GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE KLEINKINDEREN

VERGEEFS,

VII.

„Ik kan u de kinderen niet geven, " sprak de moeder, „ze zijn hier niet, "

„A, ha, " riep de officier, „zingt ge dat liedje? We kennen dat en weten wel raad."

Hij liep naar de deur en wenkte een paar zijner mannen nader te komen.

„Gij gaat hier binnen, " sprak hij, „en zorgt dat die vrouw de kamer niet verlaat, en er ook niemand bij haar komt."

De soldaten zett'en zich aan de tafel, terwijl de vrouw angstig in een hoek ging zitten.

Middelerwijl was de aanvoerder naar buiten gegaan, om zijn mannen de noodige bevelen gegeven. Zes van hen moesten te paard rondom de hoeve de wacht houden, en toezien dat er niemand in-of uitging. Met de overige trad de officier het huis binnen, en ging in de schuur. Zij namen Bertrand mee, die scherp ondervraagd werd, of hij ook iets van de kinderen wist en waar zij verborgen waren. Maar noch Bertrand noch zijn vrouw noch een der andere onderhoorigen, kon iets anders verklaren, dan dat de twee meisjes gisteren nog op de

hoeve waren, maar dat ze hen dien morgen nog niet hadden gezien.

Nu werd de kapitein gramstorig. Hij begon uit ti5 varen, zei dat mea hem misleidde, en deed allerlei bedreigingen, als hij niet de waar heid te weten kwam. 't Hielp niet, ri allsn eerlijk verklaarden dat zij geen opheldering konden geven, en eindelijk sprak de officier barsch:

„Weet wel, dat het u slecht kan bekomen, de ketters Ie helpen. Voorloopig zijt gij allen mijn gevangenen en blijft hier onder bewaking van mijn manschappen. Alleen gij — hier wendde hij zich tot Bertrand — gaat met mij mee en wijst mij den weg in dit huis. We zullen weten waar de kinderen zitten."

Drie soldaten bleven in de schuur, de vierde ging met den kapitein mee, die zich door Bertrand eerst in de stallen liet brengen; daar werd alles doorzocht, geen hoekje bleef onbe spied. Doch vergeefs.

„Daa hier naast I" risp de officier.

Naast de stallen lagen twee vertrekken, waarvan het eene de beste meubelen be pratte, en min of meer als ptonkkamer dienst deed. Hier werd alles overhoop gehaald, kasten op zij gemkt, een gesloten deur ingetrapt, en allerlei versierselen kwamen op dea vloer tertcht en .vielen stuk. Doch hoe mea ook beaedea zocht, de gezochten werden niet gevonden.

Meer en meer verbolgen, liet de kapitein zich naar de zolders brengen.

„Daar hebt gij ze verstopt, " sprak hij tot Bertrand, „ma'ir we zullen ze wel vinden. £n 't zal u opbreken, schelm!"

„Ik ben geen schelm, " antwoordde Bertrand. „Ik hïb do kinderen sinds gisteren niet gezien. En datzelfde kunnen allen die hier werken ook getuigen."

De zol.iers lagen vol met allerlei voorraad: stroo, koren, vruchten en hout. 't Was eenheel werk, dat alles te doorboeken. Toch bleef er weinig op zijn plaats, 't Meeste werd dooreen gesmeten, er na een half uur boden de zolders, waar Bertrand alles zoo ordelijk bewaarde, een too neel van verwarring als bad er een stormwind gewoed. B!ijkba*r hadden de officier en zijn helper er h st in de dingen te bederven. Koste lijke vruc'.ten werden vertrapt, 't koren door een luikgat gesmeten, bundels hout losgesneden en zoo meer. Doch spijt dat alles, was ook nu alle zosken ijdel.

Toornig ea de hoeve met al die er op waren verwenschind, ging de officier weer caar beneden, zei £aa hen die in de schuur waren, dat zij h; ea konden gaan, maar de boerderij niet moca'ien verlaten, en ging toen met al zijn vier mannen óc ronde doen. In den tuin, in alle bergplaatsen, en hokken werd gezocht, maar na een uur k-vam mea onverrichter zake tetug ter plaai«; e, w.iar men was begonnen.

„We blijven vooreerst nog hier, mannen!" sprak de overste tot zijn soldaten. „Zorgt dat ge te elïn en te drinken krijgt, en gaat straks uw kameraden aflossen, die buiten de wacht heb ben. Intusschen kunt ge hier uitrusten waar gij wilt, en e/enioo de anderen straks. Ik zal nu zien wat er verder te doen valt. We moeten dat ketteische volk zijn koppigheid wat verleeren."

D.J ruwe soldaten begrepen, dat ze naar be lieven koaden handelen. Zij geboden Bertrand hun wijn en brood te brengen, en gelastten hem te zorgen voor een goed en lekker middagmaal. Toen gingen zij de kamer binnen, en legden er zich op den grond of op het b-; d neer, sloegen eeo spiegel stuk en bedreven allerlei balddadigheid. Zelfs ontzageen zij zich niet sommige ding'ïn weg te kapen, die ze konden bergen, en haalden alles overhoop.

Middelerwijl had zich de officier weer begeven naar de kamer waar zich de huisvrouw bevond, bewaakt door de twee soldaten, die zich spijs en drank hadden laten brengen, en in ruwe taal schertsten of de arme vrouw bespott'en.

„Vrouw Benoit, " sprak de overste barsch. „Ik vraag u nog eens, mij de meisjes over te geven. Waar zijn ze ? Ik heb geen lust langer te zoeken. Spreek op!"

„Ik weet niet waar de kinderea zijn, " sprak de moeder; „ik kan ze u niet overgeven." „Zeg maar, dat ge ciet wilt. Ze waren immers gisteravond nog hier!"

„Ji wel, maar van nacht zijn hier mannen gekomen, en hebben ze weggehaald."

„Van nacht! Zeker afgesproken werk. En waar hebban ze de kinderen heen gebracht? "

„Dat weet ik niet. Ze wilden het niet zeggen." „Praatjes! Gij wilt het niet zeggen, " riep de offloier, terwijl hij de vrouw ruw bij den arm greep en heen en weer schudde, tot zij een gil gaf van acgst en pijn.

Maar de hardvochtige man lette daar niet op. Hij dreigde, raasde en tierde als een woesteling, en verbood de vrouw iels te eten ofte drinken te geven, zoo lang zij niet gezegd had waar de mei^jes waren. Op bevel van hun overste, bonden de ruwe soldaten haar stevig op een stoel vast, zoodat zij hand noch voet kon verroeren, sloegen en kwelden haar op alle wip, tot haar de tranen uit de oogen en het bload over 't gezicht liep. Doch zij deed haar best alles stil te verdragen, en verhief het hart tot God, Hem biddende om kracht en bijstand in het bitter lijden, dat om Zijns naams wil over haar kwam.

HOOGENBIRK,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 september 1907

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 september 1907

De Heraut | 4 Pagina's