GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

NIET VERGETEN.

II.

(Slot).

»Ik weet het evenmin als gij", zei Lourens, smaar dit is zeker, het is een goede, vriendelijke vrouw die het iemand ook niet lastig maakt. Meer weet ik niet te zeggen. Ik ken haar" zei hij „evenmin als gij."

Na een paar dagen kwam de bezoekster weer, en weer werd zij van alle kanten bespied. Met den spot was het echter uit. Het was als begrepen de jongelui reeds, dat ze met een dame te doen hadden. Daarom was de ontvangst ook veel beleefder dan den eersten keer. De onbekende deed alsof zij het niet merkte, stapte regelrecht naar de toonbank van Lourens, en deed haar bestellingen. Wel verwees hij haar daarbij naar een andere afdeeling, maar zij ging er niet heen. Lourens, vriendelijk en voorkomend als altijd, hielp haar zoo veel mogelijk. Zij raakten een oogen blik in gesprek, waarna de dame vertrok door de bedienden nageoogd.

De winter was op handen. Lourens deed zijn werk tot genoegen van zijn patroon, en was reeds bevorderd tot een hoogere plaats dan eerst. Van tijd tot tijd verscheen de oude dame, maar steeds wilde zij alleen door Lourens geholpen zijn. Dat was soms lastig, maar wijl zij een goede klant was maakte de winkelier gaarne voor haar een uitzondering. Tusschen Lourens en haar ontstond zelfs iets als vriendschap, die beiden zeer op prijs scheuep te stellen.

Zoodoende kwam de oude dame onder meer te weten, dat Lourens uit een plattelandsstad was. Hij kon daar echter ais winkelbediende niet verder komen, wijl er geen groote winkels waren, en had daarom een plaats gezocht inde l hoofdstad. Ook veitelde Lourens tegen Kerstfeest met blijdschap aan de bezoekster, dat hij van den winkelier eenige dagen vrij af had gekregen, om die gezellig t'huis door te brengen.

»Dat is een goed getuigenis voor u en voor uw patroon ook*, merkte de dame op.

Toen Lourens tegen Nieawjaar terugkeerde, wachtte hem een verrassing. Er lag namelijk een brief aan hem gericht. Deze bleek te bevatten een biljet van vijf en twintig gulden, en de woorden: »Ean Kerstgeschenk.* Van wie het kwam stond er niet bij.

Het was te begrijpen dat Lourens verbaasd en verblijd tevens was. Wat zou hij nu al niet koopen! Maar van wien kon het geld komen? Eerst dacht hij van den patroon, die zeer goed voor hem was. Maar hij bemerkte spoedig dat hij zich vergiste. Toen dacht hij aan de oude dame, maar die kon toch veel gemakkelijker zelf hem het geld gegeven hebben, 't Ging moeilijk het haar te vragen, want hoe licht kon hij zich bedriegen. Zoo besloot hij haar bij de eerste de beste gelegenheid te vertellen van de verrassing. Dan zou zij licht iets zeggen.

Nu dat was ook zoo. Zij zeide: »je hebt wel reden , tot dankbaarheid aan God en menschen. Vergeet het niet.«

Dien raad volgde Lourens op, maar wijzer omtrent hetgeen hij weten wou maakte het hem niet.

Dertien jaren gingen voorbij. Veel was er in dien tijd veranderd, al droeg de oude dame nog altijd kleeren van dezelfde ouderwetsche snit. In den winkel was Lourens niet meer. Zoodra het kon was hij een eigen zaak begonnen, en die ging allengs vooruit. Tot zijn trouwste en beste klanten behoorde zijn nu hoog bejaarde vrindin. Zelf verscheen zij echter weinig meex. Doch geregeld kwam elk jaar tegen Kerstfeest voor Lourens een zelfde geschenk als waarvan ik boven sprak, en vreemd genoeg, al die jaren begreep hij niet wie hem zoo mild bedacht.

Doch eindelijk moest hij het wel bemerkea. 't Was namelijk toen de oude dame stierf. Dat was in 't najaar. Toen kort daarop het Kerstfeest aanbrak bleef het gewone geschenk uit. Nu begreep Lourens in eens alles. De oude dame met wie hij op zoo goeden voet stond, was de schenkster geweest, en dat werd hem bevestigd door zijn vroegeren patroon die zijn vriend was geworden, en gaarne er in bewilligd had dat Lourens de goede klant overnam De jonge man wa bedroefd, maar niet alleen om het stoffelijk verlies dat hij leed. De oude, vaak bespotte vrouw had meer en meer zijn vertrouwen gewonnen, en vaak goeden raad gegeven. Wat het best was, zij had hem ook gesproken van de eeuwige dingen, die van het Koninkrijk Gods, waarvan Lourens dusver heel zelden of niet had gehoord.

Eenige maanden later ontving Lourens een uitnoodiging om bij een notaris te komen. Deze deelde hem mede dat hij een som van vijftien duizend gulden voor hem beschikbaar had. Deze waren hem nagelaten door de oude dame, die hem zoo vaak in zijn winkel had bezocht. Er was bij het geld een korte brief gevoegd van dezen inhoud:

»Dit geld zij u een bewijs, hoe jk uw vriendelijkheid en voorkomendheid steeds wist te waardeeren. In plaats van mij te bespotten gelijk uw medebedienden deden, waart gij altijd beleefd, en maaktet het mij gemakkelijk. Dat heb ik niet vergeten, al ben ik een oude vrouw. Gij wist dat niet, maar zult er thans wel van overtuigd zijn. Mogen uw vroegere medebedienden er ook iets uit leeren.

»God zegene u in uw verder leven. Wat ik u schonk moge u van dienst zijn. Blijf aan mij denken als aan iemand, die veel moeite en verdriet heeft gehad, en ook daardoor vriendelijkheid en dienstvaardigheid weet op prijs te stellen.*

Hoe verrast en verblijd Lourens met de onverwachte erfenis was, behoeft nauw gezegd. Die erfenis kon hij als jong koopman kostelijk gebruiken. De oude dame vergat hij nooit, evenmin de goede lessen die zij gegeven had. Hij scherpte die later zijn kinderen en bedienden in, en allen voeren er wel bij.

SNEDIG.

Onder de opvolgers van Mohamed als hoofd der Muzelmannen, bekleedt de derde, AU genaamd, een hooge plaats. Hij was een edel man, een goed vorst, rechtvaardig en schrander. Mahamed was zijn oom.

Eens zaten oom en neef aan den maaltijd in de tent. Zij aten onder anderen dadels.

Terwijl Ali een oogenblik naar buiten keek, wierp Mohamed behendig de schillen van zijn eigen dadels op Ali's bord. Toen deze het hoofd weer omwendde, sprak oom:

»0 Ali wat zijt gij gulzig geweest. Zie eens hoeveel dadels ge reeds hebt gegeten, en nog liggen er zooveel op uw bord."

«Neen oom" sprak Ali lachend en wijzend op het bijna ledige bord van Mohamed; «diegene is > de gulzige, die schil en al heeft opgegeten."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 juni 1919

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 juni 1919

De Heraut | 4 Pagina's