GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

AAN VRAGERS.

Is het goed deel te nemen aan sport en zulke vermaken, of moet men daar liever niet aan mee doen?

W.

Dat een jonge lezer zoo iets vraagt, is geen wonder, nu we van sport enz., meer hooren dan ooit, tot m de couranten toe.

„Sport" is een Engelsch woord, om aan te duiden allerlei vermaak ter ontspanning in de

open lucht, b.v. rijden, varen, visschen, balspelen. Vooral in Engeland doet men daar veel aan, en uit dat land is dan ook de groote liefhebberij voor sport tot ons en andere volken overgekomen. Velerlei sport werd hier vroeger ook al geoefend, doch 't heette dan zoo niet, en was minder algemeen.

Nu ligt ei natuurlijk op zich zelf geen kwaad in, met een bal te spelen, visschen te vangen, te wielrijden enz. Veeleer kan dit ook als ontspanning nuttig zijn, wijl de beweging of het zijn in de vrije lucht het lichaam gezond en sterk maakt, en ook den geest helder kan maken. Bleef dus de sport eenvoudig ontspanning, dan zou er weinig reden zijn, om een vraag als boven te doen.

Toch is er die reden nu wel.

Want een op zich zelf niet kwade zaak, kan dat toch worden, als men overdrijft. Spijs is een goede gave Gods, toch wordt, wie er te veel van gebruikt ziek. Het werken is een zegen, maar wie te veel werkt bezwijkt; en zoo meer.

£a nu wordt zeker de sport al bijzonder overdreven. In plaats van een spel tot ontspanning, wordt het een geweldige inspanning soms, die voor lijf en leven hoogst gevaarlijk kan zijn.

't Is dan niet meer de vraag: Hoe heb ik 't meeste genoegen, en sterk ik mijn lichaam, maar hoe doe ik het meest mogelijke at in den kortst mogelijken tijd. Natuurlijk doet men zich zoo meer kwaad dan goed, en in plaats van verfiischt en verkwikt te worden, mat men zich af.

Daarbij komen dan nog de dwaze wedstrij den, waarbij de een het den ander poogt af te winnen, om een prijs te verdienen. Op zich «elf is er weer niets in, als men b.v. eens om 't hardst loopt, maar zoo als het nu gaat, alles in 't groot en zoo ingericht, dat menigeen het niet kan volhouden, is 't wel degelijk kwaad.

Ook mag de sport nooit in de plaats komen van nuttiger en noodiger arbeid, dien we nog te doen hebben. Wie zijn les nog niet kent, moet niet gaan fietsen, voor hij met de les klaar is. Als ik iemand een dienst kan doen, moet ik dat niet nalaten om te gaan visschen, en zoo meer.

En eindelijk is vooral in onzen tijd, de sport veelal aanleiding dat de Dag des Heeren droevig wordt ontheiligd. Allerlei wedrennen, wedloopen, spelen enz. hebben op Zondag plaats. In plaats van naar de kerk, gaan vooral jongelui dan naar de speelplaats, of uit rijden of varen. Zie, zoo verliest men meer aan zijn ziel, dan men voor 't lichaam wint.

Wie God vreest, kan dus ook wel aan sport doen en meedoen, maar alleen als hij het verkeerde mij it, en hij ook bedenkt dat „kwade saamsprekingen bederven goede zeden." Licht verdwaalt men in verkeerd gezelschap.

Hoe hebben wij te verstaan wat geschreven staat in Handelingen 32 : 17—21 overPaulus?

Wij lezen daar:

£n het gebeurde mij, als ik te Jeruzalem wedergekeerd was, en in den Tempel bad, dat ik in eene vertrekking van zinnen wasj

Ea dat ik hem zag, en hij tot mij zeide: Spoed u, e a ga in der haast uit Jeruzalem; want zij zu'.len uw getuigenis van mij niet aannemen.

En ik zeide: Heere, zij weten, dat ik in de gevangenis wierp, en in de synagogen geeselde, die in u geloofden;

En toen het bloed van Stephanus, uwen getuige, vergoten werd, dat ik daar ook bijstond, en roede een welbehagen had in zijnen dood, en de kleederen bewaarde dergenen die hem doodden.

En hij zïide tot mij: Ga henen; want ik zal u verre tot de heidenen afzenden. —

Paulus bevond zich toen hij dit verhaal deed te Jeruzalem, en hield een rede tot de Joden die hem haatten. Hij was na zijn bekeering te Damaskus gekomen, had toen drie jaar in Arable vertoefd, was daarna weder naar Damaskus gegaan, en verder naar Jeruzalem. Toen hij nu daar was, en zich in den tempel bevond, ge beurde wat staat in Handelingen 22, en ons nergens anders wordt vermeld.

Hij zag in een verrukking van zinnen den Heiland opnieuw, en kreeg bevel haastig uit de stad te gaan, wijl de Joden toch niet naar hem zouden luisteren. Christus zou hem ver tot de heidenen zenden. Hier werd dus Faulus uitdrukkelijk gezegd, dat voortaan zijn roeping was, den heidenen het Evangelie te verkondigen. Uit Handelingen 9 blijkt, dat de Joden in Jeruzalem trachtten Paulus te dooden, zoodat de broeders, de Christenen, tot welke Paulus toegang hadden gekregen, het geraden vonden, hem verreweg naar zijn geboorteplaats Tarsus in-Siiicië te zenden. -

Later vinden we Pauli|s in Antiochië, van waar hij dan als prediker tot de heidenen wordt gezonden, gelijk we lezen in Handelin gen 13 : 2:

En als zij den Heere dienden, en vastten, zeide de Heilige Geest: Zondert mij af beiden Barnabas ea Saulus, tot het werk waartoe ik ze geroepen heb.

CORRESPONDENTIE.

Een paar andere vragen moeten ter beantwoording wachten tot een volgend nummer.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 oktober 1907

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 oktober 1907

De Heraut | 4 Pagina's