GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Naar aanleiding van wat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar aanleiding van wat

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

aan de „Gereformeerde kerken”

Amsterdam, 7 Maart 1913.

Naar aanleiding van wat we schreven over de ingediende voorstellen tot Grondwetsherziening zendt Dr. Kromsigt mis het volgende schreven:

Staatsbijdragen

aan de „Gereformeerde kerken".

Geachte Redactie.

Natuurlijk heb ik geen tijd om tegen alle voorstellingen van uw blad in zake kerk, school en christeiyke overheid, die ik onjuist acht, op te komen. Maar ditmaal maakt u het toch wel wat al te kras. Vergun u mij daarom eenige plaatsruimte voor enkele regels ook in het belang eener mogelijke goede samenwerking bij de cu staande stembus. Wil men deze samenwerking, die u zoowel als mij ter harte gaat, mogelijk maken en goed doen vlotten, dan is het ten minste noodig, elkander billijk te beoordeelen en wederzijds geen scheeve voorstellingen te geven. Nu heb ik, meen ik, bij alle principieele bestrijding, mijnerzijds daarvoor steeds zooveel mogelijk gezorgd om ook daardoor de eenheid der belijdende Christenen waar het kon te bevorderen. Doch hetzelfde kan ik, helaas, van u niet zeggen. Waarom is er toch niet, wat ik steeds noemde: loyale en royale erkenning va den tweeërlei weg t Als u stelselmatig oneen w negeert of als onmogelijk voorstelt en alleen den sefaratistischen weg bepleit, maakt u eene goe en getonde coalitie onmogelijk.

Nu weer ontkent u zijdelings demogelijkheid van onzen weg in wat u zegt over de „Christe lijke Staatsschool" en doet u ons onrecht in zake de kerkelijke kwestie. U zegt: „Een Christelijke Staatsschool is alleen mogelijk, wan neer er een Staatskerk is". Voelt u niet hoe betwistbaar zulk eene stelling is, die hier door n zoo algemeen wordt uitgesproken, alsof er geen wolkje aan de lucht is? U weet toch immers ook wel, dat zulk eene stelling b.v. door Groen van Frinsterer, dien wij beiden gaarne onzen leermeester noemen in politicis, nooit tayx verdedigd zijn ? Voelt u niet, welke gevaarlijke consequenties in die stelling liggen, nl. deze „Een Christelijke overheid is alleen mogelijk wanneer er een Staatskerk is”?

Doch n is ook zeer onbillijk inzake de kerkelijke kwestie. Vooreerst schrijft n: „We moeten wel mee bijdragen voor de subsidies aan de andere Kerken". Hiermede wekt u dus den indruk, alsof de Ned. Herv. kerk Üuas subsidie ontvangt, terwijl zij, zooals u vroeger terecht hebt toegegeven, lot nu toe slechts ontvangt (een zeer enkele nieuwgestichte plaats uitgezonderd) rente van genaast goed, eene verplich uitkeering dus.

En in de tweede plaats schrijft u: „De Kerk, die zelf meer dan een millioen subsidie ontvangt [hier spreekt u zelfs rechtstreeks van subsidie'] benijdt zelfs de kleinste bijdrage aan haar zuster kerken”.

In dit laatste schuilt nu de grootste onbillijk heid. Immers, ik, die het meest art. 171 nieuw heb bestreden, heb tegelijkertijd in mijne brochure Geen coalitie zonder vast cucoord, 1 bl. 39, h met alle beslistheid yoor subsidie voot de „Gsiet kerken" opgenomen, hetgeen mij meermalen in eigen kring euvel is geduid. Reeds voor 5 jaren in mijn brochure Het hooge belang der Herv kerk bij art. i7ib naar aanleiding van de r7de predikantsplaats te Rotterdam deed ik precies hetzelfde en thans herhaaldelijk in politieke redevoeringen. En mede daaraan is bet wel te danken, dat velen in onzen kring sinds dien tijd de billijkheid ervan hebben erkend. Zelfs . is thans van meer dan ééne zijde, óök van liberale zijde (het laatst in De fakkel AootUx. de Beaufort), de billijkheid ervan bepleit. Mij is zelfs niet bekend, wie openlijk ertegen hebben gesproken. En nu beloont u al deze Hervojmde pleiters voor de billijkheid op deze wijze?

Met dank voor de plaatsing, noem ik mij, hoogachtend

Uw dw. dn.,

Dr. P. J. KEOMSIGT.

Amsterdam, 3 Maart 1913.

