GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leesstafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leesstafel.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. Ds. T. Bos. Emer.-Pred. te ASSEN. DE DoRDTscHE LEERREGELEN. J. H. Kok.-—1915. — Kampen.

De emeritus predikant Bos biedt ons in dit boek van ongeveer 250 bladzijden een toelichting op het jongste onzer drie Formulieren van Eenigheid, op de CANONBS VAN DORDRECHT of de VIJF ARTIKELEN TEGEN DE REMONSTRANTEN.

In zijn INLEIDING schrijft hij, , dat wijl dit Formulier reeds een nadere verklaring 'of toelichting geeft van de bekende vijf stukken: VERKIEZING EN VERWERPING; DOOD VAN CHRISTUS; DES MENSCHEN VERDORVENHEID en BEKEERING TOT GOD ; en DE VOLHARDING DER HEILIGEN tegenover de dwalingen daaromtrent van de Remonstranten der 17e eeuw, — een nadere verklaring overbodig zou kunnen geacht worden.

DS. Bos acht zulk een nadere verklaring of J toelichting echter niet overbodig. En ik ben 't daarin goed met hem eens.

Want hoe klaar ea duidelijk de weerlegging van wat de Remonstranten, die „den vrijen wil" dreven en een „algemeene' verzoening" leerden, omtrent deze vijf geloofstukken, op zich zelf ook is, zoo is zij dit daarom nog niet in alle deelen voor wie, als de opsteller of opstellers van dit Formulier, niet theologisch geschoold zijn.

Het is volkomen waar, wat DR. KUYPER in 1884, in de VOORREDE zijner uitgave van DE J DRIE FORMULIEREN VAN EENIGHEID schreef, dat deze LEERREGELS „wel verre van dor en splinterig te zijn, integendeel een zeer klare en heldere uiteenzetting bevatten van den weg des heils", maar het is niet minder waar, dat, om s van die uiteenzetting, ook daar waar zij een antithetisch karakter draagt, ten volle te genieten, voor wie geen theoloog van zijn vak is, een wat bijbrengen van theologische, bepaaldelijk dogmatische kennis, lang niet onnoodig is. n

DS. Bos nu tracht daarin met dit zijn boek te voorzien. p

En, naar het mij voorkomt, is hij daarin ook geslaagd.

Dogmaticus als hij vóór alles is, toont hij zich in dit Tijn jongste werk in al de kracht van zijn, als zoodanig, geschoold intellect. Iets waarover ik mij, bij wat ik vernam van inzinking zijner physieke kracht, des te meer verheug.

Ik heb Ds. Bos, aan wiens naam zich voor mij nog altijd onwillekeurig de naam BEDUM verbindt, al weet ik ook dat hij niét emerituspredikant van BEDUM is, — in geen jaren gezien. Maar de lezing van deze zijn TOELICH­ TING heeft mij den indruk gegeven, dat, hoe hij er dan nu ook mag uitzien, zijn denk-geest nog eve'n frisch is als toen hij nog Bos van BEDUM was.

Het is te verstaan, dat Ds. Bos, die deze toelichting geeft, zooals hij zegt, „voor de kerken en als kerkelijk persoon", „ten dienste van catechisanten, eenvoudige leden der Gemeente en voorts allen, die de vijf artikelen tegen de Remonstranten willen verstaan", — zich heeft willen houden aan wat door onze kerken, toen zij in 1905 te UTRECHT in Synode saamkwamen, is uitgesproken.

In zijn korte, niaar lezenswaardige INLEIDING zegt hij daaromtrent het volgende.

„Op de Generale Synode te Utrecht is in de conclusiëa over de leerstukken, waarover verschil van opvatting was, uitdrukkelijk gezegd, dat wij ons in de prediking en in het catechetisch onderwijs moesten houden aan de voorstelhng, zooals die in de Belijdenisschriften voorkwam. In een studiestuk moge men een poging wagen, om de waarheid der Schrift nog duidelijker en zelfs misschien eenigszins anders voor te stellen — wat dan niet meer is dan een persoonlijk inzicht — wie voor de kerken en als kerkelijk persoon spreekt of schrijft, mag niet een persoonlijk inzicht als de leer der Gereformeerde kerken aanbieden. Wie dat doet, rekent niet met den wensch der Synode van Utrecht en geeft aanleiding tot het weer opvlammen van het twistvuur, op die Synode gedoofd".

Het boek is zoo ingericht, dat elk der Vijf Artikelen waarin de rechte leer wordt verklaard, § na § wordt toegehcht en daarop terstond evenzoo § na § de toeUchting volgt van de, in betrekking tot dit artikel, verworpen dwalingen.

Dat in deze toelichtingen van Ds. Bos hier en daar uitdrukkingen voorkomen, waaruit blijkt, dat zijn-zich-willen-houden aan wat hij noemt den wensch der Synode van UTRECHT hem wel eens moeite heeft gekost, is zielkundig niet onverklaarbaar. De wil toch, om met de oudere psychologie te spreken, de wil naar binnen., beheerscht het overige zielbeweeg als een overheid haar onderdanen. Maar, om in dit beeld te blijven, die onderdanen kunnen vaak zeer oproerig zijn en dat vooral bij temperamentvolle naturen als deze dogmaticus.

