GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VELERLEI WEGEN.

XXXIV.

ONTMOETINGEN.

Op zekeren Zondag bevond de jonge Winter zich in het Noordgn van Engeland, ik meen in de stad Durham. Uit gewoonte en uit verveling liep hij de eerste de beste kerk binnen, die hij op zijn morgenwandeling zag.

De predikant die optrad was een man in de kracht des levens met vol en fraai stemgeluid. Duidelijk en zoo dat het doordrong tot het hoekje dat Winter zich had opgezocht, ]a, s hij den tekst voor uit den treeden brief van Johannes vs. 1, 2, 3 en 4.

> De Ouderling aan de uitverkoren vrouwe en aan haar kinderen, die ik in waarheid liefheb, en niet alleen ik, maar ook allen die de waarheid gekend hebben;

Om der waarheid wille, die in ons blijft, en met ons zal zijn in der eeuwigheid:

Genade, barmhartigheid, vrede zij met ulieden van God den Vader, en van den Heere Jezus Christus, den Zoon des Vaders, in waarheid en liefde.

Ik ben zeer verblijd geweest, dat ik van uw kinderen gevonden heb, die in de waarheid wandelen, gelijk wij een gebod ontvangen hebben van den Vader.

Wat de dominé naar aanleiding van die woorden zeide, is mij onbekend gebleven. Ik weet alleen den tekst en ook dat het een predikatie was bovenal voor jongelieden. Dat het gesproken woord doel trof bleek later aan Winter. Deze toch kreeg zulk een diepen indruk, dat die nooit weer verdween. Hij begon ernstig na te denken over zijn toestand, allereerst met het oog op de eeuwigheid. De herinnering uit zijn jeugd en aan zijn vrome opvoeding kwam weer boven. Er had kort gezegd een geheele verandering bij hem plaats, al bemerkte zijn steeds afwisselende omgeving daar niet veel van. Wel werden zijn ouders het gewaar, die hij kort daarop bezocht. Dat zij zich hartelijk verheugden behoeft nauwelijks gezegd. Zij dankten God die hun gebeden had verhoord. Voortaan behoefden zij hun zoon geen vermaningen meer te geven omtrent bijbêllezen en kerkgaan. Want daarover dacht hij nu geheel anders dan een jaar geleden.

Intusschen zette hij zijn handelsreizen voort. Het behaagde God het werk van den jongen man zoo te zegenen dat deze een lang gekoerterd plan kon volvoeren. Hij werd namelijk medeeigenaar van een groote plantage in Indië, die jaarlijks rijke winsten opleverde, en veel beloofde voor de toekomst. Jammer maar, dat hij in een omgeving kwam waarin bijna niemand God vreesde. Toch bleef hij de goede belijdenis getrouw.

Vier jaar lang bleef Winter op de plantage. Hij voelde zich bijster alleen, temeer daar hij veel vrijen tijd had en dien niet gezellig doorbracht, al ontbrak hem voor het overige niets.

Nu waren er op de plantage ook een paar boeken over de geneeskunde, en Winter begon uit tijdverdrijf die eens in te zien. Iets van de geneeskunde te weten kon bovendien hier zeer te pas komen, wijl er toen nog uren in den onftrek geen Europeesch dokter was. Allengs vorderde hij in zijn liefhebberij-studie, zoo zelfs dat hij anderen met zijn kennis en ervaring I dienen kon, en hij kans kreeg op meer klanten dan hij begeerde.

Nu gebeurde het dat Winter een bezoek moest brengen aan een naburige plantage waarmee hij zaken had af te doen. Hij werd door den eigenaar vriendelijk ontvangen. Na afloop der bespreking werd Winter in de huiskamer genoodigd. Daar trof hij onder anderen een jonge dame aan, die in een leunstoel zat en er bleek en zwak uitzag. Hij vernam dat ze op de plantage was gekomen om daar voor haar genoegen eenige weken te blijven. Doch zij was ziek geworden. Men had om een dokter gezonden, maar die was dusver niet verschenen.

Nu had Winter goede gelegenheid zijn kunst te toonen, te meer daar hij hier eenige dagen blijven zou. Hij zond, na onderzocht te hebben wat de zieke scheelde, om eenige geneesmiddelen die hij op zijn plantage in voorraad had. Het behaagde God het gebruik dier middelen te zegenen. Reeds na een paar dagen gevoelde de zieke zich beter, en-was nog voor Winter vertrok zoo goed als hersteld.

Maar al ging hij heen, vergeten was hij daarom niet spoedig, noch bij den huisheer noch bij de zieke. De laatste schreef hem een brief tot dank, verzeld van een lief geschenk. De eerste bewees hem een grooten dienst door hem raad te geven, hoe hij kon komen tot de vervulling van zijn geUefd plan, een eigen plantage.

Zoodra het plan ten uitvoer was gebracht verliet Winter zijn oude woonplaats. Men kon met recht van hem zeggen : Hij ging heen zonder begeerd te zijn. Doch dat was in dit geval veel meer eer dan schande. In zijn nieuwe woonplaats was Winter van min wenschelijk gezelschap verlost, , en vond hij een mooi, gemakkelijk hnis gereed. In het eerst gaf zijn nieuwe bezitting hem veel te doen, doch allengs minderde dit en kon hij zijn geliefde studie hervatten.

Toch begon hij zich eenzaam te gevoelen, en zoo kwam hij er van zelf toe vriendschap aan te knoopen met den goeden man die hem bij de volvoering van ziCn plan behulpzaam was geweest. Deze van zijn kant. betoonde zich een goeden buurman, en mettertijd een oprechten vriend. Winter vermeerderde zijn bezoeken, en bleef soms dagen bij zijn nieuwen vriend logeeren. Dit leidde er toe dat hij er ook soms de dame aantrof tot wier herstel hij had mogen bijdragen. Hij vond haar aangenaam in den omgang, en merkte ook spoedig op hoe hartelijk zij met de huisgenooten verkeerde.

Eén ding had zij zeker op deze voor. Zij was, gelijk hij reeds vroeger had meenen op te merken, een besliste christin, met wie hij over God en-Zijn woord zoo spreken kon dat beiden elkaar verstonden. Onder de Europeesche dames in den omtrek maakte zij een groote uitzondering, gelijk hij zelf op de vorige plantage.

D’ eensedighe zyn naeder nog dan maegen" zegt onze grootfe dichter Vondel, en dat bleek ook hier.

Want al spoedig ontstond tusschen Winteren de dame een innige genegenheid, die daartoe leidde, dat hij haar ten huwelijk vroeg en zij volgaarne toestemde. De ouders van weerszijden gaven met vreugd hun instemming, wijlj zij wisten dat de beide verloofden saam in des Heeren vrees wenschten te wandeleji. Weldra betrokken zij als man en vrouw de woning van den eerste, die tot nogtoe alleen mooi, maar nooit gezellig was geweest.

Een aantal gelukkige jaren brachten Winter en zijn vrouw op de plantage door. De drie kinderen, hun geschonken, werden voorspoedig groot, en betoonden later lust om in de wegen hunner ouders te wandelen. Deze zelf werden tot een zegen voor heel hun omgeving, zoowel Inlanders als Europeanen, die veelal getrokken werden door den christelijken handel en wandel van het echtpaar, dat God diende en zijn medemenschen liefhad.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 juli 1918

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 juli 1918

De Heraut | 2 Pagina's