GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET GOEDE DEEL.

XLII.

SCHEIDING.

Deze laatste had te Neurenberg zijn ouden vriend Moritz Lbgelbach ontmoet, es inkorten tijd met hem alles geregeld. De koop werd gesloten, het geld uitbetaald en toen bleef aan de vromere bezitters nog ruim eea week over, die zij te midden hunner vroegere onderdanen konden doorbrengen.

Vóór hij echter vertrok, had graaf Otto nog een lang en ernstig gesprek met Lingelbach, waarm hij hem nog eens uitdrukkelijk wees op hetgeen hij hem reeds vroeger ia zija brief gezegd had.

„Gij doet mij" sprak graaf Otto „werkelijk een gewichtigen dienst, en veigeidtteker volkomen wat mijn voorvader eeni voor den uwen deed. En toch zou ik liever groote schade op mijn bezitting geleden hebben dan dat gij zoudt schade lijden aan uw ziel. Dat sal, vrees Ik, het geval zijn, nu ge prijs geeft wat u geschonken was, en van het licht terugkeert tot de duisternis.“

„Ik heb o daarop al vroeger geantwoord", zei Lingelbach kalm, „maar niet iedereen is een man zooals gij. Men maakt het mij niet moeilijk, en is tevreden als ik zoo nu ea dan eens de kerk bezoek, en de milde band too

als dat gevraagd wotdt Ik kan over die geloofsvetscbillen niet goed oordeelen en vbd het beit dat ieder maar handele zooals hij meent dat goed is. Gij hebt reeds geiien, dat ik mijn ouden jzeloofsgeDooten nog altijd een goed hart toedraap. En dat zullen, hoop ik, ook allen ervaren die op Rothenfels viohtp. Alleen moet men niet vergeten dat, wat geloofszaken betreft, ook de kerkelijke heeren en de legeeiing te Amberg een woordje kunnen gaan meespreken.“

Dat was al te waar om het tegen te spreken. Zoo verlieten dan de graaf en de gravin den onden vriend des eersten, overtuigd dat zij kwalijk een meer gewenschten kooper voor hun goederen hadden kunnen vinden, maar ook, dat hij voor hoogere dingen dan aardsch.^elang onverschillig was geworden, en verder redeneering nutteloos zou zijn. Dus namen zij afscheid, en reisden zuidwaats naar Rothenfels.

We zeiden reeds, dat de aankomst aldaar niet vroolijk kon zijn. Zelfs de kinderen gevoelden dat. Al had ook de rentmeester zijn best gedaan, om althans dat gedeelte van het kasteel, waar het gezin vertoeven zou, een gezellig aanzien te geven, toch ontbrak daaraan veel. Al het overige was hol en ledig.

De eerste dagen brachten allen door met de bezoeken van bekende en geliefde plekjes uit vroeger dagen, toen graaf Otto hier gespeeld had, en zijn vrouw later de bewoners in den omtrek had bezocht. Het plan was geweest die allen nog weder eens op of bij het kasteel vereenigd te zien, als toen het gezin eenige jaren geleden het landgoed verliet. Immers, thans was wel zeker, dat men elkaar op deze plek niet weer zon zien. Dit plan scheen echter bekend te zijn geworden ook bij hen die er buiten stonden. Althans de regeering liet weten, dat zij iets dergelijks als vroeger nu niet meer zou toelaten.

Er bleef dus niet anders over dan gedurende de enkele dagen die nog overschoten aan ieder die wilde gelegenheid te geven van het grafelijk gezin afscheid te nemen. Daarvan maakten veten, mannen en vrouwen, jongen en ouden, gebruik. En zoo daar menigmaal tranen vloeiden, ze werden in oprechtheid geschreid. Want zij die heengingen waren zeer bemind. Hun opvolger kende men niet. De toekomst was zeer onzeker, en vooral donker voor hen, die, gelijk de graaf hun geloof niet wilden verloochenen.

Alleszins begrijpelijk is dan ook, dat we vermeld vinden, hoe de meesten baden en smeekten, dat graaf O.to hen niet zou vergeten, en hun ergens een plaats bereiden waar zij rustig en trouw aan de waarheid naar Gods Woord konden leven. Diep ontroerd beloofde graaf Otto al het mogelijke te zullen doei om dien wensch te vervuUeo. Hij was dat trouwens al lacg voornemens geweest, doch had altijd gevreesd, dat de meesten zulk een verhuizing niet zouden begeeren. Thans echter wist hij, dat zijn voornemen ook het hunne was.

Ik moet hierbij opmerken, dat een dergelijk verlaten van huis en land om des geloofs wille in die tijden en later niet zeldzaam was; een bewijs, dat men voor zijn overtuiging wat over had. Ook andere bewoners van de Palts hadden dat bewezen. Nog vindt men niet ver van Kleef in een geheel Roomsche streek een dorp Pfalrdotf geheeten, waar zoo veel Protestanten wonen, dat zij er zelfs twee keiken hebben. De naam bewijst uit welke streek zij kwamen, en wat de voorouders daartoe dreef, behoeven we niet te zeggen. Wat zuidelijker, in Hessen, ligt Ftiederichsdoif, dat gesticht is door Fr'anscbe Gereformeerden, die, dertig jaar na den tijd waarin graaf Otto leefde, Frankrijk ontvlucht waren, toen, na de herroeping van het edict van Nantes, de Protestanten aldaar gruwelijk werden vervolgd. Da afstammelingen dier Frastcbe Gereformeerden hebben nog altijd hun oude taal bewaard. Meer hier over kunt ge lezen in mijn boekske: „De elf Weezen“.

Wij weten trouwens voor hoeveel duizenden Gereformeerden uit Frankrijk gevlucht de Nederlanden tot een nieuw vaderland zijn geworden, waar hun nageslacht nog woont. Toen in weer later tijden ook de Protestantsche Salzburgers in Oostenrijk gedwongen werden uit te wijken zijn ze ook voor een deel naar Nederland toegaan. Anderen vonden een schuilplaats in Pruisen. Hoe ook vele Joden, de verdrukking in Portugal ontvlucht, omstreeks het jaar 1600 hier een wijkplaats vonden is welbekend.

Het was dan ook allestins begrijpelijk, dat graaf Otto en zijn vrouw al aanstonds er over hadden gedacht, of voor hun onderdanen niet een toevluchtsoord in Nederland zou te vinden zijn. Met die gedachte vervuld namen zij hartelijk afscheid van hun ouda, trouwe vrienden op Rothenfels en klonk bij het „God zegene u" als vaarwel, cok een „Tot weerzien" niet zonder hoop. Zou dat hier niet zijn dan elders, en beschikte God het zoo, in een andere en betere wereld. Want zij die uiteengingen misten het allen wat de Schrift zegt:

„Wij hebben hier geen blijkende stad, maar wij zoeken de toekomende“.

BRIEFWISSELING.

Eenige vragen hopen we weldra te beantwoorden.

Nogmaals wordt den lezers vriendelijk verzocht bij hun vragen te melden voor welk blad ze bestemd zijn. Er ontstaat anders licht verwarring.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 april 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 april 1913

De Heraut | 4 Pagina's