GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE KLEINKIND EREN.

I.

EEN HUISGEZIN.

In het noorden van Frankrijk aan het Kanaal, vlak tegenover Engeland, ligt een gewest, dat Noimandië beet.

Het is een mooi land, welks bevolking zich in meer dan één opzicht van de andere Fian schen onderscheidt. Trouwens, de NormaHÖiëts stammen ook ten deele af van het volk der Noormannen, naar welke het gewest heet. Deze kregen er bszit van, nu een duizend jaar gele den, en regeerden er langen tijd over. Zelfs werden de hertogen van Nortnandië later koningen van Engeland,

In Normandië dan, en wtl in het dorpje Grenville, leefde omstreeks het jaar 1750 een gezin, waarvan het hoofd, de vader, Benoit heette. Hij had een vrouw en twee kinderen, meisjes, Maria en Elizabeth genaamd, die in leeftijd nog geen jaar met elkaar verschilden.

Benoit was een landbouwer, die bij ijverig werken, het noodige voor zijn gejin kon verdienen, ja nog wat overhouden, dat dan weer te pas kwam, als de tijden minder gunstig waren. Hij verkocht de vruchten van zijn veld en boomgaard, en hield ook eenige koeien, wier melk altijd gereede koopers vond. Dit kwam vooral doordat Benoit en zijn vrouw, steeds zorgden, dat stal en schuur er rein en knap uitzagen, zoodat zelfs de bewoners van het kasteel vaak bij hen kwamen om melk te drinken. Om hun netheid en zorgvuldigheid waren de Benoits alom bekend.

Maar ook nog om iets anders, en als ge gevraagd hadt wat dat was, zou men u in Granville geantwoord hebben: „'t Zijn Gereformeerden; ze gaan nooit naar de mis."

Nu, dat was ook zoo.

De Benoits waren afstammelingen uit een oud Protestantsch geslacht. Hun voorouders, althans die van den vader, waren lieden geweest van hoogen stand. Doch de vervolging door het pausdom tegen de Gereformeerden begonnen, en gesteund door goddelooze vorsten, had de Benoits van bijna alles beroofd, en hen uit het midden des lands naar Normandië gedreven, waar zij een schuilplaats vonden in streken die weinig bewoond waren. Dat was toen een eeuw geleden. De vluchtelingen hadden den lacdbouw ter hand genomen. Zoo was dan ook onze Benoit bij dat werk groot gebracht.

De verstrooide Protestanten hadden elkaar zooveel mogelijk opgezocht, en hielden ook, wanneer er maar gelegenheid was, meestal des nachts, in woeste plaatsen of in stallen en schuren, hun samenkomsten, waarin werd gepredikt, kinderen gedoopt enz. Dat alles moest echter zeer in 't geheim geschieden, , want v^as er iets van bekend, dan kwamen de koninklijke dragonders, en joegen de vergaderden uiteen, namen den leeraar en anderen gevangen, en menigeen werd dan wegens zijn „ketterij" ver oordeeld tot de galeien of wel tot den dood. Ook werden de Protestanten op alle vtijs ge plaagd en getergd, terwijl de Jezuïeten den koning voorhielden, dat hij, door zoo de ketterij te vervolgen, zich recht aangenaam maakte in de oogen des Heerenl

Ontzettend veel is door de Gereformeerde „kerken der woestijn" geleden. Toch gelukte het Rome niet, de waarheid uit te roeien. Toen Lodewijk XIV, de groote vervolger van Gods volk, gestorven was, hield de vervolging wat op. De Protestanten haalden wat ruimer adem, kregen weer moed, en begonnen te hopen op beter dagen. De nieuwe koning, Lodewijk XV, een man even goddeloos als en nog ontuchtiger dan zijn voorganger, bemoeide zich minder met geloofszaken, 't Was in dien tijd, dat Benoit was geboren, opgevoed en al jong in 't huwelijk getreden.

