GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kindenen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kindenen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

UIT KWAAD TOT GOED.

IX.

DUIDELIJK.

De laatste woorden van den „nieuwsvertelder" waren voor zijn hoorders wellicht duidelijker dan ze het thans voor den lezer zijn. Zeggen we dus even, dat de toenmalige Stadhouder, Prins Willem V, een man niet van doortastend karakter, veelal zijn verblijf in Gelderland op het Loo hield. Hij had daar minder den haat en de vijandschap te vreezen, die vaak in Holland hem werd betoond, waar de regentenpartij, niet bet eigenlijk volk, hem bitter vijandig was. Zoo stond het ook in de provincie Utrecht.

„Willemijntje", Wilhelmina was de zuster van Koning Willem Frederik II van Pruisen, neef en opvolger van Frederik den Groote. Wat vastberadenheid in het doorzetten van een plan betreft, overtrof zij ver haar man, die meer neigde tot toegeven. Zij was „bij 't hek" zooals de lui dat noemden, en bij de heeren zeer gebaat. Hare reis uit Gelderland naar Den Haag, een blijk van moed en doortastendheid, gaf aanleiding tot het bekende voorval aan de Goejan-Verwellesluis, waar de Pi^triotten haar het voortgaan belett'en. Voor de beleediging zijn zuster aldus aangedaan, vroeg de koning van Pruisen voldoening. Toen hem die werd geweigerd zond hij een leger, voor üetwelk in een paar dagen de krijgsmacht der Patriotten uiteenstoof, zoodat weldra de Pruisen in de poorten van Amsterdam stonden, 't Prinselijk gezag werd toen — doch maar voor korten tijd — hersteld.

De drogist bleef nog even aan het woord. Toen staken allen nog eens een „versche pijp" op, werd er nog eens ingeschonken en kregen de leden van de club — 't liep intusscben vol — den heer te hooren, die Van Kampen tot een bezoek had genoodigd.

Deze heer wees er de vrienden op, hoe het noodig was pal te staan voor de vrijheid die door „wanbestuurders" en aterlingen" werd „bedreigd", „Vrije Nederlanders", zoo sprak hy, hebben geen meester noodig. Ze zijn een gemeenebest, waarin het volk zichzelf regeert, door vroede en ervaren mannen, die bet bewind voeren, gelijk men hier te Amsterdam, in Den Haag en te Utrecht ziet. Een prins is vroeger noodig geweest misschien, maar nu is hij overbodig en tot een dwingeland geworden, die de rechten des volks schendt en daarin steun vindt bij een deel des volks, dat nog geen verlichte denkbeelden beeft. We zijn vrij en besturen ons zelf. Dat moet alom worden uitgesproken in de raadzaal en in de werkplaats, voor de toonbank en aan de schaatbank. Ik wijs op het doorluchtig voorbeeld van die jonge predikanten, die leden zijn geworden van excerchie-genootschappen en anderen aanvuren. Dat behoort ook bij den waren godsdienst, die den mensch verheft en hem als een redelijk wezen zijn plichten doet kennen, jegens het Opperwezen en jegens zich zei ven en den Staat. Onze leeraars moeten ons voorgaan in de deugd, de liefde tot het Vaderland en tot de vrijheid.

Dat is beter dan het geroep van „Oranje boven"! door het gemeen, waartoe ds voorgangers soms opwekken. Volgt hen niet, brave burgers 1 Zoo gij kerkt, doet het bij leeraars, die u de ware broederschap onderwijzen, de gelijkheid aller menschen, die God, deugd en onsterfelijkheid prediken, maar te verlicht zijn om nog smaak te vinden in het oude, evenmin als in de vergoding van den prins, zooals vroeger en ook, helaas, nu nog wel".

Hier werd de spreker een oogenblik verhinderd voort te gaan door de luide kreten van goedkeuring, die in de zaal opgingen. Hij wachtte even en ging toen voort:

„Ja, wij moeten elkander helpen, als vrienden van ware beschaving en vooruitgang. Dat kunnen we, als we bijv. alleen hen begunstigen, die voor de vrijheid zijn. Koopt enkel bij goede Patriotten; weest niet gediend van de vrienden der dwingelandij!"

