GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET GOEDE DEEL.

XLV.

EEN ONVERWACHTE OPLOSSING.

Eenige dagen later brachten graaf Otto en ijn vrouw een bezoek aan heer Phi'ip, die en uitgenoodigd had zijn landgoederen eens e komen bezoeken, die op eenige uren afstand an Manheim gelegen waren.

Nadat de gasten door den landheer en zijn rouw waren verwelkomd, bezichtigden zij den aasten omtrek van het kasteel. Het verdere ou, zei de graaf van Bergheim, des middags el een beurt krijgen. De goederen waren trouwens te uitgestrekt dan dat men ze in een dag ehoorlijk kon doorwandelen.

Toen zij nu aan den maaltijd gezeten waren herinnerde graaf Otto den gastheer aan zijn belofte, om raad te zullen gsven over hetgeen de keurvorst had voorgesteld. Heer Philip têide: „Ik geloof niet dat ik u kan aanraden in den dienst van onzen vorst te treden. Want als ik het wel begrijp, zou zijn keur vorstelijke genade wenschen dat gij beiden aan het hof kwaamt, en dat kan ik u onmogelijk aanraden. Onze keurvorst toch is wel een goed regeerder, en de Palts gaat onder hem zeer vooruit, maar met zijn huiselijk leven is het minder goed gesteld. Tusschen hem en zijn vrouw bestaat geen genegenheid of hartelijkheid, en msn fluistert zelfs, dat hij een andere vrouw, die met name genoemd wordt, liefheeft boven haar, Hoe dat nu zij, het leven aan het hof is daardoor niet aangenaam, en ik twijfel er zeer aan of het u en mevrouw op den duur wel beval-

len zon. DMtbij gut het un het hof ook in meei niet christelijk toe, zood& t munen «li wQ ei one un kunnen ergeren. Gij weet trouwens lekei nog hoe weelderig en wuft het ook un sijn raders hof zijn kon".

„Maar al te goed" aintwoordde de gruf van Rothenfels. „Zelfs toen reeds het uiterste gevaar dreigde, leefde men nog in lorgeloosheid en vroolQkheid, alsof er geen wolkje aan de lucht was. Denk maai aan Praag en den Witten Berg. Dat vergeet ik nooit. Maar hoe mukt 1^ het self in zulk een omgeving, die u toch ook niet behagen zal? "

„Dat zal ik u zeggen. Met mij is het geheel iets anders. Ik behoor niet tot het hofgezin; mijn vrouw komt hoogstens een of tweemaal per jaar aan het hof. Als raadsheer dien ik onzen vorst, en word vereerd met zijn volle vertrouwen. Doch ik kom en ga op bepaalde tQden, en verblijf voor het overige op mijn landgoed wur de keurvorst mij elk oogenblik vinden kan. Gij echter hebt hiei geen bezittingen, en zoudttot de hofhouding moeten behooren. Dat nu acht ik voor u niet gewenscht."

„Wij dachten het reeds" zei graaf Otto „en ik zal uw rud volgen. Ik hoop maar, dat het den keurvorst niet misnoegd mukt, en hij toch zijn wooid zal gestand doen om mijn plannen te begunstigen."

„Twijfel daar geen oogenblik aan", was het antwoord. „Vooral Lodewijk is er werkelijk de man niet naar om zijn eens gegeven woord terug te nemen. Durbij z^n uw Faltsers eigenlek zijn onderdanen. Mur hoe denkt ge nu uw voornemens uit te voeren? "

„Dat weet ik nog niet recht. Ik hoop dat de Heere God mij een weg zal unwijzen, en heb er alles voor over om m^n vroegeren onderdanen een goede wijkpluts te bezorgen. Desnoods zoek ik die in de Nederlanden, doch liefst niet. Want hoe zeer het mij zelf daar ook bevallen mag, voor lieden die gewoon zijn aan een bergland, die op heuvelen en in bosschen hun kost wiimen, zijn de Nederlanden nu juist niet geschikt. Het zou heel lang duren eer zij voor zich zelf konden zorgen."

In den namiddag gingen de dames den slottuin bezichtigen. De beide heeren stegen te paard, en reden over heuvelen en dooi dalen ongeveer een uur ver, tot zij un een groot bosch kwamen. Dit reden zij in. Na korten tijd kwamen zij aan een groote vlakte, die heel in de verte blijkbaar weer door het bosch omgeven was, en durin een open plek vormde, gedeeltelijk met gras en werden met korenhalmen bedekt.

„Dat zou men hier niet zoeken", zei graaf Otto, „zoo'n open plek te midden van het woud is een zeldzaamheid."

„Ja, " sprak heer Philip, „doch er is een reden voor. Zoo ik gehoord heb, wilde een der voorvaderen van den lutsten bezitter, eer ik het landgoed erfde, hier in der tijd een kasteel laten bouwen-Daartoe werd een deel van het bosch gekapt, doch van het plan kwam niets. En zoo ligt nu het veld al meer dan een eeuw lang grootendeels ongebruikt."

„Dat is toch jammer, " sprak graaf Otto. Wellicht zult ge nog eens anders spreken", was 't antwoord.

De heer van Rothenfels zag zijn vriend vragend aan. Wat kon hij bedoelen? Niet lang liet de ander hem in onzekerheid.

»Wel«, vervolgde de gruf van Bergheim, „gij hebt mij met uw vertrouwen vereerd, door mij te zeggen wat ge voornemens zijt. Na heb ik durover eens goed nagedacht, en met mijn vrouw de zuk besproken, die een warm hart heeft voor alle verdrukten om des Heeren wil. Nu is bij ons de gedachte opgekomen, of ook misschien op onze goederen pluts zou zijn voor de uitgedrevenen van de Waldnaab. Hier is ruimte voor allen, want de vlakte die gi hier overziet, is veel grooter dan ze schijnt, te meer wijl ze verderop heuvelachtig is. Bovendien !s er op een andere plek dichtbij nog wel plaats te vinden.

Verbaasd zag graaf Otto zijn vriend un. Had hij goed gehoord? Zou zoo onverwacht zijn gebed verhoord, de groote vraag beantwoord ziJE? Hij zweeg een oogenblik. Toen sprak hij:

„Dat zou waarlijk een heerlijke uitkomst zijn wurde graaf. Maar ik vrees, dat ik uw edelmoedig unbod niet zal kannen aanvaarden. Ik zon onmogelijk voor den grond datgene kunnen geven wat hij zelfs op zijn minst wurd is. £t zal nog zooveel meer noodig zijn, en ook daarop moet ik rekenen".

„Gij vergist u een weinig" antwoordde heer Philip van Bergheim glimlachend. „Het is alleimicBt mijn bedoeling u dezen grond te verkoopen. Het land blijft ons eigendom, en ons erfgoed dus onverdeeld. Maar uw boeren kunnen er hiüzen op bonwen, akkers ontginnen; zij kunnen hun werk vinden in de bosschen rondom en betalen alleen aan mij pacht of woningbuur. Zoodoende kunt gij uw geldmid delen besteden om hun de verre reis hierheen gemakkelijk te maken, alsook het bouwen van woningen en het ontginnen van den grond. Want in de eerste jaren zullen er zeker meer uitgaven dan inkomsten zijn, en zullen de arme lieden veel steun noodig hebben. Ik vermoed, dat ge dus ook zonder den grond te koopen wel heel de som zult kunnen gebruiken, die voor Rothenfels is betuld geworden".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 mei 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 mei 1913

De Heraut | 4 Pagina's