetten van deze aardsche natuur, van den dampkring en van het firmament, in die hemelsche wereld geheel wegwallenj dat in die hoogere wereld geheel andere krachten werken en geheel andere wetten heerschen, en dat ge nooit iets kunt afleiden uit deze wereld, om over die hemelsche wereld te oordeelen, en dus nooit zeggen kuot, het kan in die hoogere wereld niet, omdat het in déze wergld niet zou kunnen.

Van afstanden weet ge dus niets. Zeer wel mogelijk zelfs, dat de onzienlijke wereld door onze zienlijke wereld heen ligt getrokken. Ge weet ook niets van wat een hemehch lichaam is, want de apostel zegt uitdrukkelijk, dat er aardsche en dat er hemelsche lichamen zijn. En evenmin weet ge er iets van, hoe de overgang uit deze wereld in die hemelsche wereld tot stand komt, noch ook van de wijze waarop de overgang gen-aakt wordt uit een aardsch in een hemelsch lichaam. Alleen dit weet ge, dat ge elk recht mist, om uit wat ge hier op aarde waarneemt, tot het hemelsche te besluiten. En dies ook, dat ge niet 't minste recht hebt, om te zeggen dat iets in dit hemelsche niet waar kan zijn, omdat het niet waar zou kunnen zijn in dit aardsche leven.

De lichtwolk die Jezus in zijn opvaren onderschepte, was een uitstraling uit die hemelsche wereld, en alzoo was onmiddellijk nadat Jezus werd opgenomen, alles voor en aan hem vcrhemelscht, en kan alzoo niet naar onzen maatstaf, maar moet naar den ons onbekenden maatstaf van het hemelsche beoordeeld worden.

Even was er nog een voorstelling. De'jongeren zagen voor hun oogen, dat Jezus opgenomen wierd. Maar toen was op eenmaal alles weg. Jezus verdween in de lichtwolk. En de jongeren staarden opwaarts, niet omdat ze Jezus nog zagen, maar ze gluurden naar de plek, waar ez hem op eenmaal uit het oog verlorer.

Bij de verschijningen op den weg naar Damascus en op Pathmos is Jezus dan ook gezien, niet gelijk de jongeren hem hier gekend hadden, maar in hemelsche gestalte, in een glans die hun zinlijk oog verbijsterde.

Het was v oor Jezus het terugkeeren naar de sfeer waar hij te voren was. Een overgaan zonder sterven uit deze in de hemelsche wereld. Reeds van Henoch wordt ons zulk een overgang ge meld, en van Elia, en aan de geloovigen die de wederkomst des Heeren beleyen zullen, zal iets dergelijks overkomen. Ze zullen, zegt de apostel, plotseling en op eenmaal uit hun aardsche gestalte in hun hemelsche gestalte overgaan en „veranderd" worden.

Lazarus, en het dochterken van Jaïrus, ea de jongeling van Naïn zijn wel uit den dood hergeven, maar om straks weder te sterven. Maar Jezus kon niet meer sterven. Hij moest zonder dood uit dit aardsche aanzijn in het hemelsche aanzijn overgaan Die overgang nu greep bij Jezus plaats op buitengewoon schitterende wijze, door het zich ontsluiten van de hemelsche wereld in de lichtwolk, om hem te ontvangen. Zooals 't op Patmos heet, dat er een deur aan den hemel geopend werd, zoo werd hier voor Jezus de deur geopend van het paleis der hemelsche wereld om hem binnen te laten. Niet op onmetelijken afstand, maar vlak bij, eenvoudig omdat elk denken aan een afstand tusschen die hemelsche wereld en onze aarde, niets anders is dan het ongeoorloofd overbrengen van verhoudingen die hier gelden, op het leven der hemelsche wereld.

Hoofdzaak voor ons is en blijft dan ook, dat de Zone Gods nederdaalde, maar dat de Zoon des menschen ten hemel opvoer, en dat alzoo met Jezus hemelvaart onze menschelijke natuur, in Jezus, ten hemel is ingedragen. Niet in ons aardsch lichaam, dat kon niet, maar in het hemelsch lichaam; maar zoo dat het Xxf^ dezelfde menschelijke natuur blijft, die het uit deze aarde geformeerde lichaam omzet in een lichaam, geformeerd uit de heerlijkheid van de hemelsche wereld. En alzoo met dit alles beheerschend verschil, dat als wij sterven, wel onze geest den hemel binnengaat, maar dat wij wachten moeten op den dag der opstanding, eer we met ons verheerlijkt lichaam bekleed worden, terwijl Jezus reeds bij en onder zijn opvaren ten hemel de aardsche natuur van zijn lichaam in de hemelsche natuur van datzelfde lich& am omzette. Hij is als Godmensch aan de rechterhand Gods gezeten, in de volle schittering van zijn verheerlijkte menschelijke natuur.

Hij, niet onze gezaligden die in den dood van ons gingen. Hij als ons Hoofd. Als het lichaam van alle hocger menschelijk leven. En daarom van den troon der majesteit alle menschelijk leven beheerschend, onbewust voor wie niet gelooven, met klare bewustheid voor wie door •wedergeboorte in Christus is ingelijfd, en door zijn geloof hiervan de zalige kennis ontving.

Eén Geest, de Heilige Geest, die in hem als ons Hoofd en in ons als zijn leden, de bezielende en alle leven onderhoudende geest is in het mystieke lichaam van den Christus.

Toch niet alleen de geestelijke gemeenschap, maar een gemeenschap die tot grondslag heeft de eenheid van onze menschelijke natuur, in den vernederden staat waarin wij die dragen, en van diezelfde menschelijke natuur in haar verheerlijkten staat, gelijk die schittert in den Zoon des menschen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 mei 1907

De Heraut | 4 Pagina's

„Opbaren baat hij teboren was”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 mei 1907

De Heraut | 4 Pagina's