GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET GOEDE DEEL.

II.

PLANNEN.

Den avond van dien dag kon men op de groote steenen brug over den Donau twee ruiters zien, die door velen, welke hun tegen kwamen, eerbiedig werden gegroet.

Deze twee waren heer Koenraad von Rothenfels en zijn neef Otto. De zware mantels die zij over hun kleeding droegen, bewezen, dat zij een verren tocht gingen maken. Het doel van de reis lag dan ook even over de grens van de Boven Palts, thans het noordelijk gedeelte van Beieren. Toen echter vormde deze Palts met de Beneden-Palts aan de Rijn een Keurvorstendom, waarover destijds de jonge Frederik V regeerde.

Een poos lieten de ruiters hun paarden draven. Toen zij echter den stillen landweg bereikt hadden, die door een heuvelige streek naar de grens leidde, vertraagden zij hun gang.

„Wij komen toch nog wel bij tijds", zei heer Koenraad. „Daarenboven al begrijp ik dat ge^ naar huis verlangt, ik ken den weg, al moesten we ook in het duister rijden".

„O een half uur vroeger of later doet er minder toe oom" antwoordde Otto, „Ge blijft toch zeker een paar dagen bij ons? "

„Natuuriijk, als mijn gezelschap u tenminste nog langer aangenaam is. Gij hebt het nu eenige jaren genoten. Oom en tante zullen u althans missen".

„En ik u niet minder" sprak Otto met een blik die bewees hoe oprecht hij het meende",

„Welnu, als ge nog van plan mocht veranderen, dan komt ge na de vakantie nog eens voor een maand of wat bij mij en spreken we verder. Ik zou zoo gaarne u tot een gestudeerd man zien opgroeien, misschien kondt ge dan later als raadsheer mijn opvolger worden en onzen naam ophouden". ^~^

Otto kende dit lievelingsplan van zijn oom reeds lang. Doch hij antwoordde vriendelijk:

„Het zal niet gaan, oom. Ik heb goede dagen gehad op het gymnasium en bij u. Maar gij weet dat vader het béter vindt dat ik zal leven gelijk hij ook gedaan'heeft, en ik zelf gevoel daar ook reel lust toe".

„Maar de studie op het gymnasium beviel u toch wel",

„Zeker oom, maar toch heb ik van middag van harte meegezongen „Valete Studia", hoewel het eigenlijke studeeren eerst na het gymnasium komt. Al zou ik er de bekwaamheid toe hebben, k voel toch meer lust om aan het hof te omen. Nu graaf Bavitz alles bij den keurvorst n orde heeft gebracht, wacht mij daar n Heidelberg een nog aangenamer leven aan et hof dan wanneer ik er de hoogeschool bezocht".

Heer Koenraad antwoordde niet dadelijk. Hij ende al de gevaren van het hofleven voor onge menschen in die dagen, en wist ook hoe e keurvorst die nOg pas twee-en twintig jaar elde, lang niet vrij was van wuftheid en luchtartigheid. Liefst had de raadsheer die zich enmerkte door vroomheid en ernst zijn veel elovenden neef in een andere leerschool gezien an die aan het hof te Heidelberg. Maar hij epaalde zich tot de opmerking:

„Dan krijgt ge een meester, die in ouderdom iet veel van u verschilt".

„Dat is zoo oom, maar zooals ik hoor moet et leren aan het hof heel aangenaam zijn. at zeggen ook de vrienden van vader, die te eidelberg geweest zijn in de drie jaren dat nze keurvorst nu zelf regeert. Hij moet een eer vriendelijk en vrooiijk mensch zijn, en zijn rouw houdt de eer van het hof op, zooals de ochter van een koning van Engeland betaamt".

„Er konden binnenkorl nog wel grooter en gewichtiger dingen te doen zijn dan vrooiijk en vorstelijk te leven" antwoordde de heer Koenraad veelbeteekenend. Doch zijn neef begreep hem niet. Hij was nog te jong en te blijhartig om veel oog te hebben voor en zich veel te bekommeren over de donkere wolken, die zich meer en meer boven Duitschland saampakten. Toch wilde het gesprek niet recht meer vlotten. Zwijgend reden oom en neef nu eenigen tijd voort. De duisternis begon te vallen en hoe bekend de oudste der twee ook in die streek mocht zijn, toch was oplettendheid noodig wijl telkens verschillende wegen elkander kruisten.

Zoo werd er dan weinig gesprokea, totdat na een paar uur heer Koenraad tot zijn reismakker zei:

„Nu zijn we zoo ver niet meer van huis. Dat roode licht daar ginds wijst ons waar wij wezen moeten".

Zij gingen nu langs den kortsten weg op hun doel af. Weldra stonden zij voor een laag gebouw, dat een torentje had aan welks spits het roode licht prijkte. Het gebouw was een soort van jachthuis, waar de eigenaar in het voorjaar gewoonlijk met zijn gezin een poos vertoefde, om te zien hoe het stond met de bosschen en velden, die bij daar vlak aan de grens had liggen. Zijn eigenlijke woonplaats was Rothenfels, het kasteel zijner voorvaderen aan den oorsprong van de rivier de Waldnaab, dicht bij het Bohemerwoud, 't Was in het tijdelijk verblijf, dat Otto zijn ouders zou weerzien, die daar spoediger te bereiken waren dan anders, en met een verblijd hart zijn komst te gemoet zagen.

Heer Hugo von Rothenfels, Otto's vader, was de oudste zoon destijds uit een geslacht, dat tot de rijkste en aanzienlijkste in de Palts behoorde. Geheel verschillend van zijn broeder Koenraad, die al vroeg aan de studie was gegaan, had Hugo het leven verkozen van een edelman, die aan het hof vertoeft zijn goederen beheert^ en als 't noodig is zijn vorst dient. Toen de vaderlijke ertenis werd verdeeld, had Hugo, met onderling goedvinden, zijn broeder diens erfdeel van de landgoederen afgekocht, en hield zich voortaan in hoofdzaak met die bezittingen bezig. Heer Koenraad vestigde zich in Regensburg,

Uit het huwelijk van graaf Von Rothenfels met een aanzienlijke jonkvrouw was slechts één kind geboren, hun zoon Otto, Zorgvuldig, maar niet weekhartig, was de knaap door zijn ouders opgevoed. Veel had daarbij geholpen het onderwijs, dat Otto ontving van den slotprediker, magister Becker. Deze heer woonde op het kasteel, en predikte geregeld in deslot'^

kapel, voor hst gezin en de vele onderhoorigen, die dan van wijd en zijd kwamen. Zij woonden bier en daar op de landgoederen van den graaf. Uren ver in den omtrek lag geen dorp en geen keik. De slotprediker zocht ook de lieden op, hield catechisatie, en hield zich vaak ettelijke uren daags bezig met het onderwijs aan jonker Otto, in wien bij een even vluggen als dank baren leetlicg had.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 januari 1912

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 januari 1912

De Heraut | 4 Pagina's