GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Hervorming erkent,

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Hervorming erkent,

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 19 Juni 1908.

De Hervorming erkent, dat de debatten op de jongste vergadering der moderns theologen gehouden, op een kentering wijzen bij het jong opkomend geslacht. „Er is, zegt ze, nog al een en ander beweerd, dat wij niet gewoon v/aren in onze kringen te vernemen". Dat er een klove bestaat tusschen de oud-modernen en de jong-modernen, kan ze niet verbioeme». Het feit was ook al te duidelijk, en er was waarlijk geeri bijzondere „scherpzinnigheid" voor noodig, om het te ontdekken.

Maar al geeft ze voetstoots toe, dat we recht hadden ons op het referaat van Dr. de Graaf te beroepen, minder juist acht ze, dat we het woord van Dr. Ris Lambers met instemming aanhaalden, dat „de historische critiek te veel gestaan heeft onder 't vooroordeel, dat wonderen onmogelijk zijn". Ze verwijst ons, naar wat Ds. Reitsraa, mee ee^ii der jongere garde, over de hemelvaart van den Heere Jezus schreef, die hij op spiritistische wijze trachtte te verklaren als een materialiseering van een afgestorven geest, en doet ons dan deze vraag:

Vindt de Heraut zulk armzalig geknutsel aan wat de „gemeente" als haar geloof in Christus' Hemelvaart belijdt, inderdaad een bewijs van vooruitgang ? Of geeft zij misschien de voorkeur aan het „ongeloof' der oud modernen, die verklaren van een lichamelijke Hemelvaart van Christus niet te willen weten, zooals bijv. het evangelie van Johannes er niet van weten wil, maar het verhaal, zooah het daar staat, waardeeren als de min of meer fantastische doch dichterlijke, zinnebeeldige vertolking van het geloof in de zegepraal' en de heerschappij van den Christus?

Op deze vraag geven we gaarne een rond antwoord.

Modern ongeloof en spirïtistisch bijgeloof zijn voor ons beide even verwerpelijk. Voorkeur aan een van deze beide kunnen we moeilijk geven. En we vinden het „armzalig geknutsel" van een spiritistischen dominé, die de gemeente op Hemelvaart met zulk een spiritistische verklaring bezig houdt, al even jammerlijk ais de „wetenschappelijke preek" van een modernen dominé, die de Hemelvaart zelf voor een product der fantasie verklaart, om dan toch de gemeente te vergasten op een symbolische verklaring van Hemelvaart als de zegepraal van Christus.

Dat het spiritisme onder de jongere modernen al meer ingang schijnt te vinden, beschouwen we dan ook allerminst als een vooruitgang, al mag de vraag gesteld, of het modernisme zelf, door zijn koud en doodsch rationalisme, dat al het supranatureele loochent, zelf niet tot dezen terugeer naar het heidensch bijgeloof aanleiding eeft gegeven. De Hervorming moge dit chter met haar jongere geestverwanten uitvechten.

En wat nu ten slotte ons beroep op Dr. is Lambers aangaat, zoo insinueert de trvorming wel, dat ook deze predikant b t w spiritist is en daarom deze uitspraak deed, maar bewijs daarvoor leverde ze niet. Uit zijn woorden valtditalthansniet af te'leiden. Want de verklaring, die Ds. Reit& ma van Hemelvaart gaf, diende juist, om het wöw^jfe^ te ontkennen. De materialiseering van een afgestorven geest is volgens een spiritist geen wonder, maar een natuurlijk te verklaren verschijnsel. En Dr. Ris Lambers klaagde de critiek juist aan, omdat ze het wonder voor onmogelijk verklaarde.

Intusschen doet dit alles tot de zaak zelf weinig af of toe. De vraag is niet, op welke gronden Dr. Ris Lambers wonderen voor mogelijk houdt. Maar wel, of Dr. Ris Lambers, die zelf in het modernisme is groot gebrac'at, niet terecht de opmerking maakt, dat de historische critiek te veel onder het vooroordeel stond/ dat wonderen onmogelijk waren.

Onzerzijds was dat bezwaar steeds tegen de critiek ingebracht. Ge zegt op louter historisch-critische gronden de echtheid der wonderverhalen te moeten betwijfelen. Maar feitelijk laat uw critiek zich leiden door uw overtuiging, dat een wonder onmogelijk is. Ge heet „voraussetzungslos" te werk te gaan, en ge gaat van een dogmatische onderstelling uit, die historisch nooit te bewijzen is, maar aan uw philosophie is ontleend.

De juistheid van die aanklacht werd door de uitspraak van Dr. Ris Lambers bevestigd.

Daarom beriepen we ons op zijn woord.

En dat woord had te meer beteekenis voor ons, omdat Dr. Ris Lambers als modern theoloog op een moderne theologenvergadering sprak.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 juni 1908

De Heraut | 4 Pagina's

De Hervorming erkent,

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 juni 1908

De Heraut | 4 Pagina's