Dan, dit neemt niet weg, dat Ds. Bos' TOE­ LICHTING op de DORDTSCHE LEERREGELEN zeker dienstig kan zijn om de kennis van de orthodox gereformeerde leer bij heh, voor wie deze TOE­ LICHTING bestemd is, te verhelderen.

DE LEERREGELEN YAN DORDT, het jongste onzer Belijdenisschriften, zijn mij, om meer dan éen reden, bijzonder hef.

Het mystieke element — ik herinner slechts aan dat stuk van teereinnigheid over „het aanschouwen van het aanschijn des Verzoenden Gods" uit het Ve Artikel, — het mystieke element ontbreekt er allerminst in.

Terecht schreef KUYPER in zijn hierboven genoemde VOORREDE : „Er is zalving des Geestes en warmte der liefde in".

„Lezing er van", zoo eindigt die VOORREDE, „sticht de zielen, klaart de kennisse op, en versterkt ongemeen in den geloove."

Laat mij deze bespreking eindigen met den raad om, bij de lezing der CANONES, ook het boek van Ds. Bos te gebruiken.

2. DR. P. G. DATEMA V. D. M. DE VERHE­ VENHEID DER PSALMEN. Rotterdam, C. Overbeeke — 1915.

'n Zonderling ge schriftje.

Zonderling ook omdat de inhoud zoo heel anders is dan de titel doet verwachten.

Van een, zeker niet moeilijk te leveren, betoog omtrent de verhevenheid der psalmen heb iK er geen spoor in kunnen ontdekken.

DR. DATEMA, die predikant is in de Nederlandsche Hervormde Kerk te DELFSHAVEN, begint er in met te wijzen op > den schat van heilsmiddelen, die in deze Kerk nog ten gebruike i-gelaten, en zegt dan dat »onder die heilsmiddelen de psalmen het uitnemendste is".

Van het zingen, van het uitsluitend zingeu van psalmen verwacht hij, als het uitneraendstt heilsmiddel, zoo niet al'een, dan toch voorai heil ook voor zijn Kerk.

Ovfer de Kerken* die uit de separatie en doleantie zijn ontstaan, is hij slecht te spreken, en als hij dat doet, dan zegt hij, zich ietwat vreemd uitdrukkend, .dingen, die tot het zonderlinge van zijn geschriftje niet weinig al bijdragen.

Zoo op p. S : »Het Woord Gods houdt echter niet. van eene-uitlegging van menschelijken ambtswege, het Woord Gods is machtig genoeg om daar zelf voor te zorgen".

Van reorganisatie door middel van wijziging der Reglementen moet hij evenmin iets hebben. Aan de voorstanders dezer methode van reformatie geeft hij op p. 6 de vraag in overweging: „Of het niet beter is, maar stillekens in de bestaande organisatie dapper in het gebruik te blijven van de heerlijke heilsmiddelen, daar nog gelaten". En zoo komt hij dan op het uitnemendste heilsmiddel, het zingen van psalmen.

Het uitsluitend zingen van psalmen en niet óok van gezangen, van „door menschen gemaakte liederen".

Voor het argument tegen het uitsluitend zingen van psalmen wel eens aangevoerd, „dat de Naam van Jezus niet in de psalmen voorkomt", voelt DR. DATEMA niets. De Naam Jezus, dien onze Middelaar naar zijn menschheid droeg, is, zegt hij, niet zijn „hoofdnaam".

Gewoonlijk drukt men dit zoo uit, dat niet ezus, maar CHRISTUS de Ambtsnaam is. Nu komt ook de Naam Christus niet in de psalmen voor, doch ook tegen een lied waarin deze Naam voorkwam, zou DR. DATEMA bezwaar hebben en dat wel met het oog op „het groot aantal valsche Christussen, dat zich in onze dagen in de wereld moet ophouden".

Maar bovendien, heel dat argument van dat de 'Naam des MIDDELAARS niet in de psalmen g wordt genoemd, houdt volgens hem geen steek. Want, zoo betoogt hij op 11, Zijn Naam is EHOVAH en JEHOVAH is HEERE en HEERE komt t

wèl in de psalmen voor. Het slot van DR. DATEMA'S geschriftje is echter meer dan zonderling.

De zin^och van dit, ook Wat zonderling getileerd slot is, dat het, bij hun zingen, door de Christenen maar schier ongebruikt laten van de psalmen, reeds de grootste ergernis heeft verwekt in de hoogste plaatsen en, dat de verontwaardiging daar nog sterker moet worden, waneer de Christenen, bij hun zingen, voor de salmen „in de plaats gaan stellen hunne nietswaardige namaaksels".

En blijkbaar met het oog op den tegenwoordigen oorlog, is daar aan toegevoegd: „Het moet een ieder, die nogeenig wezenlijk verstand heeft, verbazen, dat er nog geen zwaarder oordeelen geopenbaard worden".

Afgezien nog van het feit, dat de Christenen, om maar met DR. DATEMA en zijn kerkelijke vrienden te beginnen, bij hun zingen, de psalmen niét ongebruikt laten, dunkt mij dit slot en zijn toevoeging van een aard te zijn, dien ik liever niet nader dan als „meer dan zonderling" wil qualificeeren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 juni 1915

De Heraut | 4 Pagina's

Leesstafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 juni 1915

De Heraut | 4 Pagina's