De rust der vervolgden werd echter onver wacht weer gestoord. De Roomsche geestelijkheid kon niet dulden, dat de gehate Gereformeerden wat meer vrijheid genoten, en zegt een geschiedschrijver; „men haalde Lodewijk XV over, het werk voort te zetter, begonnen door ïijn voorzaat, en zijn koniriktijk te zuiveren van ketterij. Weer begon het wegvoeren van kinde ren; de predikanten werden vervolgd, de ver gaderingen in de woestijn werden uiteengejaagd door de troepen. Allen die gegrepen werden nam men gevangen, en de leeraars werden verjaagd of ter dood gebracht."

Zoo was dan het kwaad weder ten volle over de gemeente des Heeren in Frankrijk besloten. Tot nog toe, dat is het jaar 1751 echter, had men er te Grenville nog niets van bespeurd. Trouwen.? er woonden misschien drie of vier Protestanten, gelijk eenige weinigen in den omtrek. Daarbij waren de Benoits bij allen geacht en bij velen bemind, als vrome, dienstvaardige en eerlijke lieden. Ze mochten dan ketters zijn, menigeen moest erkennen, dat die ketters hem een voorbeeld gaven. Zelfs de pastoor van het dorp, een oud, goedhartig man, hield van het gezin, liep er vaak eens aan, en betoonde zich jegens hen even vriendelijk, ah jegens zijne Roomsche dorpsgenooten.

Op een avond kwam Benoit later dan ge woonlijk van het veld tehuis, toen de kinderen reeds te bed waren. Zijn gezicht stond zoo ernstig, dat zijn vrouw hern met bezorgdheid vroeg, of hem iets scheelde.

„Mij niet. Marie, " was het antwoord, „maar ik ben bezorgd over ons allen. Er schijnen kwade tijden op handen."

„Hoe dan? '

„Wel, zoo ik hoor, hebben de geestelijken den koning er op gewezen, dat de ketters zoo als wij veel meer vrijheid genieten dan geoorloofd is. 't Moet weer woiden, zeggen de pausgezinden, als onder Lodewijk XIV. En de koning heeft zich, naar 't schijnt, laten overtuigen. Althans in sommige streken is de vervolging al weer begonnen, en worden de kinderen aan hun ouders ontroofd en in kloosters gestopt, en de ouders gestraft. Ea ik vrees dat het hier ook zoo gaan zal."

„Maar, " zei de vrouw, „we wonen hier ver weg, en buiten Grenville weet niemand dat hier nog Pfoïestanten zijn. Daarbij de pastoor is onze vijand niet; hij zal ons niet verklappen.'

„Zeker niet; om u ds vfaarheid te zeggen, geloof ik, dat hij het juist is, die mij heeft laten waarschuwen door André, den tuinman. Ik weel wel, als 't van den pastoor hier afhing, zou er geen schepsel vervolgd worden om zijn geloof Maar düt baat ons weinig. De Roomsche kerk leert nu eenmaal, dat men de menschen mag en moet dwingen, en mijn vaderen hebben ervaren j wat dat zeggen wil, Ik vrees, dat wij het ook zullen ondervinden."

De vrouw zuchtte diep en zei:

„Wat drijft die menschen toch om zoo te handelen? We zijn geen oproermakers of ge vaarlijke menschen. We willen den Hef re God dienen naar Zijn Woord. Dat is toch geen kwaad."

„Neen, lieve vrouw, maar er staat geschreven; Allen die godzaliglijk willen leven zullen vet volgd worden. Zulk leven nu is een leven naar de Schrift. En de Roomsche keik stelt bovec die Schrift allerlei leeringen van menschen, Leefde ze als wij naar het Woord, ze zou ons zeker met rust laten. Nu is er altijd haat en vijandschap tegen ons."

„Ea zouden de dragonders ook hier komen, en onze kindertjes"

„Laten we op den Heere vertrouwen, lieve vrouw? Hij leeft en regeert. En verder moeten we zien wat onze hand te doen vindt. Binnen kort hoor ik wel meer."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 augustus 1907

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 augustus 1907

De Heraut | 2 Pagina's