Uit de Pers.

Prof. Bouman behandelt in de Bazuin de vraag: Of en hoe de oifderlingen toezicht op de catechisatie moeten houden.

Hij zegt er dit van:

Moeten de ouderlingen ook de^atechisatiën bijwonen ? Deze vraag moet bevestigend worden beantwoord. Volgens het bevestigingsformulier behoort het tot het ambt der ouderlingen om toe te zien „dat de dienaren, mits^deri liunne medehelpers (namelijk liunne mede-ouderlingen) en diakenen hun ambt getrouwelijk bedienen." Er is een wederzijdsch toezicht op elkander. Zoo wordt gewaakt tegen de heerschzucht en de hoogheid van predikanten, en tevens voor de zuiverheid van de leer. Het Formulier van Bevestiging legt in 't bijzonder nadruk op het toezicht op „de leer en den wandel van de dienaren des Woords, ten einde alies tat stichting der kerk gericht moge worden, en dat geen vreemde leer worde voorgesteld, volgens hetgene wij lezen Hand. 20:28, waar de apostel vermaant naarstige wacht te houden tegen de wolven, die in de schaapskooi van Christui mochten komen."

Dit toezicht op de leer en den wandel van de dienaren de» Woords is noodig. De dienaren zijn toch gezanten van Christus, en moeten zich houden aan . zijn opdracht, en het Woord des Konings in al zijn zuiverheid en scherpte, met liefde en getrouvyheid brengen. Van het werk van den gezant hangt het wel en' het wee van de kudde af. En 'nu blijft de trouwste gezant een mensch, en ontloopt niet altoos het gevaar dat hij zijn lastbrief eenzijdig verstaat, en iiiet altoos leert en handelt zooals het tot de rechte stichting van de gemeente is. Doch er lijn ook trage en odtrouwe herders, over wie de profeet Ezechiël het wee uitsprak in naam des Heeren, en hen veroordeelend toesprak: Gg eet het vette en bekleedt u m'et de wol, gij slacht het gemeste, maar de schapen weidt gij niet; de zwakken sterkt gij niet, en het kranke heelt gij niet, en het gebrokene verbindt gij niet, en het weggedrevene brengt gij niet weder, en het verlorene zoekt gij niet; maar gij heerscht over hen met strengheid en met hardheid. Alzoo zijn zij verstrooid, omdat er geen herder is" 34:3—5. En de apostel Paulu» waarschuwt de, opzieners van Efeze: Want dit weet ik, dat na mijn vertrek zware wolven tot u inkomen zullen, die de kudde niet sparen, en uit uzelve zullen mannen opstaan, sprekende verkeerde dingen, om de discipelen af te trekken achter zich. Daarom waakt." Hand. 20:29—31.

Het opzicht houden op de medebroeders moet geschieden in den geest van Christus, naar zijn Woord. Men spreke en handele met elkander in alle getrouwheid. Het onheilige vi^ur van wantrouwen sticht licht onheilspellenden brand, die groote verwoestingen aanricht. Er heersche dan ook vertrouwen bij de onderlinge samenwerking. Een iegelijk zie niet lUeen op het zijne maar ook op hetgeen des anderen is, en achtte den ander uitaemend naar de mate der gaven, die God hem gegeven heeft. Het woord der prediking worde in alle zachtmoedigheid en lijdzaamheid gehoord. Geen enkel dienaar staat boven eenige vergissing. Maar een afwijking van het Woord Gods mag niet worden toegelaten. Nimmer mag toegelaten dat de majesteit en het recht vr n (Siristus en zijn Woord wordt aangetast. Aan de beobrdeeling der opzieners is dus onderworpen, of de prediking al of niet is in overeenstemming met het Woord Gods, of de prediking gezond, - opbouwend en profijtelijk is voor de gemeente.

