GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE GOOCHELAARS.

IV.

BIJ VRIENDEN.

Het was Kaspet met groote moeite gelukt, terwijl hij zijn oom voortsleepte, het midden van de trap te bereiken; doch nu werd ook zijn toestand hachelijk. Door het springen dei; , glasruiten had het vuur lucht gekregen en de vlammen verspreidden zich nu snel naar alle zijden. Reeds geraakte ook de trap in brand en de gebeele ruimte ^as vervuld met een dikken rook, die dreigde Kasper te doen stikken. Doch hij vermande zich en sleepte met inspanning van alle kracht zich zelf en zijn last de trap af naar beneden.

Hij scheen op het punt van te bezwijken, toen hij in de gelagkamer, waarvan het achterschot ook reeds brandde, vier mannen bespeurde, blijkbaar spuitgasten van de brandweer. Zoodra zij Kasper bespeurden, liepen ze op hem toe en rukten hem en zijn last van de nu reeds in vlam staande trap. Tegelijk drongen een paar dikke waterstralen van buiten af in het huis.

„Zijn er nog meer boven? " riepen de mannen Kasper toe!

De knaap schudde het hoofd. Een oogenblik later zonk hij zelf bewusteloos neer.

Terwijl het blusschiugswerk met kracht werd aangevat en de waardin stond te schelden op den dronken lap, bij wien de brand was aangekomen, werden de bedoelde man en zijn neef in een naburige woning gedragen. Weldra verscheen een geneesheer, en nu bleek dat de oudste van de twee veel erger brandwonden had bekomen dan eerst het geval scheen. Kasper had minder van het vuur geleden, maar scheen door den schrik en de inspanning geheel versuft en verdoofd. Beiden werden naar het Stadsziekenhuis gebracht.

De eerste van het tweetal, die weer tot zich zelven kwam, was Banker. Hij leed hevige pijnen en had nu alle gelegenheid om na te denken over de persoonlijke gevolgen van zijn onmatigheid. Wel gaf de geneesheer alle hoop op herstel, doch Banker vreesde, en niet zonder reden,

dat het toch wel geruimen tijd zou duren eer hij sijo vetmoeiend vak weer kon uitvoeren. Hij klaagde zijn nood aan den dokter, die de schouders ophaalde en hem weinig troost kon geven. Mimoegd en van treurige gedachten vervuld lag Banker op zijn legerstee.

Den volgenden morgen reeds vroeg kwam een heet de zaal binnen, waar onze kunstenaar ziek lag. 't Was een jonge man met een vriendelijk maar ernstig vootkomen. Hij zette zich ongevraagd bij Bankers bed neer en vroeg deelnemend hoe bet hem ging.

„Zijt ge ook een dokter? " vroeg de zieke. , Ja" was het antwoord, „maar toch misschien een wdere dan dien gij verwacht”.

„Komt die misschien niet meer? , , vroeg Banker. „Jawel zoo straks, maar ik heb een andere boodschap. Hoe komt het wel dat ge hier zoo ligt? ”

„Ik ben gewoed bij een brand, " zei de zieke, die liefst het meeste niet vertelde. Dat behoefde trouwens ook niet. Want de jonge man — een der predikanten welke de zieken bezochten — had zich vooraf van alles op de hoogte gesteld. Hij merkte dus eenvoudig op, dat die brand zelcer wel een smaak had gehad en vroeg Banker, of hij die ook wist, wijl de brand, naar men zei, op zijn kamer was ontstaan.

„Ze zeggen" antwoordde Banker onverschillig „dat ik het tafeltje heb omgestooten en zoo de kaars op het bed viel. Maar ik had zoo'n slaap dat ik er niets van weet".

„En kan die slaap ook een reden gehad hebben? " vroeg de predikant even kalm als te voren.

Banker, die reeds meermalen gehoord had, hoe het onheil ontstaan was, begreep dat zijn bezoeker hem doorzag en bij gaf geen antwoord.

„Vriend" zei de dominee eindelijk, „de Bijbel spreekt er van dat de menschen vele vonden gezocht hebben. Dat hebt ge zeker ook wel eens gelezen”.

„Neen" antwoordde Banker oprecht. „Ik heb nooit in den Bijbel gelezen. Dat komt bij ons menschen zoo niet voor".

„Wei treurig" sprak de predikant. „Want de. Bijbel is voor allen, rijken en armen, aanzienlijken en geringen. £n ik geloof voegde bij er veel beteekenend bij, dat als ge den Bijbel gelezen en er naar gehandeld had, dit onheil u niet zou overkomen zijn, dat twee menscbenlevens minstens had kunnen kosten”.

Weer zweeg Banker, en de dominee ging voort:

„Een mensch moest zich toch schamen, lich nog lager !e stellen dan de dieren, die zich nooit dronken drinken. Maar dit en zoo' veel meer dat k^aad is beeft dezelfde oorzaak. Gij kent het Woord van God niet, zegt gij, maar Hem zelf zeker evenmin. Gij hebt niet voor Hem, maar voor u zelf geleefd tot nu toe. Gij hebt veel gezworven, zoo ik hoor, maarzijt ver van Grod gebleven. Gelukkig zijt ge daarbij niet geweest omdat u het hoogste geluk ontbrak. God te kennen en te dienen. Wat zou het geweest ïijn als ge eesis in d(n brand waart omgekomen.”

„Dat had ik moeten avonturen", zei Banker.

„Ik zou veeleer dankbaar zijn dat mijn leven nog gespaard was" sprak de leeraar, die voortging den zieke er heel ernstig op te wijzen, hoe een leven als het zijne buiten God in den eeuwigen dood moet eindigen, maar hem tevens den w^ wees tot het eeuwig en geluktalig leven dat God in Christus schenkt. De kunstenaar, voor wien dit alles nieuw was, al had hij steeds te midden van Christenen geleefd, scheen niet afkeerig te hooren. Althans hij luisterde aan dachtig, dankte den leeraar bij diens vertrek en hoopte dat hij nog eens weer zou komen.

Eenige dagen later treffen wij den predikant weder in het üekenhnis aan, maar thans ineen andere zaal. Daar hg Kasper.

Dagen achtereen had de knaap bewusteloos in het gasthuis doorgebracht. Meestal lag bij met de oogen gesloten en scheen te slapen. Nu en dan werd hij wakker, doch dat was meei voor een oogenblik, en hij dommelde aanstonds weer in.

Doch nu een dag of veertien na het ongeval werd het anders. De verdooving, waarin Kasper gelegen had ten gevolge van den schrik, begon te wijken. Brandwonden had hij niet noemecs waard bekcmen. Tech was bij er erger aan toe dan zijn oom.

Toen bij weder voor het eerst met klaat bewustzijn de oogen opende, sloeg hij die verbaasd in het rond. Waar bevond hij zich ? Eo hoe was bij hier gekomen? Hij kon, wat hij ook nadacht, het sich zelf niet duidelijk maken, en kwam tot de juiste slotsom, dat hij vroeger nooit in lulk een zaal geweest was, waar bed den stonden in lange rijen, terwijl bijna in e)k bed een zieke lag. Het sciieen hem alles even vreemd en wonderlijk toe, en het verbaasde hem zoo ftisch, helder en rein als alles er uit zag, zoodat het een lust was er naar te zien, geheel atders dan hij het vroeger gewoon was geweest.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 juni 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 juni 1913

De Heraut | 4 Pagina's