GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

AAN VRAGERS.

P. N. vraagt:

Is er ook eenige inlichting te geven aangaande de plaats waar Job leefde.? De Sabeërs en de Chaldeën woonden toch niet in het zelfde land.

Het is dusver n'iet mogelijk geweest op deze meer gedane vraag een antwoord te geven, dat volkomen zekerheid heeft. Ook kunnen we hier niet uitvoerig spreken over al de gissingen die gemaakt zijn.

Wij lezen in Job 1:1, IS en 17: Er was een man in het land Uz, zijn naam was Job; en deze man was oprecht, en vroom, en Godvreezende, en wijkende van het kwaad. Doch de Sabéërs deden eenen inval, en namen ze, en sloegen de jongens met de scherpte des zwaards; en ik ben maar alleen ontkomen, om het u aan te zeggen. Als deze nog sprak, zoo kwam een ander, en zeide: e Chaldeën stelden drie hoopen, en vielen op de kemelen aan, en namen ze, en sloegen de jongens met de scherpte des zwaards; en ik ben maar alleen ontkomen, offi het u aan te zeggen."

'Veelal nu meent men, dat het genoemde land Uz nabij het land der Edomieten en het gebergte Seir lag. Maar ook zijn er uitleggers die het land Uz zoeken ten oosten van de zee van Gahlea, in het zoogenaamde Hauran. De oude overlevering wijst daarop.

De Sabéërs waren een zwervend herdersvolk uit het geslacht van x\braham. Zij woonden in

steenachtig Arabië. De Chaldéën waren eveneens van Abrahams geslacht, en althans toen ook nog een zwervend herdersvolk. Wij zouden de Sabéërs en Chaldéën Bedoeinen noemen. Beiden woonden, als Job in Hauran gevestigd was tamelijk ver van hem van daan. Dit belet echter niet dat zij een aanval op zijn bezittingen konden doen. Want de woestijnbewoners zijn zwervers, die nu hier dan daar vertoeven.

De rijke herdersvorsten uit dien tijd gelijk Job en Abraham, zorgden in hun eigen belang zooveel mogelijk in vrede te leven met de nabij wonende stammen door hun bijv. schatting te betalen. Doch juist daarom is begrijpelijk dat verafwonende stammen, met wie Job geen gemeenschap had, zoo boosaardig tegen hem te werk gingen.

H. B. heeft ergens te A. boven een winkel in een gevelsteen een paard afgebeeld gezien, waarop vier ruiters zaten. Hij vraagt, of dit ook eenige beteekenis kan hebben.

Zeer zeker heeft het die. Het is een voorstelling van de zoogenaamde vier Heemskinderen.

Dit zijn personen, die vermeld worden in de overleveringen en verdichtingen uit de Middeleeuwen en nog vroeger o.a. in de zoogenaamde Karelromans, die betrekking hebben op Karel den Groote en zijn helden.

Een van deze was zekere heer of ridder, Haimon of Aymon geheeten, die graaf was van Ardennen in België. Hij had vier zonen, genaamd: Ritsaerd, Adelaerd, Writsaérd en Reinout. Zij zijn de vier Haimonskinderen, wat verbasterd werd tot Heemskinderen.

Wat nu het paard betreft, dit heette Beiaert. Het was een tooverros en kon gelijk een verrekijker uit en ingeschoven worden, al naar mate er menschen op moesten plaats nemen. Hiervan maakten de vier broeders gebruik bij hun reizen en tochten, waarop zij allerlei lotgevallen hadden. De voorste mende, en elke volgende ruiter hield die voor hem zat vast. Kwam er een mannetje bij, dan at het paard terecht ook wat meer. Hoe het paard was ingericht weten we niet. Waarschijnlijk waren de broeders toen, het stierf te bedroefd, om er aan te denken het op te . laten zetten. Zoo is helaas het geheim van het tooverpaard verloren gegaan. Wat zooals ge begrijpt, zeer jammer is.

Wat er nu van dergelijke vertelsels waar is wordt misschien het best beoordeeld als ik u iets vertel uit lotgevallen, die de vader der vier Heemskinderen eens had.

Graaf Haimon was eens te Aken met vijf andere heeren de gast van koning Karel, d. i. Karel den Groote. De maaltijd was prachtig gelijk heel de omgeving. Maar Karel sprak: »Hoe mooi het hier ook is, het beste ontbreekt ons. Dat is het edelgesteente uit het schild van den reus der Ardennen."

(Deze reus, moet ge weten, was een rechte kinderdief en menschenjager, de schrik van heel de omgeving. Hij ontleende zijn kracht aan een juweel, dat midden in zijn schild blonk en schitterde. Kon iemand hem dit juweel ontnemen, dan was zijn kracht gebroken).

Toen de zes heeren dit hoorden, hielden zij dadelijk op met eten en wapenden zich om den reus te gaan bevechten. Een hunner, Milonvan Angland, nam zijn zoon Roeland op diens verzoek als schildknaap mee. In de Ardennen ging elk-zijn eigen weg. Milon werd eindelijk moe en ging zitten slapen. Toen nam de jonge Roland zijn vaders wapentuig, en ging den reus opzoeken. Hij trof hem aan. Een felle strijd ontstond tusschen den rens en den knaap. En, zegt het vers:

Nu liet hij vaders krijgspallas Gelijk een bliksem bhnken; De reus trok ook zijn zwaard, maar was Te weinig bij de pinken. Wanflioeland sloeg met kloek bedrijf Hem onder 't schild de hand van 't lijf. En 't schild viel kletterend neder.

De reus vluchtte, maar werd gedood. Roeland nam het juweel en kwam terug bij zijn nog slapenden vader, zonder iets te vertellen.

Allengs kwamen de heeren de een na den ander bij het lijk van den reus. Elk nam iets van de wapenrusting mee, heer Haimon o. a. de speer, en keerde toen terug naar Aken, waar koning Karel al ongerust werd.

Roeland reed achter zijn vader, wiens schild hij droeg. Toen hij nu den koning gewaar werd, die aan de slotpoort stond te wachten, schroefde Roeland vlug het edelgesteente in het schild van zijn vader, dat nu een glans gaf als de zon.

»Hoe zijt ge daar aan gekomen jongen h vroeg de vader verbaasd, toen hij iets merkte, aan een uitroep van Karel.

»Och vergeef mij, lieve vader«, was het antwoord, ïdat ik den bullebak verslagen heb, terwijl gij een slaapje deedt".

Dit verhaal is in het Duitsch weergegeven door den dichter Uhlald, en in onze taal overgebracht door J. de Liefde. Roeland werd later ook een der helden van Karel.

Wat nu van al dergeÜjke vertelsels wezenlijk gebeurd is, zullen de lezers zeker zelf wel kunnen uitmaken.

Nog alle jaren gaan, als ik wel heb, Beiaert en Haimonskinderen in optocht rond m de stad Dendermonde. Maar die zijn natuurlijk nagemaakt.

BRIEFWISSELING.

J. B. M. te H. (D.).

Het komt ons beter voor de vragen door u gesteld niet in de afdeeling Voor Kinderen te beantwoorden. We hebben ze-dus aan de Redactie gezonden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 mei 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 mei 1914

De Heraut | 4 Pagina's