GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET GOEDE DEEL.

XXIII.

NIEUWE VRIENDEN.

Toen Otto teruggekeerd was, en zijn bevinding verteld had, wilde hij opstaan en vertrekken. Doch zoowel de vrouw als de dochter des huizes wilden daarvan niet hooren.

„'t Is nu al laat geworden", sprak de eerste. „De weg tot Utrecht is nog lang, en na zulk een dag zult ge wel vermoeid zijn. Sta mij dus toe u onze gastvrijheid aan te bieden, 't Is wel het minste waarmede wij den grooten dienst kunnen loonen, dien ge ons hebt bewezen".

Nu, vermoeid was onze vriend zeker, gelijk hij nu eerst recht begon te bemerken. Ook overwoog hij, dat hij dien avond toch het voorgenomen bezoek niet meer kon afleggen, en bovendien de stadspoort wel eens gesloten kqn zijn als hij aankwam.

„Als het bepaald noodzakelijk is, dat ge gaat, is het wagentje tot uw dienst", sprak de dame. „Maar anders...."

„Ik zal dankbaar van uw vriendelijkheid gebruik maken", antwoordde de jonker, „al kan ik u, helaas, moeilijk nooden ook eens bij mij te komen".

De oude heer lag intusschen in een wat onrustigen slaap, doch scheen overigens geen kwade gevolgen van den overval te ondervinden. Beneden werd de avondmaaltijd binnen gebracht, een wat steviger dan gewoonlijk, dien de gast alle eer aandeed.

„Ge zijt zeker uit Duitschland overgekomen", merkte de dochter op, „althans telkens herinnert mij uw spraak aan mijn grootvader, die niet lang geleden hier ook nog woonde".

„Hij was dus zeker een Duitscher? "

„Ja", zei mevrouw, „mijn vader was een Duitscher, en met een van de prinsen van Oranje hierheen gekomen. Hij is officier geweest in het leger van onzen prins Maurits, en heeft zijn laatste dagen bij ons doorgebracht. Gij moet echter uit een andere streek dan hij afkomstig zijn, niet uit het Westen. Want al lijkt uw uitspraak van onze taal ook op die van mijn vader, ik hoor toch ook verschil".

„Geen wonder, mevrouw, want ik ben in het verre Oosten van Duitschland geboren, in de BovenPalts bij Bohemen. Met een Duitsch vorst ben ook ik naar de Nederlanden gegaan, en wel met koning Frederik van Bohemen, nu een anderhalf jaar geleden".

„Dat is immers een neef van Prins Maurits ? „Maar waarom noemen ze hem soms de Winterkoning? " vroeg de dochter.

„Wel, omdat hij maar één winter over Bohemen heeft geregeerd, " was het antwoord. „Maar zeker verdient hij meer beklaagd dan bespot te worden. Twee dingen zijn zijn ongeluk geweest. Ten eerste dat hij zich ten slotte liet overhalen, de kroon van Bohemen te aanvaarden, en ten andere, dat hij het gevaar niet inzag dat hem dreigde."

Koning Frederik was in den laatsten tijd bij velen hier te lande zoo vaak genoemd, dat onze Otto maar werk had om de vele vragen die hem over den koning, de koningin en hun lotgevallen gedaan werden, te beantwoorden. Daarbij was hij een Duitscher en de gastvrouw de dochter van zulk een. Dat gaf vanzelf toenadering en zoo bleef men gezellig een poos bijeen, terwijl Otto meest aan het woord was om de opmerkingen, vooral van de juffer, te beantwoorden.

Trouwens hij deed dat niet ongaarne. Had hij haar flinkheid bij het ongeval zeer goed opgemerkt, niet minder thans haar aangename, vriendelijke wijze van spreken. Daarbij maakte de jonkvrouw, met haar lieflijk geUat en schoone gestalte, diepen indruk op onzen Duitschen vriend. Aan het hof en elders had hij menige jonk vrouw gezien, maar geen die hem zoo aantrok als deze, al wist hij een halven dag geleden nog niet eens dat zij bestond.

