GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

DuitssUand. De twee richtingen in de landskerken. (II, Slot.)

Om uit dezen toestand te geraken, zijn drie wegen aangewezen. In de eerste plaats door Ds. Kaftan, die voorstelt dat de landskerk, wat hare belijdenis en kerkorde aangaat, zal blijden wat zij is. Maar het moet de „modernchristelijken" mogelijk gemaakt worden op hunne manier God te dienen. Voor hen. moet bij het groote kerkhuis een nevengebouw ingericht worden, waaiin zij geheel heer en meester zijn. Elke gemeente van de landskerk heeft het recht, door middel van een besluit van den „Kirchenvorstand" uit de Landskerk over te gaan tot het moderne nevengebouw. Wanneer in eene gemeente slechts enkelen modern zijn, dan kunnen zij, wanneer zich in naburige gemeenten geestverwanten bevinden, zich bij dezen aansluiten en dan moet hun een eigen predikant toegestaan worden. De modernen mogen mede gebruik maken van de oude bedehuizen. Zij kunnen zich ook in de Synoden der landskerk laten vertegenwoordigen, in welke vergaderingen zij echter alleen stem hebben wanneer er over gemeenschappelijke finantieele angelegenheden gehandeld wordt. Aan de besturen der landskerk zijn zij alleen in exiernis (wat uitwendige dingen aangaat) onderworpen. Deze welgemeende en goedoverlegde voorslag s juist door hen die hij wil tegemoet komen, afgewezen. Immers de modernen verklaarden, at zij niet maar in de landskerk wilden geduld worden; neen, zij maken er aanspraak op, een breede plaats als hun recht in te nemen.

Anders is het plan van pastor Förster. Hij wil de landskerk geheel verbouwen. De kerk oet in afzonderlijke gemeenten gesplitst worden, elke plaatselijke gemeente kan uiteengaan in emeenten van gelijkgezinden, die ieder haar igen predikant en haar eigen godsdienstefeningen hebben. Maar de gemeenten zoeken erband met gelijkgezinde gemeenten in het and, zoodat bijv. in Pruissen - want voor ruissen zijn Försters voorstellen bedoeld - llen die op den bodem der Luthersche beijdenis staan, in één groot verband opgenomen orden. Zij vormen een eigen synode, beslissen ver de leer, de liturgie, de kerkorde enz., met en woord: alle inwendige aangelegenheden egelen zij zelf. Zoo is het ook bij de Gereforeerden, zoo ook bij de modernen, die de een i andere leergrens willen vasthouden; evenzoo e geheel vrijzinnigen die van geen leergrenzen eer weten willen. Zoo wordt dan de Evangeische kerk in verschillende grospen en synoden erdeeld; maar het geheel blijft de Evangelische erk. Voor de regeling van de financieele en ndere uitwendige aangelegenheden van deze vangelische ketk zorgt een gemeenschappelijk irectorium. De staat heeft een algemeen opichtsrecht, maar over de inwendige aangeegenheden der kerk heeft hij niets hoegenaamd e zeggen. Daarmede is volgens Förster de andskerk als volkskerk gered, de strijd der ichtingen heeft een einde, want elke groep eeft zijn eigen huis waarin zij vrij verkeeren kan.

Dit plan zou ons eenerzijds toelachen, want an waren de Gereformeerden van de Unie et de Lutherschen bevrijd, maar anderzijds omt het ons verwerpelijk voor, dat belijders es Heeren met hen die met de Christelijke eligie geheel gebroken hebben, te zamen ene Evangelische landskerk zouden vormen. iermede kunnen de rechtzinnigen niet instemen: ook meent meQ dat de kerkbesturea liefdegaven f —12 per regel. daarvoor niet te vinden zullen zijn, terwijl ook d& opperste bisschop der Kerk, de Koning van Pruisen, het niet zal goedkeuten. Ook is het opmerkelijk, dat het voorstel van Förster met zoo weinig belangstelling is ontvangen. Behalve eenige besprekingen in Christelijke bladen en op predikanten-conferentiën werd er weinig acht op geslagen. Er is dus oorzaak om er aan te d twijfelen, of de kerk der toekomst het beeld vertoonen zal dat Förster daarvan schetste.

Een derde geneesmiddel wordt door vrienden der belijdenis voorgeslagen. En dit bestaat hierin, dat alle moderne predikanten door de Kerkbesturen uit hunne ambten verwijderd worden; of wanneer dit niet kan, dan behooren alle geloovigen de landskerk te verlaten.

Of het een of ander geschieden zal? Het aantal moderne predikanten is zoo groot, en er zijn zoovele predikers die in een of ander stuk van de belijdenis der kerk afwijken. Er zijn er zoovelen dat velen vreezen, dat door zulk een amputatie het lichaam van de Kerk des Heeren zal doodbloeden. Doch wij meenen dat alleen wanneer levende leden van de Kerk des Heeren worden afgesneden, dit gevaar ontstaat; niet wanneer doode leden geamputeerd worden. Daardoor wordt het lichaam juist behouden. Wij zouden integendeel bang zijn, dat wanneer de moderne predikanten gehandhaafd blijven, vele levende leden zich genoodzaakt zullen zien aan de landskerk een scheidsbrief te geven. En wij vragen: hebben mannen als Luther en Calvijn zich van hun optreden als reformatoren der kerk laten terughouden, toen zij zagen dat zulk een groot aantal dienaren der kerk zich aan een valsche leer vasthield en zoovelen onchristelijke leeringen nog ten deele toegedaan waren? Immers neen.

