Ingezonden Stukken.

Buiten verantwoordelijkheid van de Redactie.)

Aan de Redactie van De Mijnheer de Redacteur! Heraut.

Mag ik nog eenmaal plaatsruimte vragen voor een stukje, dat aan de Redactie van de Wachter werd gezonden, maar ook nu niet werd opgenomen.

Wel schrijft Ds. Bos:

> De heer J. v. O. is nog niet tevreden gesteld, waarom wij nog eenmaal hem onze meening zullen zeggen. Wij behoeven niet te herhalen dat er geen sprake is van ontrouw of zoo iets».

En daarna gaat Ds. Bos uiteenzetten wat zijn overtuiging is, waaruit duideUjk blijkt dat deze overtuiging de meetiing van Ds. Bos weer vierkant tegenspreekt.

Immers te beweren, gij zijt niet »ontrouw of zoo iets», maar gij belooft wat gij niet volbrengen kunt., is m.i. geen eervol getuigenis.

Nu zal ik niet zeggen, geen belang te stellen in de meening en de overtuiging van Ds. Bos, maar wat thans door mij was gevraagd, was het plaatsen van mijn stukje. En daar aan dit verzoek niet is voldaan, kom ik u beleefd verzoeken met dit stukje de cori-espondentie te besluiten.

Met dank voor de plaatsing,

uw dw. dr.

Amsterdam., 11 October 1915.

Amsterdam., 23 September 1915.

Den WelEerwaarden heer Ds. T. Bos, Redacteur van De Wachter., Assen.

WelEenvaarde heer!

Uw verklaring over de accuratesse mijner administratie, hoe vereerend, heeft ook voor mij weinig waarde, omdat u op zulk een onnauwkeurige wijze kennis van deze administratie hebt genomen.

Vergun mij daarom nog een enkel woord over uw correspondentie in de Wachter van 17 September.

Gij schrijft: »Ik zie echter uw boeken niet na, maar ga af op het officieel verslag van den' penningmeester in het jaarverslag, en daarin wordt alles bij elkaar opgeteld, zoowel de uitgaven als de ontvangsten, zonder'afzonderlijk te vermelden, wat voor de Theol. Faculteit is ontvangen en uitgegeven».

En verder: »Wie nu bijv. een gift geeft van eenige honderden uit liefde voor de opleiding aan de Theol. Fac. weet, dat zijn geld gestort wordt in de generale kas, en wie dit doet uit 6laöigstd»agi3ïiooïiide JMed.3JKfflc., LKist dalf/geld ook vloeien in de ééne kas.

Dit alles wordt door u beweerd op grond van het officieele verslag. Let nu eens op blz. XXIII van het verslag 1914 en dan zult u zien, dat u zoo onnauwkeurig op de administratie hebt gelet, dat uw lof voor mijn accuratesse door niemand hoog zal worden aangeslagen, terwijl u zonder aandacht te wijden aan hetgeen ik u schreef, helaas ook nu in uw dwaling blijft volharden.

Let slechts op pag. XXIII van het verslag, daar vindt U: Medische Famdeit. Het saldo bedroeg op 1 Jan. 1914. . ƒ 23.815.19Vs Van de Van-Coevorden-Adrianastichting werd terug ontvangen van 1913 f '8464, 74 van 1914 . . . . . f 10750.— f 19214.74 Aa9. Contributie, . . . f 2326.15 Aan Schenkingen . . . f 73.— Aan Interest f 800.— f 22.413.89 Totaal /• 46.229.08Vs Hiervan gaat af: Aan Honoraria . . . . / 6125.-Bedienden, aankoop mate rieel en verdere kosten f 6866.15 / 12.991.15 Saldo op 1-Januari 1915 . . . . ƒ 33.237.931½

Gij ziet dus, dat Uwe bewering over de Medische Faculteit niet opgaat, 'en dat zelfs de interest van het saldo van vorig jaar op deze rekening voorkomt. Geen cent van hetgeen voor de Medische faculteit werd gegeven, werd aan een andere faculteit besteed!

Nu moet volgens U een andere wijze van . administratie gevolgd worden. Zeker, het jaarverslag kan nog omslachtiger worden gemaakt, maar noodig is het niet, omdat er nog zulk een groot verschil is tusschen hetgeen speciaal voor de Theol. Fac. wordt gegeven, en datgene wat voor zulk een faculteit wordt uitgegeven, en daarin dus de zekerheid ligt, dat alles wat voor de Theol. Fac. wordt gegeven, ook voor dat doel en dat doel alleen wordt besteed.

Ook nu nog blijf ik gelooven, dat U ter goeder trouw dwaalt, en niet bedoelt mijne nauwkeurigheid te betwijfelen. Want vergeet het niet, toen ik het genoegen had Uwe medewerking voor dé Medische Faculteit te verkrijgen, heb ik U in oprechtheid beloofd, dat ^geen cent voor de Medische Fac, gegeven., voor een ander doel zou worden besteed'. Die bdofte heb ik ook anderen gedaan, namens Directeuren. 'Wanneer nu waar is, wat door U wordt beweerd, dan zou ik mijn belofte hebben gebroken.

Tegen deze beschuldiging kom ik inet ernst op en ik heb genoeg vertrouwen in U, dat aan mijn verzoek om eere-herstel door het plaatsen dezer regelen, door U zal worden voldaan.

Inmiddels verblijf ik, hoogachtend,

Uw dw. dr. en broeder., JAC. VAN OVERSTEEG.

Uw dw. dr. en broeder,

JAC. VAN OVERSTEEG.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen