GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het Stichtsch Zondagsblaa, van Utrecht, lazen we het volgende artikel:

In de Hervormde Kerk zoowel als in de Gereformeerde Kerken bestaat er een gezangenkwestie. De Geref. Kerken hebben de gezangenbundels nooit aanvaard en hadden daar goede reden toe. De Hervormde Gereformeerde broeders weigerden eveneens de gezangen te zingen en hadden daar gelijk in, gelijk om des beginsels wille.

En nu zouden wij het zeer betreuren, als 't lauwe motto ingang vond: „Och kom, stap nu eens over de formeele bezwaren heen " en zing, ja zing toch maar!"

Immers, 't gaat bij de gezangenkwestie niet om de knikkers, maar om het spel. En een Gereformeerde groep die dit „spel" prijsgeeft, heeft meer verloren dan het spel, heeft in beginsel haar gansche positie prijs gegeven.

De gezangenbundels zooals zij daar liggen, kunnen nu eenmaal door geen enkel overtuigd aanhanger der Nederl. geloofsbelijdenis der 37 artikelen, zonder meer worden aanvaard. Die bundels accepteeren wij nooit.

Maar toch, uit reactie zijn wij nu wel wat al te ver gegaan. Menig goedig zieltje in de gemeenten is in het vaste geloof geraakt, dat een Gereformeerd en orthodox mensch nu eenmaal nooit een gezang op de lippen neemt en alleenlijk leeft en sterft bij Davids oud-testamentische liederen. Menig eenvoudige broeder meent, dat alle gezang uit den booze is en minstens ethische neigingen verraadt. Menig orthodoxe rilt reeds zichtbaar alleenlijk op den klank van het woord „gezang". En dat is veel te erg. Ja, 't is zoo erg, dat de Gereformeerde kerken en" andere orthodoxe inrichtingen eigenlijk niet zonder levensgevaar over gezangen-zingen kunnen gaan praten, 't Is zoo erg, dat men elke poging in deze richting afwijzen moet, alleenlijk reeds uit vrees voor scheuring, twist en tweespalt.

Eerlijk gezegd, vroeg men ons: „Wilt gij in de Geref Kerken bijv. pleiten vóór het invoeren van gezangen ? " zoo zoude ons antwoord luiden : „Neen, nog niet. 't Is nog te gevaarlijk, 't Is nog veel een roode lap gelijk. Laat ons vrede en rust in dezen nog maar wat bewaren, totdat de geesten op dit gebied minder bevooroordeeld en meer rijp zijn geworden."

Maar toch, hinderen doet ons dat zeker. Want al die heerlijke feestdagen, daar moeten wij maar uit den treure Ps. 150 zingen of Ps. 118 of 103 en herhalen deze liederen op eiken feestdag, arm o zoo arm. Hoe jammer, dat ook niet eens forsch en blijde kan worden gezongen het lied uit Efese; „Ontwaak gij die slaapt, en sta op uit de dooden. Want Christus zal over u lichten." Al die heerlijke feestdagen, o hoe mis ik daar mijn lieflijke gezangen en geestelijke liederen. Altoos maar oud testamentisch in ons lofied en bedegezang en nooit eens nieuw-testamentisch 1 Wat zijn wij Nederlaiidsche ­ orthodoxen toch arm, doodarm. En dat nog we

vrijwillig! Toch zeggen wij van harte: „Nooit aanvaarden wij de ons opgedrongen bundels. Nooit die bundels, pasklaar gemaakt voor de volkskerk met al haar richtingen. Neen nooit, goed confessioneel, goed orthodox willen wij blijven."

Maar of er dan ook iets gebeuren moet. Ja, dat wel. Er moet iets gebeuren. En gevraagd naar de practische uitvoering van wat er dan wel gebeuren moet, zeggen wij uit volle overtuiging; „Het moet uitgaan van het particulier initiatief, anders komt het er nooit".

Laten enkele begaafde broeders de zinnen en de pennen eens bij elkaar leggen, laten zij particulier een bundel samenstellen, daartoe de bekende liederen samenlezende, en laten zij dien bundel dan vrij en frank in den handel brengen. De kerk is er dan vrij van en behoeft, niets te beslissen gelukkig. Gelukkig, want als de kerk beslissen moet, dan moet zij om den lieven vrede toch afwijzen. Maar laat dan particulieren vrij zulk een bundel zijn levensvatbaarheid probeeren, voor zichzelf en geestelijke en muzikale propaganda maken. En als 't er dan ingaat bij ons volk — en daartoe kan ieder orthodoxe die onze armoede in 't kerkgezang gevoelt, meehelpen — als 't er dan ingegaan is bij ons volk, nu dan, achteraf, dan kan de kerk heel wat vrijer en blijder dien bundel kerkelijk behandelen en daarna gewijzigd of ongewijzigd achter de psalmen samenvoegen met de ons thans reeds gegeven enkele gezangen. Dat is onzes inziens de eenige weg.