Een kruier en een bakker, die in het gezelschap waren, knikten bij die woorden elkaar veelbeteekenend toe. Zij wisten maar al te goed, hoe mijnheer aan zijn vroègeren bakker en zijn vorigen kruier de klandisie had ontnomen, wijl het Oranjemannen waren. Voortaan moesten Patriotten, zooals zij tweeën, mijnheer bedienen, en dat was niet te versmaden.

Van Kampen echter, die gansch niet voldaan was, over hetgeen hij hier te zien en nog minder over wat hij te hooren kreeg, trok bij de woorden van mijnheer een bedenkelijk gezicht en blies zware rookwolken uit de lange pijp, die bem heel gul was aangeboden. Na dezen redenaar kwamen nog weer andere aan het woord, doch wat zij zeiden was altijd nagenoeg hetzelfde. Alle brave lieden moesten zich vereenigen in den strijd voor de vrijheid en tegen de macht der dwinglandij.

Na al dit fraaie kwamen de speelkaarten voor den dag — 't liep al tegen, tien uur — men stak nog eens op, dronk nog eens, en toen begon het spelen in groepjes.

Van Kampen stond op, al bleven ook de meesten nog. Hij had een afkeer van het kaartspel, had het nooit willen leeren.

„Doe je niet mee? " vroeg mijnheer. „Niet graag" zei de smid, „en 't wordt al laat. Ik ga."

„Nu" zei mijnheer, „we hopen je spoedig weer te zien, je bent hier, dat weet je wel, onder vrienden, die malkaar helpen en steunen. Je komt zeker wel terug."

Van Kampen zei ja noch neen daarop, en - ging heen, in zijn hart vast besloten nooit meer in de club te komen. Hij had reeds den eersten keer genoeg gezien en gehoord om te begrijpen, dat men in dit gezelschap door „brave menschen" verstond vijanden van Oranje, en die tevens vijanden waren van de waarheid, die naar de godzaligheid is; menschen verdorven in het verstand, die wel druk redeneerden over deugd en braafheid, maar wier hart ver was van God en uitging naar de wereld, die liever kaarten dan kerkten, en nieenden door eigen braafheid en burgerdeugd zeker het hoogste geluk te zullen deelachtig worden, hier en hiernamaals.

£n de smid, al was hij een eenvoudig man, gevoelde toch wel, hoe deze menschen hun eigen eer en niet Gods eer zochten, en dat hij bij hen niet behoorde.

» * Toen van Kampen thuis kwam, verhaalde hij aan zijn vrouw zijn wedervaren, en voegde er bij:

„Ik denk niet daar weer heen te gaan. Ik voel me er niet thuis, al waren ze ook vriendelijk."

Daarbij bleef het.

Veertien dagen later kreeg onze smid op een avond bezoek van denzelfden hoogen heer, die hem eerst zoo vriendelijk tot de club had uitgenoodigd. Ook dit bezoek was weer zoo iets ongewoons, dat de smid dadelijk begreep hoe er een bedoeling achter zat. Dit werd hem nog duidelijker toen de ander zei:

„Wij hebben je in lang niet in de ciub gezien, baas. Je komt toch nog eens terug? "

„Dat duif ik niet beloven" zei van Kampen.

„Beviel het je dan niet? "

„Om u de waarheid te zeggen neen. Ik voelde mij daar niet op mijn gemak. Ik ben het niet gewoon 's avonds laat uit te blijven, (.n nog minder kaart te spelen. 0.> k hinderde mij wat er gezegd werd over den ptins en de prinses van Oratje. Hun geslacht heeft ons land zoo veel goeds gedaan; dat heb ik al op school geleerd."

De bezoeker keek niet vriendelijk.

„Je gelooft dus nog aan die oude dwaas heden? " sprak hij wrevelig. „Nu dan heb ik je ook niets meer te vragen."

Én smid oogde hem hoofdschuddend en met een zucht na. Hij begreep best, dat deze afloop der zaak hem geen goed zou doen, maar hij sterkte zich in den Heere God en dacht aan de woorden uit Psalm i vs. i.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 mei 1910

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kindenen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 mei 1910

De Heraut | 4 Pagina's