GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

UIT KWAAD TOT GOED.

II.

GEKNIPT.

Inmiddels was het vreemde schip zoo nabij gekomen, dat men duidelijk de vlag die het geheschen had kon onderscheiden. Het was de Engekche.

Dat was voor de onzen geen verblijdende ontdekking. Wel was het Britsche vaartuig geen oorlogsschip, maar ieder aan boord van den Hollander begreep best, hoe het andere vaartuig een van die tot den oorlog toegeruste koopvaardijschepen was, die toen voor een vijand de zee onveilig maakten. Zou men tegen hem zijn opgewassen?

Die vraag deed zichzelf ook de kapitein van het Nederlandsche schip, die, bij de groote mast staande, de bewegingen van den Engelschman nauwlettend volgde.

Mooi stond de kans voor hem niet, dat was duidelijk. Het vreemde schip voerde niet alleen meer zeil dan het zijne, maar ook kon de schipper door zijn kijker duidelijk minstens zes kanonnen ontdekken, wier metalen monden Baar zijn vaartuig waren gericht. Daarbij voerde het andere schip meer zeil dan hij en liep, wijl het blijkbaar weinig lading had, sneller voor den wind dan het Nederlandsche. En de kapitein berekende wat hij met zijn twee kleine kanonnen nog kon uitvoeren, te meer wijl hoogstwaarschijnlijk de vijand heel Wat meer manschappen bad dan hij.

Het duurde niet lang of Jan Velders hoorde het bevel geven, dat alle man zich zou wapenen. Geweren, pistolen en messen werden uitgedeeld en ook de kanonnen in gereedheid gebracht, met het noodige schiettuig. Intusschen werden alle zeilen bijgezel om zoo mogelijk nog te ontkomen, wat honderdmaal beter was dan de zeer onzekere kans van een gevecht. Doch aan boord van het Engelsche schip was men niet van plan den begeerlijken buit te laten ontsnappen.

Juist stond Jan nauwlettend het groote pistool te bekijken dat men hem gegeven had, een wapen waar hij zelf wat bang voor was, toen een kanonschot over de golven en inzijnooren dreunde, 't Was een eerste waarschuwing van den Engelschman aan zijn vijand om bij te draaien.

De Nederlander deed echter als had hij 't niet begrepen en spoedde zich voort, door den vluggeren zeiler achtervolgd. Weldra volgde een tweede, klinkende waarschuwing. Toen ook dit niet baatte kwam een derde, van meer kracht. Maar ditmaal was behalve kruit ook een kogel gebruikt, die rakelings langs den mast floot en dwars door 't want ging.

't Was nu onmogelijk de vlucht langer met eenige hoop op welslagen voort te zetten. Het Engelsche schip, was zoo nabij, dat men duidelijk daarop de mannen aan de kanonnen kon zien. Ook bespeurde de Nederlandsche kapitein — en zijn volk zag het ook — dat het vijandelijk schip minstens tweemaal zooveel goed geoefende mannen telde als het zijne.

Wat te doen? Hij had weinig tijd over tot beraad. Want reeds werd van het Engelsche schip een sloep uitgezonden, waarin een officier en een matroos plaats namen, die regelrecht op het Hollandsche schip aanroeiden. Zij kwamen als onderhandelaars, of liever om de overgaaf te eischen van den Oostinjevaarder. Bswilligde de gezagvoerder hierin dan zou wel schip en en lading voor goeden prijs worden verklaard, maar hem en zijn vo k zou men meenemen naar Engeland en daar vrij laten. Weigerde hij echter, dan zou de Engelschman hem aantasten, en, zoo voegde de Britsche officier er bij, „de uitslag is niet onzeker. Kies wat ge wilt, maar ik raad u het eerste. Ge kunt het egen ons niet houden."

Wat zou de schipper doen ? Dat de Engelsche officier gelijk had was kwalijk te loochenen. Men kon wel den strijd beginnen, maar met de zekerheid om het te verliezen, 't Zou nutteloos opofferen van menschenlevens zijn, veel ellende veroorzaken en ten slotte niets baten. Daarbij kwam echter nog iets. Het scheepsvolk, dat voor een deel uit buitenlanders bestond, zag ook zeer goed hoe de zaken stonden, en betoonde bitter weinig lust tot een strijd waarbij roem noch voordeel was te behalen, maar slagen des se meer. „'t Is doUemanswerk tegen zoo'n vijand te vechten"! riep de een. „A, l de klappen zijn voor ons!" sprak een ander. „Zoo straks gaan we naar den kelder", zoo liet een ander zich hooren.

Na kort beraad met de andere gezagvoerenden, was het besluit genomen. Met zoo weinig wapenen en met weinig volk, dat nu al den moed verloren gaf, viel niet te strijden tegen een vijand die alle voordeel had. Men beproefde nog betere voorwaarden te bedingen, maar de Engelschman bleef bij zijn eisch en een half uur later was de Prinsevlag neergehaald, de rijkgeladen Oostinjevaarder van meester en bezitters veranderd en zette hij koers naar Eogeland, terwijl de Britten zich — en met reden — verheugden over den rijken buit, die zoo zonder slag of stoot was bemachtigd.

Dat Jan Velders recht begreep wat er gebeurde is wel te betwijfelen, 't Neerhalen van de vlag echter maakte hem veel duidelijk. Ea de bootsman deed het overige door hem te zeggen: „De kans is voor ons verkeken, j angen. Wc gaan vooreerst naar Londep en met naar

Amsterdam, Dat is een leelijke streep door de rekenicg van de reederij, maar voor ons ook." glk heb geen mecsch die op mij wacht", zei Jan, vrij onverschillig, „maar toch ging ik liever naar mijn land."

„En ik", sprak de ander. „We hadden 't er tot nu toe zoo mooi afgebracht. Maar misschien hadden ze ons in het Kanaal toch te pakken gekregen. Hadden we schip en lading thuis gebracht, we zouden zsker aog wel eea vsr eering hebben gekregen behalve ons geld. Wie weet hoe lang het nu duurt eer we een duit zien".

De kapitein en een deel der bemanning van het HollandEche schip werden op het andere overgebracht en door Eogelschen vervangen. De reis werd voortgezet noordwaarts en zonder verdere ontmoetingen kwamen ds beide schepen te Londen aan.

Da eerste dagen waren voor Jm Velders en zijn makkers uitermate vervelend. Zij mochten namelijk het schip niet verlaten, dat door ge wapende Engelsche matrozen werd bewaakt. Daarbij hadden ze weinig of niets te doen, eo hadden alien tijd om druk te redeaeeren over hun lot en hun toekomst. Wel was, gelijk we weten, bepaald dat het scheepsvolk vrij zou zijn naar Nederland terug te keeren, doch de groote vraag was of daarop wel kans bestond, zoo lang de oorlog duurde. Men liep dan telkens opnieuw gevaar.

Doch waren de Nederlanders terneergeslagen en tamelijk moedeloos, de Etsgelschen waren blij met hun soo gemakkelijk verkregen voordeel. Nu, het was ook nog al iets, zoo'a groote, rijk geladen koopvaarder, die een ontzaglijke v/aarde bevatte, dach hoeveel was op geen duizenden na zelfs te zeggen, wijl dit ten deale afhing daarvan, of men de lading voordeelig wist te verkoopen. Ii elk geval was een belangrijke buit behaald, al bieek eerst later recht hoe ontïaggelijk groot die was.

BRIEFWISSELING.

F. S. te W. Uw schrijven is naar het juiste adres verzonden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 maart 1910

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 maart 1910

De Heraut | 4 Pagina's