Welke broeders pakken het aan ? Hun kaartje aan ondergeteekende en ik breng hen te zamen

En van Ds. Knap dit stuk:

Ds. J. J. Knap geeft in Oude Paden (30 Mei '19) op de vraag „of de gezangen in de kerk behooren te worden gezongen dan wel of men zich uitsluitend tot de psalmen te bepalen heeft", het volgende antwoord:

Wij antwoorden, dat er binnen afzienbaren tijd weinig of geen hoop bestaat om dezen twiststappel uit den weg te ruimen. Niet alleen in Hervormde, maar ook in de Gereformeerde kerk is de quaestie in 't geding: er zijn in beide kerken vóór en tegenstanders, en dan is er nog een groep, die zich onzijdig houdt, en om den vrede in de Gereformeerde kerken te bewaren de zaak liefst voorloopig laat rusten.

Wat onze persoonlijke meening dan is ?

Wel, ons dunkt, dat de vraag vóór alles zuiver gesteld dient te worden. Niet zóó of de Gezangen in de kerk thuis hooren ? Maar zóó: of Gezangen er hooren? Schrijft men het lidwoord er bij, dan denkt men terstond aan den bestaanden bundel, waartegen niet ten onrechte bedenkingen rijzen. Er zijn toch liederen onder, die de zuivere lijn der Heilige Schrift verlaten en door een orthodoxen predikant dan ook nooit opgegeven worden. Er zijn anderea onder, die onnavolgbaar verheven zijn. Wij herinneren slechts aan de vertaling van het machtige 2e Deum, dat als een lofpsalm des Heeren alle eeuwen door geklonken heeft: «Wij loven u, o. God, wij prijzen uwen Naam! U, eeuwig Vader, U verheft al 't schepsel saam. Zingt Serafs, engelen zingt, heft machten aan en tronen! Onafgebro-'^^? . "J^!. "^ ^"^^ °P hooge tonen! Gij, driemaal heilig zijt G' o. God der legerscharen. Dat aard' en hemel steeds - uw grootheid openbaren!" en wat daar verder volgt. De vraag waarop het aankomt is nu deze, of men den geheelen bundel verwerpt omdat er óók onzuivere liederen in zijn, dan wel of men bij gebrek aan beter er de diepe en zuivere liederen uitkiest ? Het antwoord op die vraag hangt goeddeels van iemands persoonlijkheid af, en niet minder van het kerkelijk standpunt, dat men inneemt. Wie konsequent aangelegd is, zal allicht zeggen: een bundel, waarin kettersche smetten zijn, mag niet op kerkelijk terrein toegelaten worden. Anderen zullen dit in beginsel beamen, maar zij houden tevens rekening met de behoefte der gemeente en die van hun eigen hart, om Christus' glorie uit te zingen, en daarom stappen zij over de bezwaren heen en doen een keus uit den bundel

De quaestie komt anders te staan, indien men het lidwoord wtglaat, van den bestaanden bundel a£? iet, en kortweg vraagt of Gezangen toelaatbaar zijn ? Wij antwoorden daarop, dat dit feitelijk geen quaestie is. Immers ook in de alleenpsalmzingende gemeenten der onderscheiden kerken worden Gezangen gezongen. Wij bedoelen de Gezangen, die achter de psalmen opgenomen zijn, en die voor 't meerendeel een Nieuw-Testamentisch karakter dragen. Wie die Gezangen meezingt, kan op principieele gronden naar ons oordeel geen bezwaar hebben tegen het zingen van Gezangen in 't algemeen. Of de bundel klein of groot is, doet aan de zaak niet toe noch af. Aan een betrekkelijk bescheiden bundel is alléén dit voordeel verbonden, dat de psalmen er niet zoo licht door teruggedrongen' worden. De psalmen zijn ongetwijfeld 't diepst en moeten de eereplaats blijven behpuden. Zij zijn bovendien voor liturgisch gebruik door God zelf aan de kerk gegeven. Kinderen en jonge menschen, — die toch ook leden der kerk zijn, — hebben voor huil hart echter in den regel meer aan gezangeii. Gezangen zijn altijd het afgeleide. Psalmen het oorspronkelijke. In een gezang ontvangt men een beker van het levende water. In de Psalmen welt de bron. De meeste jonge menschen kunnen zoo diep nog niet bukken om met volle teugen uit de bron te drinden, ... welnu, geeft hun een beker-vol, als 't slechts zuiver levend water is.

Wij zouden het dan ook een zegen achten, indien de kerk zelve door bevoegde mandatarissen een bundel liet samenstellen. Men kan uitgaan van het bundeltje achter de psalmen. Nam men daaruit wat voor kerkliederen geschikt is, dan zou het niet al te moeilijk zijii, uit de bestaande bundels en andere klassieke gedichten een bescheiden verzameling samen te stellen, waaiin Christus met name verheerlijkt wordt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 juni 1919

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 juni 1919

De Heraut | 4 Pagina's