Laat ons Dr. Kromsigt vóór alle dingen verzekeren, dat we evenzeer als h^ voor een goede saamwerking der Christel^ken partyen b^ de aanstaande stembus van harte ijveren en niet gaarne iets zouden doen, wat deze saam werking zou kunnen schaden, mits we onze principieele overtuiging maar niet behoeven prijs te geven of te verzwijgen.

Ook Dr. Kromsigt zelf doet dit laatste niet; hij ^vert met al de kracht, die in hem is, voor zijn beginselen, en denkt er daarbg niet aan ons, „de separatisten" in zijn oog, te sparen. Gaarne gelooven we, dat h^ daarbij tracht scheeve voorstellingen en onbillijke beoordeelingen van ons standpunt te vermeden; we zouden onszelf een even lofiel^ke getuigenis kunnen geven, en gelooven niet, dat Iemand die op den naam van eerlijk man prijs stelt, anders bedoelt. Maar Dr. Kromsigt is wei het meest treffend voorbeeld, hoe de geest wel gewillig maar het vleesch zwak Is; mogen we hem alleen maar herinneren aan de nog niet zoo lang geleden gehouden rede over Separatisme? Ligt zelfs in dat voortdurend gebruik van het woord separatisme niet iets wat ons krenken moet? En waar Dr. Kromsigt in zi^'n str^d tegen ons heusch geen blad voor den mond neemt, laat hij daar niet al te fijngevoelig wezen, wanneer we op zi^n streven soms ook onze critiek oefenen.

Intusschen was hiervan in het door hem bedoelde artikel metterdaad geen sprake; we hebben zelfs, toen we het schreven, aan hem en z^n partij niet gedacht. Ons doel was alleen om de voorstellen ter Grondwetsherziening, voorzoover ze met dé religieuse belangen van ons volk in verband stonden, te beoordeelen. Dat we dit deden van ons standpunt, lag in den aard der zaak. Nu is de Heraut van meet af opgekomen voor de vr^e Christelijke School, en daarom spraken we er onze blijdschap over uit, dat de Regeering bij haar voorstellen de leuze van Groen had trachten waarheid te maken: de vrije school regel, de staatsschool aanvulling. Waarom we de vrije school voor ons Christelijk onderwijs de beste vinden, hebben we daarbij kort aangegeven. Dat de Chrlstelgk-Historische richting meer voelt voor een Christel^ke Staatsschool en daarvoor ijvert, Is haar zaak. Zelfs denken we er niet aan, voorzoover de Grondwetsherziening daartoe den weg zal openen, hiertegen te protesteeren. Integendeel, we zi^n volkomen bereid b^ wi^ze van akkoord daartoe mede te werken. Maar dit wil niet zeggen, dat we daarom ons eigen standpunt pr^s geven of niet meer uiteen mogen zetten. Coalitie is geen fusie.

En wat de tweede grief van Dr. Kromsigt betreft, zoo hebben we meermalen vroeger aan onze lezers meegedeeld, dat èn door hem èn door Dr. van Eyck van Heslinga er voor gepleit was om ook aan de Gereformeerde Kerken een Staatsbtjdrage te geven. Er kon dus bij niet één onzer lezers tw^'fel over bestaan, dat we hem noch zijn medestander bedoelden, toen we m-schreven, dat de Hervormde Kerk ons deze subsidie misgunde, We hebben alleen het feit geconstateerd, dat artikel 171 onveranderd bleef, dat ook de aanvankelgk toegezegde ampliatie niet Is verschenen en dat het onrecht, onze Kerken aangedaan, dus bestendigd bleef. Dat de schuld hiervan in hoofdzaak ligt bij de Hervormde Kerk zal, meenen we, wel door niemand betwist worden. Dr. Kromsigt zelf geeft dit toe, waar hij zegt, dat zi^n voorstel in eigen kring n al bitter weinig sympathie vond. Over het eg ebruik van het woord „subsidie" en over de zoogenaamde rechtsgronden, waardoor de de Hervormde Kerk op deze staatsbtj drage recht zou hebben, zullen we het debat maar laten rusten. Er is niemand, die deze Staatsbgdrage een anderen naam dan subsidie geeft, en al mag er voor deze Staatsbijdrage eenige rechtsgrond vallen aan te voeren, het feit blijft, dat die bij drage niet uit een apart Staatsfonds betaald wordt, dat niet bestaat, maar uit de gemeene belastingen, die door Ieder worden opgebracht. Daarin schuilt het grievende onrecht. Dr. Kromsigt zelf heeft het gevoeld, toen hij er voor pleitte, ook de Gereformeerde Kerken deze Staatsb^drage : te geven, niet ais een gunst, maar als een recht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 maart 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Naar aanleiding van wat

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 maart 1913

De Heraut | 4 Pagina's