Misschien, óf liever vrij zeker, was er nog een andere reden, die Otto in het gezelschap der Utrechtsche joffer groot behagen deed vinden. In de kringen waarin hij in de laatste tijden had verkeerd, gingen de dames, vooral de jongere, geheel op in het veelal ijdele en wufte leven aan het hof. Vroolijk en soms tamelijk loszinnig leefde men voort, en de vrouwen stonden daarin vaak bij de mannen niet achter. We hebben echter reeds gehoord, hoe Otto, na al wat hij in den laatsten tijd vernomen had, al minder lust gevoelde tot een leven louter voor vermaak en buiten God. Eigenlijk had hem dat nooit recht aangetrokken, al was hij ook nu en dan voor de verzoeking bezweken, en in het verkeerde spoor geraakt. En nu moest hij wel bespeuren, hoe zijn nieuwe bekenden, al waren ze dat nog slechts enkele uren, ook blijkbaar niet vreemd waren aan hoogere dingen dan die alleen dit leven betreffen. Dat bleek uit de wijze waarop zij over het pas gebeurde ongeval en de redding spraken. Gode werd eer en dank gebracht, die te rechter tijd hulp had gezonden.

Herinnerde het huis van binnen Otto zijn kasteel Rothenfels, de bewoners van Groenheuvel, — zoo heette het buiten waar hij zich bevond — deden hem denken aan het ouderlijk gezin en den toon, die daarin heerschte. De oude dame met haar deftige manieren en vriendelijke j wijze van spreken, herinnerde hem telkens aan zijn moeder. Maar vergeleek hij in zijn gedachten de jonge dame bij vele die hij hi den laatsten tijd had ontmoet, dan voelde hij aanstonds bet onderscheid. Clara, zooals zij door haar moeder genoemd werd, bleek niet te houden van veel» hoofsche, onbeduidende plichtplegingen en al evenmin van ijdel gesnap. Als zij iets vroeg, was het met groote bescheidenheid, maar kort en duidelijk. Zoo waren ook haar antwoorden. Toch kon zij bijv. over een reis, die zij met haar vader naar Engeland had gemaakt, recht aantrekkelijk vertellen. Uit enkele uitdrukkingen die zij deed, viel niet onduidelijk op te merken, dat zij reeds vroeg geleerd bad dit leven, hoeveel goeds het haar ook bood, niet als het hoogste te oeschouwen, maar nog wat beters kende. Otto merkte (Üt, hoe weinig zij zich er over uitliet, toch zeer goed op, en het verwonderde hem niet minder dan het hem genoegen deed.

Toen de jonker 't een en ander meedeelde over 't geen hij in de laatste jaren had bijgewoond en zelf ondervonden, had hij belangstellende hoordsters. Want wel wist men ook hier, dat daarginds oorlog was geweest, wel had men gehoord van koning Frederik en hadden velen hem te Rhenen of elders gezien, maar het rechte van de zaak wisten toch nog maar weinigen. Nieuwsbbiden bestonden er toen bijna e |nog niet, en het waa dikwijls hoogst moeilijk

-betronwbure berichten te krijgen. Mau hij die thans op Groenheuvel te gast was, kon uit b eigen aanschouwing vertellen van de schoone ^•treken in de Beneden-Palts, van het prachtige h hof te Heidelberg, van de feesten te Praag b bx het nieuwe koninkrijk, maar ook van het m treurtooneel waarin ten slotte al de pas begonnen heerlijkheid te gronde ging. Bij de Eerinneripg aan dit aUes geraakte Olto zoo in Ttrnr dat hij menigmaal over een Nederlandsch woord struikelde, doch dan hielpen zijn oplet­ f tende toehoorders hem gaarne. Vooral Clara was geheel oor, en vroeg telkens na naar dit dan naar dat, zoodat Otto tegelijk met al het d andere ongemerkt een geheel stuk van zijn eigen levensgeschiedenis en allerlei omtrent zich •elf vertelde. En toen het late uur dat de klok reeds sloeg, hem drong het gesprek af te breken, scheen het wederzijds als had men elkander leeds vóór maanden en niet nog maar pas leeren kennen. £n dat die kennismaking niemand pishaagde, zal later blijken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 september 1912

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 september 1912

De Heraut | 4 Pagina's