Ook bestaat de vrees, dat als men zich zelfstandig gaat organiseeren en men dus door afscheiding tot reformatie komen wil, de geldmiddelen, daarvoor benoodigd, niet aanwezig zijn zullen. In een der groote steden in DuitBchland< hebben de geloovigen de handen ineengeslagen en een predikant beroepen voor welken zij een kerk bouwden. De kosten die daaraan verbonden waren, vielen niet mede, «n juist uit die kringen hoort men de waarschuwing dat men toch geen overijlden stap doen zal. De finantieele last is al zoo drukkend, dat men met zorg de toekomst te gemoet gaat. Wanneer er geen hulp komt, zal menige zaak die ter hand genomen werd, opgegeven moeten worden. Men vindt het vooral onaangenaam, dat voor het eigen kerkelijk leven zooveel moet gegeven worden, dat voor inwendige en uitwendige zending steeds minder overblijft.

Maar dit neemt niet weg, dat alom gevoeld wordt, dat er toch iets gebeuren moet om een eind te maken aan onhoudbare toestanden. Maar wat? Daaromtrent zijn de leidende geestek^ het niet eens. Vele artikelen worden er over geschreven; de een bestrijdt wat de ander voorslaat; doch wij houden het er voor, dat de kerkelijke nood zoo zal nijpen, gelijk bijv, in Berlijn, dat de geloovige leden der kerk tenslotte den Gordiaanschen knoop zullen moeten doorbakken, al willen de meeste leiders op antinomiaansche wijze de krankheden der kerk maar laten doorzieken, totdat eindelijk de genezing intreedt.

De kerkelijke toestanden in Duitschland werden er niet beter op door het optreden van den pas benoemden General-superintendent Lahusen. Op de Kreissynode Kölln-Stadt deden de modernen het voorstel, om een formulier ter bevestiging van jonge leden op te stellen waarin de apostolische belijdenis niet voorkomt. De nieuwe Berlijnsche superintendent verklaarde zich tegen dit voorstel, omdat afschaffing van het apostolicum als opheffing van het evangelisch geloof zou beschouwd worden. Wanneer hij het hierbij gelaten had, zou geen nieuwe strijd ontbrand zijn. Maar onder levendige bijvalsbetuigingen van links gaf hij ook te kennen, dat men bij het bevestigen van een predikant nooit iemand aan den woordelijken tekst der twaalf artikelen binden kon. Voorts sprak hij nog: „Wanneer bij de bevestiging (ordination) verlangd werd, dat hij die bevestigd werd, elk afzonderlijk punt der l^i art. zou moeten belijden, bijv. de geboorte uit de maagd Maria, de opstanding des vleesches, hij niet meer in staat zou zijn Evangelische Theologen te ordenen". Er werd bij deze verklaring door de linkerzijde in de handen geklapt. Lahusen noemde voorts de XII artikelen eene „menschelijke" belijdenis, van welke „wij" konden wenschen, dat deze of gene uitdrukking daarin niet gevonden werd. Men was daarom niet verplicht de letter der belijdenis, maar het daarin uitgedrukte Evangelisch geloof te belijden.

Deze verklaring verwekte groote ontroering, en daardoor werd de Gensraal-Superintendent gedrongen zich nader op de Kreissynode Berlin III te verklaren. Hij sprak toen, dat het hem om de kern van het geloof te doen was: „Jezus, de eeniggeboren Zone Gods, onzen Heere en Heiland, die ons verlost heeft." Wie dit punt toestemt, moest men de hand reiken. Het is beter bruggen te slaan, dan grachten te graven. „Onze oude, eerwaarde apostolische belijdenis is geen wetboek met paragrafen. Wij belijden niet aan de letter te gelooven, maar wij belijden aan den Heere te gelooven." Van het gezegde had hij niets terug te nemen.

Dat deze verklaring dt ontruite gemoederen niet bevredigde, spreekt van zelf. Maar de verontwaardiging bereikte haar toppunt, toen be. kend werd dat de Generalsuperintendent bij de eerste ordening tot predikant die hij te voltrekken had, de XII artikelen wegliet. De kerkorde schrijit voor, dat of een der te ordenen candidaten in naam van de anderen, of degene die de ordening voltrekt, met de candidaten de

geloofsbelijdenis nitipreekt. Dit werd nu dooi Dr. Lahnsen zoo veranderd, dat|de geloofsbelijdenis uitgesproken werd in de voorafgaande godsdienstoefening en de eigenlijke handeling, waarbij de candidates tot predikanten werden geordend, zonder het uitspreken van de XII artikelen plaats had. Dat de te ordenen candidaten de voorafgaande godsdienstoefening bijwoonden, verandert niets aan het feit, dat de ordening zonder de XII artikelen plaats had.

De liberale pers jubelde; in de geloovige kringen van de kerk was men als verpletterd. £en gemeentelid schreef in de Reichsbote van 30 Juni een roerenden brief om den heer Lahusen te smeeken het woord te spreken, dat de gemeente des Heeren tot rust brengen kan.

Wat zal nu geschieden? Dr. Lahusen heeit wel verklaard dat hij in eigen sa«m sprak, maar mag men verwachten dat de Opperkerkeraad en de overige Generalsuperintecdenten hem zullen afvallen? Maar als zij bet niet doen, of zich met Lahusen homogeen verklaren, wat dan?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 augustus 1912

De Heraut | 2 Pagina's

Buitenland

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 augustus 1912

De Heraut | 2 Pagina's