GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

QELOOF EX MOED.

IX.

OP DE HOFSTEE.

Hij liet zijn paard stil voortgaan. Het geblaf was nu dichtbij hoorbaar, en weldra onderscheidde Gilpin zelf, dat de verdere weg versperd was door een schutting of muur, en hij zich voor een poort bevond, die echter gesloten was. Toen hij met zijn rijzweep aanklopte, lieten verschillende honden hun geblaf hooren, en weldra vernam hij ook voetstappen.

Onverwacht werd een luik in de deur geopend, en kon Gilpin drie mannen onderscheiden, bij het schijnsel van de lantaarn die een hunner droeg. Deze laatste vroeg wat hij begeerde.

„Ik ben verdwaald", antwoordde de predikant, „en zoek nu reeds een paar uur vergeefs in .de sneeuw den weg. Mijn paard is doodmoe, en ik eveneens; kunt gij mij niet een poos bij u laten uitrusten? "

De mannen schenen de zaak niet recht te vertrouwen. Daar was eenigszins reden voor; want in deze afgelegen streek ontving men meermalen vooral bij avond, zeer ongewenscht bezoek van landloopers en zwervers, die nachtverblijf vroegen met het doel om te stelen, Gilpin wist dit, en dus hinderde het hem ook volstrekt niet, toen de lantaarn aan een stok naar buiten werd gestoken, zoodat het volle licht op zijn gezicht viel. Daarop spraken de mannen nog een oogenblik met elkander, en toen hoorde de reiziger zeggen: „Doe open".

Onder vernieuwd en geweldig geblaf der honden, betraden man en paard het erf van een soort hofstede, die om goede redenen geheel met een muur scheen te zijn afgesloten. Gilpin vroeg eerst naar een plaatsje voor zijn paard, en terwijl dit werd weggebracht, noodigde een der mannen, die blijkbaar de voornaamste was, hem uit mee naar binnen te gaan.

Weldra bevond hij zich in een groot, laag en tamelijk hol vertrek, waar een lange tafel, eenige houten banken en een groote, vrij ruw getimmerde kast nagenoeg de eenige meubelen uitmaakten. Hij werd ontvangen door de huisvrouw, die eerst den laten, onverwachten bezoeker wel wat vreemd aanzag, maar plotseling veranderde toen zij hem scheen te herkennen en uitriep:

„Zijt u niet de domine, die al een paar jaar het volk hier komt opzoeken? "

„Ja, ja, dat kwam mij ook zoo voor", zei haar man „en daarom hebben wij maar open gedaan. Anders komt hier zoo in den donkeren avond geen volk meer binnen, " vervolgde hij tot Gilpin, „maar gij zijt immers dé deken van Durham? "

„Zeker" was het antwoord, „en gij zijt toch boer Holmes? "

„Die woont wel een balt uur verder" sprak de boer, „Ik zou u niet raden hem nu te gaan opzoeken, want wie hier onbekend is, vindt het in den donker toch niet."

„Dat heb ik maar al te goed gemerkt", sprak Gilpin, „maar kan ik dan dezen nacht hier blijven? "

„Zeker" sprak de boer, „'t is hier alles wel heel eenvoudig, maar wij hebben het niet beter. In dit weer kunt ge toch niet verder."

De bezoekers bad inmiddels plaats genomen op een bank dicht bij een ontzaglijk groot haardvuur, waar nog eenige blokken werden opgeworpen. Het vertrek werd verder verlicht door een paar sterk walmende olielampen. Hoe weinig geriefelijk het er ook uitzag, Gilpin kende het land genoeg om te begrijpen, dat hij hier nog bij een der meest welgestelden was gekomen. De menschen leefden hier nog op de wijze hunner voorvaderen, en gaven weinig geld

uit voor gemak of weelde. Hij kon zich niet herinoeren ooit in dit buis te zijn geweest. De lieden moesten hem zeker gezien hebben in de umenkomsteo, die hij gewoon was met het volk te houden.

„Moet u bij Holmes wezen ? « vroeg de huismain, terwijl hij bij den leeraar plaats nam, en den verkleumde een steenen beker met warm bier aanbood.

„Ja", zei Gilpin, „ik hoop al de menschen uit de buurt in zijn schuur te ontvangen, net als verleden jaar. En dan spreken we ook weer af voor de kerk. Gij komt toch ook met uw vrouw ? "

„'k Hoop van ja, als bet niet te laat wordt en het weer dient. De weg is heel slecht, en bij

avond rijd ik hem liefst niet". Allengs werd het vertrek door meer personen gevuld. £en vijftal knechts verschenen, die nieuwsgierig naar den onverwachten bezoeker keken, terwijl zij zich aan tafel zett'en. Weldra verscheen ook de boerin weer, met de meid. Saam droegen zij een ontzaglijk grooten houten schotel, waar de damp uit opsteeg. Toen alles gereed was, nam men plaats bij de tafel; de leeraar vroeg om een zegen, en de maaltijd begon. Borden waren er niet, dus tastte elk met zijn lepel in den schotel toe.

't Was lang geen koningsmaal, en we begrijpen bet als de geschiedschrijver opmerkt, dat „Gilpin het alleen door overmaat van honger kon gebruiken". De schotel was namelijk gevuld met dikke, vettige brij, grauw van kleur en daarbij, wellicht door den haast terwille vao den gast, blijkbaar niet recht gaar. Ia de brij dreven groote stukken zwart brood. Zeker verschilde zulk een maal heel wat van een bij den bisschop van Durham. Maar „honger maakt rauwe boonen zoet", zegt zeker gedicht. Ënals dat waar is, km bij ook grauwe brij smakelijk maken. Toch was Gilpin blij, toen hij de brij voor de liefhebbers kon laten en een paar eieren nuttigen, die de goede lieden — 't was iets zeer bijcondets! — hem vereerden.

Toen de maaltijd afgeloopen was, nam Gilpin den Bijbel, dien hij altijd bij zich droeg, las et uit voor, en sprak ten slotte over het vertrouwen op den Heere, die een Helper is in benauwdheden.

Daaraan knoopte hij vast het verhaal, va» wat hem zoo pas was wedervaren, hoe God zijn gebed had verhoord, en door het rijdier hem op den goeden weg geleid had. Allen luisterden met groote aandacht, en hoe moe de meesten ook waren, allen bleef de slaap uit de oogen. Wijselijk echter sprak de gast niet lang, waatna hij bet dankgebed deed en men uiteen ging. De boer trok naar boven om wat stroo te halen, dat den gast tot bed zou dienen. Deze laatste bleef acbter met de huisvrouw, die de kamer weer in orde bracht.

BRIEFWISSELING.

P. V. d. H. te O. Gaarne, maar een weinig geduld. Er wacht nog meer. J. M. V. d. B. Gelijk reeds zoo vaak is gezegd, wordt, als men zijn naam niet noemt, de vraag terzij gelegd. Ook adres ontbreekt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 november 1911

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 november 1911

De Heraut | 4 Pagina's