Om deze gewichtige roeping naar behooren te kunnen volbrengen, zijn de ouderlingen schuldig, zegt het Formulier van Bevestiging, «Gods Woord naarstig te onderzoeken, en zich zelven geduriglijk te oefenen in de overlegging van de verborgenheden des geloofs». Het onderzoek van Gods Woord is voor een ouderling een besliste behoefte. Hoe zullen zij beoordeelen of hetgeen der gemeente voorgehouden wordt, is naar de gezonde leer, indien zij zelf de Schrift niet recht verstaan ? Hunne zinnen moeten geoefend zijn om het valsche van het ware te onderscheiden, om de rechte leer en de dwalingen, die daartegen strijden, onderscheidenlijk te kennen. Het kan toch voorkomen dat de prediker onder schijn van rechtzinnigheid bedektelijk allerlei dwalingen in de gemeente voorbereidt, dat hij door een valsche gemoedelijkheid de gemeente doet steunen op eigen werk of gestalten, of dat hij door een dorre deugd-prediking de gemeente afvoert van den eenigen grondslag des geloofs, de ger#; htigheid en de heiligheid, die in Christus is. Daarom moet het oog en het oor der ouderlingen geoefend zijn.

Hiertoe is het wel noodig dat de ouderlingen trouw den dienst des Woords bijwonen, en hetzij voor of na den dienst de sjof der prediking onderzoeken en overdenken. In de tweede plaats is het ook goed, dat zij van tijd tot tijd de catechisatiën bijwonen-om kennis te nemen van de wijze van leering en van de vorderingen der jonge lieden der gemeente, van de catechumenen. Over het algemeen zijn de ouderlingen in dit deel van hun .werk nie^het meest getrouw.

Bij de 'prediking zijn de ouderlingen in den 'regel trouw op-hun post. Zelfs bij de kerkelijke huwelijksbediening ontbreekt een deputatie uit den kerkeraad niet. Maar bij de catechisatiën zijn zij in den regel afwezig. Dit vloeit niet voort uit gemakzucht. 'Want in het algemeen zijn de ouderlingen zeer actief. Maar de noodzakelijkheid wordt niet gezien. Er leeft een goed vertrouwen in den predikant. Veelal vreezen zij ook door hun bezoek op de catechisatiën den schijn te wekken, dat zij den dienaar des Woords niet recht vertAuwen. Doch dit rreesargument is niet voldoende, wgl het tot de roeping der ouderlingen behoort, toezicht te houden op den arbeid van de dienaren des Woords, en op de kinderen der gemeente of deze wel getrouw het onderwijs der kerk volgen. En dan vergete men niet, welk een gewichtig stuk van den arbeid der dienaren de catechisatie is. Het zaad der gemeente wordt daar onder\vezen en gevormd tot het doen van belijdenis. De kinderen der gemeente worden daar ingewijd in de leer en de vermaning des Heeren. "Van de catechisatie hangt niet minder dan van de prediking de toekomst der gemeente af. Daarom is het toezicht der ouderlingen op het onderwijs wel noodig.

Hierbij komt dat de catechisatie niet altoos beantwoordt aan het doel. De predikanten, die aan geen toezicht onderworpen zijn, loopen gevaar dat zij de catechisatiën' niet altoos op tijd beginnen, of öm allerlei ongeldige redenen de catechisatiën laten stilstaan. Velen hebben geen goede methode, be steden den tijd in, hoofdzaak met het overhooren der vragen, inplaats van de leer der waarheid bevattelijk te verklaren. Voorts wordt er wel eent niet genoegzaam op gelet, dat de leerlingen zijn kinderen der gemeente die voor het doen van belijdenis moeten worden voorbereid. Heel het onderwijs moet er op gericht zijn, dat de jonge leden komen tot het geloof en de belijdenis des geloofs.

Om al de genoemde redene» is het noodig, dat de ouderlingen toezicht houden op de catechisatiën. Nu is het waar dat den ouderlingen vaak de tijd ontbreekt. Bijna zpnder uitzondering zijn lij mannen die in het maatschappelijk Jeren een ambt of bedrijf uitoefenen, en die voor hun gezin of voor hunne zaken moeten zorgen, en die de avonduren vaak bezet hebben met allerlei werkzaamheden, met huisbezoek, vergaderingen, enz. Doch dit neemt niet weg, dat het tot hun roeping behoort ook toe­ licht te houden op het onderwijs der jeugd. En indien zij zoo nu en dan, al is het niet op vaste tijden, de catechisaties bijwonen, is dit wel uitvoerbaar. Het zal voor het onderwijs en ook voor hen zelf vruchten afwerpen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen