Het zij ons vergund
Amsterdam, 27 Oct. 1916.
Het zij ons vergund nog met een enkel woord terug te komen op de rede, die Prof. Bouman bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit hield en waarvan we een vorig maal het korte persverslag mededeelden. Ze werd met bekwamen spoed gedrukt en zag onder den titel Psychisdie Activiteit bij-de uitgeversfirma F. van Rossen het licht. Het gewaad, waarin deze rectorale oratie verscheen, is sober; haar omvang is klein, waar ze met de annales academiaemee niet meer dan 49 bladzijden beslaat en de vele vaktermen maken haar voor een leek op het gebied der wetenschap zeker niet gemakkelijk om te verstaan. De kracht van Prof. Bouman schuilt dan ook veel meer in streng wetenschappelijken betoogtrant, dan in het sieren eener rede met bloemkens van oratorie.
De beteekenis van deze oratie schuilt vooral daarin, dat ditmaal voor het eerst een hoogleeraar in de medische faculteit optrad om een rectorale oratie te' houden. Dat feit spande de verwachting. En Prof. Bouman heeft jn zoover deze verwachting niet teleurgesteld, dat hij een onderwerp koos, dat, al staat het in zeer nauw verband met het bijzondere vak van wetenschap, dat hij onderwijst, tegelijk van hoog belang is yoor de psychologie of zielkunde in het algemeen.
Hoofddoel van zijn betoog was toch om aan te toonen, dat de vroeger algemeen gehuldigde voorstelling van het zieleleven, alsof dit geheel mechanisch uit physiologische processen kon verklaard worden — een voorstelling, die vooral in medische kringen zeer geliefd was — met het experimenteel onderzoek niet klopt, de diepere verschijnselen van het zieleleven onverklaard laat, en daarom door de nieuwere geleerden al meer wordt losgelaten, om weer tot erkenning te komen, dat in de ziel een eigen activiteit schuilt. De grondfout van bedoelde voorstelling was, dat men de zintuigelijke waarneming als het een en al beschouwde, daaruit automatisch de gewaarwordingen en voorstellingen liet opkomen en deze voorstellingen dan louter beheerscht achtte door de associatiewetten. Aan de hoogere uitingen van het zieleleven, de gedachten en begrippen, ontzei men daarbij elke zelfstandige beteekenis; ze waren slechts hulpmiddelen om de feiten, die in de zintuigelijke ervaring waren gegeven, zoo eenvoudig mogelijk aan te duiden ; hun ontstaan werd dan ook naar chemische analogieën verklaard als derivaten uit de zintuigelijke ervaring. Hoe groot de invloed dezer voorstelling ook op paedagogisch gebied is geweest, is bekend. Aanschouwelijk ottderwijs werd het wachtwoord der nieuwere paedagogiek ; aan meêdeeling van gedachten en begrippen werd weinig meer gehecht. Zoojbleef van een eigen zelfstandig zieleleven niets meer over; wat wij zieleleven noemden, was niet anders dan reactie op de prikkeling der zintuigen, maar van een eigen activiteit der ziel was geen sprake.
Tegen deze voorstelling nu kwam Prof. Bouwman op, niet op ethische en metaphysische gronden, maar op gronden aan het experimenteel onderzoek ontleend. Dat experimenteel onderzoek toch heeft geleerd, dat reeds de gewaarwordingen en voorstellingen niet louter mechanisch en automatisch te verklaren zijn, maar dat hierbij wel degelijk een eigen activiteit van de ziel optreedt. En nog veel sterker bleek dit, toen men in den laatsten tijd dit experimenteel onderzoek ook uitstrekte tot de eigenlijke gedachten en begrippen; men leerde deze steeds meer als zelfstandige vormsels en waarden erkennen. Zoo kwamen de nieuwere onderzoekers er weer toe om van een eigen actie of daad der ziel te gaan spreken. En zoo bevestigt dit psychologisch onderzoek langs anderen weg, gelijk Prof Bouman zijn rede besloot, wat Prof. B'ivinck in zijn rede op het Philologencongres , , de overwinning der ziel" op het materialisme heeft genoemd.
Dat Prof. Bouman aau het einde van zijn oratie niet dieper is ingegaan op de vraag, in welk verband deze nieuwere onderzoekingen en richtingen op psychologisch gebied met onze beginselen staan, moge een leemte wezen, maar ook zonder dat hij, die dit werk liever aan meer bevoegden 'overliet, dit verband aangaf, zal dit verband toch voor ieder deskundige wel duidelijk zijn. Zelf wees hij er reeds op, hoe het protest van de Christelijke paedagogen tegen het eenzijdig op den voorgrond schuiven van het aanschouwelijk onderwijs door deze nieuwe richting steun ontving. En het zou niet moeilijk vallen aan te toonen, hoe alleen wie deze activiteit der ziel aanneemt, om nu dit ééne punt slechts te noemen, de zedelijke verantwoordelijkheid van den mensch voor zijne gedachten en daden handhaven kan. Dieper hierop ingaan doen we thans echter niet. We zijn Prof. Bouman dankbaar, dat hij in zijn rectorale rede ons zien liet, hoe ook op dit gebied der «wetenschap» al meer verzet komt tegen de mechanische en in den grond materialistische opvatting van het zieleleven én daardoor zijdelings bevestigd wordt, wat de Christelijke wetenschap op grond van Gods Woord aangaande het wezen en de werking der ziel steeds heeft beleden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 29 oktober 1916
De Heraut | 4 Pagina's