Tooneelspel en onze Gereform. Jongelingsvereenigingen.
Een onzer Gereformeerde jongelingsvereenigingen heeft besloten op haar jaarfeest een publieke tooneeluitvoering te geven. Het bekende stuk van I. H. Schimmel: Het kind van Staat, werd hiertoe uitgekozen. De spelers zouden optreden in het kostuum van den tijd, waarin dit stuk speelt Een publiek gebouw werd voor deze vertooning afgehuurd. En de toegangsbewijzen om deze voorstelling bij te wonen, werden voor het publiek verkrijgbaar gesteld tegen een bepaalden prijs.
Terecht heeft de Kerkeraad, die van dit voornemen in kennis werd gesteld, daarover zijn leedwezen uitgesproken en aan deze Jongelingsvereeniging ernstig ontraden dit plan tot uitvoering te brengen. Het zou ook ons een zeer bedenkelijke stap toeschijnen, wanneer onze Jongelingsvereenigingen publiek tooneelstukken gingen opvoeren, — zelfs al zouden deze tooneelstukken op zich zelf wat den inhoud betreft niet te veroordeelen zijn, — onder de leuze dat ook de kunst voor de Gerefor^meerden moet worden opgeëischt.
Niet alleen, dat zulk een publiek opvoeren van tooneelstukken weinig overeenkomt met den ernstigen tijd, waarin we leven en terecht aanstoot geeft aan ons Gereformeerde volk, maar men" zou daardoor, ook al is dit niet bedoeld, er toe meewerken, dat onze jongelingen den smaak van het tooneel beet kregen en dan niet meer tevreden zouden zijn met het zelf oproeren van een liefhebberijkomedie, maar ook de echte tooneelkunst in de schouwburgen zouden willen gaan zien. Wat de Franschman zegt: l'appetit vient en mangeant, geldt ook hier. En wie, die den ontzettend bedervenden invloed kent, die van het hedendaagsche tooneel uitgaat, zal niet voelen, welk een, ernstig gevaar daarin voor onze jongelingen zou schuilen ?
Hoe zal men met een gerust hart kunnen bidden: leid ons niet in de verzoeking, wanneer men onze jongelingen bloot stelt aan de verzoeking, die in deze tooneelkunst voor het jongelingshart schuilt ? . -
Dat het opvoeren van tooneelstukken op zichzelf geen zonde is, stemmen we gaarne toe. Elke kunst, ook de dramatische kunst, is een gave Gods. Maar nu de wereld zich van deze kunst heeft meester gemaakt en daarop haar onheilig stempel heeft gedrukt, hebben wij Christenen ons van elke deelneming aan deze kunst te onthouden. Haat dok den rok, zegt de Apostel, die van het vleesch besmet is.
Het houden van saamspraken op de Jongelingsvereeniging, ook al komt hierin ten deele dezelfde dramatische kunst tot uiting, is daarom nog niet te veroordeelen. Zelfs hebben onze Gereformeerde vaderen het nooit afgekeurd, wanneer op de scholen tot oefening in de kunst van declamatie en voordracht door jongelieden dramatische stukken werden opgevoerd. Maar dit alles draagt een geheel ander karakter dan het geven Van een publieke tooneeluitvoering. Daardoor wordt de wereldgelijkvormigheid in de hand gewerkt. En onze jongelingen kunnen niet ernstig genoeg tegen het gevaar, dat in deze wereldgelijkvormigheid schuilt, gewapend worden. Wie hier aan de wereld ook maar éen vinger geeft, zal zien, hoe deze straks de heele hand neemt. Zelfs al zou er in zulk een publieke tooneeluitvoering op zich zelf geen kwaad schuilen, dan nog geldt hier het woord van den Apostel: Ik weet en ben verzekerd, dat geen ding onrein is in zich zelve. Maar indien uw broeder bedroefd wordt om der spijze wil, zoo wandelt gij niet meer naar de liefde. Verderf dien niet met uwe spijze, voor wien Christus gestorven is.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 21 april 1918
De Heraut | 4 Pagina's