GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE KOJSTINGEIf VAN PERZIË.

II.

In ons land, waar^Jde gesteldheid van lucht n weer in elk jaargetij overal dezelfde is, zou et wel geen verschil maken, of men den winer in het noorden of in het zuiden v; iin ons ijk in Europa doorbracht. Maar in da wereldijken van dien ouden tijd was dit geheel nders, zelfs al reisde men niet ver, wijl het root verschil maakt, of men in de bergen, op e vlakte of nabij een groote rivier is. Daarom as het een groot genot voor de koningen, zoo elkens van woonplaats te verwisselen, en zij aakten daarvan trouw gebruik.

Het gevolg van den vorst op deze tochten as zoo talrijk, dat het wel een groot leger eleek. Dit had eiken dag zooveel noodig, dat en bij de reis nooit door arme landstreken rok, die weinig opleverden. Anders toch zou aar hongersnood zijn ontstaan. Alle grooten en achtigen in het Oosten, lieten zich trouwens aarne door een talrijk en gewapend gevolg eleiden, maar bij de koningen werd dit, als ezegd, tot een geheel leger. Wij lezen dan ook n I Kon. 10:3 van de koningin van Scheba:

„En zij kwam te Jeruzalem, met een zeer waar heir, met kemelen, dragende specerijen, n zeer veel gouds, en koste'ijk gesteente; en ij kwam tot Salomo, en sprak tot hem al wat n haar hart was”.

Tegenwoordig doen de Aziatische vorsten nog venzoo.

Ook uit de inrichting der paleizen en lusthoven "kan men nog de oude leefwijs der Perzen duidelijk bespeuren. De verblijven der koningen waren doorgaans omgeven met zeer groote parken, paradijsen genoemd, welk woord wij in den Bijbel terugvinden. Deze paradijsen waren ontzaglijk groot en omvatt'en soms geheele landschappen. Zi] boden ruimte genoeg om er legers in te monsteren en om er groote jachten in te houden. Een groot aantal wilde dieren van allerlei soort hield men in deze lusthoven. Zulke paradijsen vondt men bij de drie hoofdsteden die wij boven noemden. Maar men trof ze ook aan in vele andere landen van Azië, waar de koningen nu en dan hun verblijf hadden. Ds stadhouders des konings, die over een landschap regeerden, bezaten ook zulke parken. Hierop wordt gedoeld in Neh. 2:8:

„Ook eenen brief aan Asaph, den bewaarder van den lusthof, denwelken den koning heeft, dat hij mij hout geve om te zolderen de poorten van het paleis, dat aan het Huis is, en tot den stadsmuur, en tot het huis, waar ik intrekken zal. En de koning gaf ze mij, naar de goede hand Gods over mij”.

Zoo als sommige lezers wel zullen weten, spreken we soms van de Parte of de verhevene Porte, om den zetel van den Tuikschen sultan te Konslantinopel aan te duiden. Dit woord Porte beduidt deur of poort, en alzoo werd ook reeds het verblijf der oude Perzische koningen aangeduid. Ook zij leefden, gelijk alle Aziatische heerschers in het binnenst van hun paleizen, en zorgden er wel voor dat niemand gemakkelijk toegang kreeg. De menigte der hofbedienden moesten zich, al naar hun rang en stand was, ophouden in de buitenhoven of voorhoven, of voor de poort, daar was alle ruimte. Zoo begrijpen wij wat gezegd wordt in Esther 1:5:

„Toen nu die dagen vervuld waren, maakte de koning eenen maaltijd al den volke, dat gevonden werd op den burcht Susan, van den grootste tot den kleinste, zeven dagen lang, in het voorhof van den hof van het koninklijke paleis.”

En ook wat wij lezen in hoofdstuk 3 en 5 van de „poort des konings, ”

(Wordt vervolgd.)

TWEEËRLEI, SCHOON EEN.

Voor eenige jaren ging een beroemd schilder naar het Oosten om daar eenige schilderijen te vervaardigen van hetgeen hij zag.

Op zijn reizen kwam hij ook in Egypte, bleef daar geruimen tijd, en maakte een schilderij, die de groote breede rivier den Nijl voorstelde, die van het zuiden tot het noordendoor het land vloeit.

Eenigen tijd daarna kwam hij bij een man, die vele jaren reeds in Egypte vlak bij de oevers van den Nijl woonde, en toonde hem het vervaardigde schilderstuk.

De vriend bekeek het zeer oplettend en zei toen:

„Neem mij niet kwalijk, maar als ik eerlijk wil wezen, kan ik het werk van u niet bijzonder prijzen, ”

„Waarom niet? " vroeg de ander.

„Wel, het is niet getrouw naar het leven. Op uw schilderij doet de Nijl zich voor als blauw en helder. Nu heb ik, dat weet gij, lange jaren bij de rivier gewoond, en kon haar alle dagen beschouwen. Maar nooit heb ik dat water anders gezien dan bruin en modderig. De wezenlijke Nijl lijkt heusch niet goed op die van uw schilderij.”

„Ik wil niet met u twisten, " antwoordde de kunstenaar, „en kan u alleen verzekeren, dat ik den Nijl heb geschilderd volkomen zoo als ih hem heb gezien."

„Hoe is dat mogelijk? ”

„Dat wil ik u gaarne duidelijk maken, als ge morgen eens met mij mee wilt gaan."

Den volgenden dag geleidde de schilder zijn Vriend naar een plek op eenigen afstand van diens woning en wat hooger gelegen dan het omringende land. Men kon van daar zeer duidelijk den Nijl zien, zoo als hij door het land vloeit.

Zie, " sprak de kunstenaar, „op deze plek zat ik, terwijl ik den stroom op het doek trachtte weer te geven. Oordeel zelf."

De man sloeg de blikken naar de rivier, en zie, van hier gezien, scheen het bruine water helder, fonkelend en blauw, de schitterende kleur weerkaatsend van Egypte's altijd helderen hemel. Hij stond verbaasd.

„Ik moet mij ontschuldigen over mijn afkeuring gisteren, " sprak hij glimlachend. „Bij den oever mag de Nijl zoo schijnen, als ik zei, van deze plek is hij geheel zoo als uw schilderij doet zien."

Ze keerden weder terug naar de boorden van den Nijl, die maar steeds voortvloeide en dezelfde was gebleven. En de kunstenaar sprak:

„We hebben nu gezien hoe verschillend het oordeel kan zijn over dezelfde zaak. 't Is goed daaruit wat te leeren. Een ding lijkt heel anders, al naar men het beziet, 't Komt er maar op aan waar men staat."

Dat nu was juist opgemerkt. Een dag van regen is niet prettig als men uit wil gaan, maar kan van groot nut voor het land wezen.

Zoo zien ook de kinderen der wereld en de kinderen des lichts, die in den Heere Jezus gelooven, wel dezelfde dingen op aarde, maar beschouwen ze toch geheel verschillend. Als de een zegt: Daar is niet dan donkerheid, verwarring en ellende, zegt de ander: Toch zie ik licht. Want het gaat alles naar den raad en de wijsheid van God, mijn Hemelschen Vader, die alle dingen doet medewerken ten goede, dengenen die Hem liefhebben,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 oktober 1908

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 oktober 1908

De Heraut | 4 Pagina's