GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Officieele Greichten.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Officieele Greichten.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daar onderscheidene broeders gevraagd hebben, wat de inhoud is van het request der classis Harderwijk, gezonden aan de leden van de Tweede Kamer, deelen wij hierbij den inhoud van dat request mede, om er desverlangend gebiruik van te kunnen maken.

Aan de Leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

HoogEd. Gestr. Heeren!

Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, de Classis Harderwijk van de Geref. Kerken, in vergadering te Nunspeet bijeen op Donderdag 26 Juni 1919, _dat zij zich genoopt ziet bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal een ernstig protest intedienen tegen het ingediende Wetsontwerp tot wijziging en verhooging van Hoofdstuk B der Staatsbegrooting voor 1919, waarbij voergesteld wordt, inlassching van een nieuw artikel 112^.: bijslag voor het jaar 1919, op traktementen van predikanten, R, - K. geestelijken, opperrabbijnen, tot f 345000, omdat zij hierin eene stuitende onbillijkheid ziet tegenover de Kerkengroepen welker leden wel door verhoogde belasting mede voor dien bijslag zouden moeten betalen, maar welker predikanten dien bijslag niet zouden ontvangen. Om welke reden adressant U HoogEd. Gestr. dringend verzoekt, hoezeer zij ook waardeert de goede bedoelingen, die tot het indienen van genoemd wetsontwerp hebben geleid, dit wetsontwerp niet aantenemen.

Met verschuldigden eerbied, de Classis voornoemd:

Namens het Moderamen,

C. S. Boss, Scriba. Nunspeet^ 26 Juni 1919.

30ste Centrale Diaconale Conferentie.

De dertigste Centrale Diaconale Conferentie werd op 3 September te Zwolle gehouden in een der zalen van de Buiten-Societeit.

De Voorzitter, Mr. A. J. L. van Beeck Ca Ik o en, opende de vergadering. Gezongen werd Psalm 68:8 en 17, gelezen een gedeelte van Efeze 1, waarna men zich vereenigde in gebed.

De voorzitter zette vervolgens in een openingswoord de groote beteekenis der Conferentie uiteen, niet slechts voor het Kerkelijk leven, maar ook voor de Christelijke barmhartigheid in ons vaderland en voor ons nationale leven. Aangezien het Geref. Kerkrecht geen permanent Kerkelijk verband biedt als voor 't Diaconaal beleid wel noodig is, voorzien de Conferenties uitnemend in de daardoor ontstane leemte. Daarbij voldoen de Conferenties aan den eisch, dat de diaconale zaken gemeenschappelijk behandeld worden en de quaesties, die zich voor doen, onderling door de diakenen tot oplossing worden gebracht.

Zeker, de Conferenties hebben nog geen erkend kerkelijk karakter, doch de usanties gaven hun plaats en invloed. Wij kunnen, zeide spreker, elkander dienen, een mooi kenmerk van 't Diaconale leven, waar de roeping der Diaconiën vooral in dezen tijd zoo ernstig is. Daarbij nopen de uitspraken der Conferenties telkens weer tot ernstig zelfonderzoek. Het beginsel der liefde blijve echter steeds de Diaconieën in hunne praktijk beheerschen. Zelfovergave, 't geheim van alle dienen, doordringe ons, aldus spreker. Dan zullen we aan de ons gestelde eischen kunnen beantwoorden.

Onder instemming der vergadering bracht de voorzitter een woord van dank aan den afgetreden voorzitter, den heer M e y, die de Conferenties met zoo groote trouw diende.

• De vergadering was druk bezocht. Tegenwoordig waren 102 Diaconiën. Vooral de opkomst van broeders diakenen uit de noordelijke provinciën was groot.

Aan de orde kwam 't Comité-voorstel inzake

Correspondentie-adressen voor weesgezinnen.

De inleider, de heer P. H. W e s s e 1 s (Goes) herinnerde er aan, hoe op vorige conferenties meermalen is besproken de vraag hoe de diaconieën de weezen hebben te verzorgen. Reeds in 1892 sprak de conferentie zich, door aanvaarding van 't praeadvies van Prof. Bouwman, uit tegen gestichts-en voor gezinsverpleging. Op de conferentie van verleden jaar werd behandeld een uitvoerig rapport van de commissie te dier zake benoemd, met welk uitnemend rapport de vergadering zicb toen vereenigde en als gevolg waarvan het Comité op zich nam, de gedachte der correspondentie-adressen voor weesgeziiinen nader uit te werken.

Na een breedvoerige behandeling kwam het Comité tot het volgende plan, dat door spr. als volgt wprd uiteengezet.

Het comité worde gemachtigd tot het oprichten van een Centraal Bureau, waarin zitting zullen hebben 2 personen, bij voorkeur uit het comité. Het bureau zal tot taak hebben:

a. alle diaconieën te verzoeken adressen en gegevens te verschaffen omtrent de gezinnen in hun kerk, die zich bereid verklaren weezen op te nemen, en die volgens hen daartoe geschikt zijn;

b. van deze adressen en gegevens een register aan te leggen;

c. dit register nauwkeurig bij te houden.

De diaconieën zullen zich — wanneer noodig — tot het bureau kunnen wenden om voorlichting, en als zij voor weezen een gezin zoeken, zuilen zij aan het bureau de meest mogelijke inlichtingen moeten verschaffen over de weezen, waarvoor zij plaats zoeken. Dan zal het bureau voor ieder geval de meest geschikte gezinnen kunnen zoeken.

Telken jare zal het bureau verslag van de werkzaamheden moeten doen op de conferentie.

Spr. besloot zijn inleiding met een paar opmerkingen. Het bureau is gebonden aan de gedachte ïgezinsverpleging". Het is en blijft informatiebureau, de verantwoordelijkheid voor de weezen blijft voor rekening der betrokken diaconie. Het comité wenscht zelf aan te wijzen de personen, die het bureau zullen vormen, om zooveel en zoo goed mogelijk controle te oefenen. Het wenscht echter niet bindend te bepalen, dat die personen uit het midden van het comité moeten worden gekozen, omdat het mogelijk is, dat iemand tot lid van het bureau benoemd en uitnemend daartoe geschikt, als zoodanig ontslag zou moeten nemen, als hij om een of andere reden ophield lid van het comité te zijn.

N^ar aanleidiug van dit referaat ontspon zich eenige gedachtenwisseling.

De heer Besselaar (Ermelo) vroeg inlichtingen over half-weezen en voogdij-kinderen.

De heer V. d. Hoogt (Kampen) achtte het ongewenscht, dat weezen naar andere plaatsen worden gezonden.

De heer Buitenpost (Enschedé) meende, dat de hier aanhangige zaak provinciaal moest worden geregeld.

De inleider antwoordde, dat als de half-weezen aan de zorg der Diaconiën worden toevertrouwd, een gezin moet worden gezocht. Is er in de plaats der inwoning geen gezin, dan wende men zich tot 't Centraal Bureau. Eigen omgeving blijft voor de weezen 't meest gewenscht. Werkt het Centraal Bureau eenmaal, dan kan mea nog altijd tot centralisatie komen.

Besloten wordt dat het Comité op den ingeslagen weg zal voortgaan.

Welkomstwoord.

De Voorzitter heette, onder applaus der vergadering, welkom de adviseurs, Dr. J. C. de Moor, Mr. R. van Maare en Prof. Dr. H. Bouwman, benevens den van ziekte herstelden secretaris, 'de heer R. Broekhuizen (Meppel),

Nadat de 2de Voorzitter, de heer M. Wijnbeek, het presidium had overgenomen, lichtte de Voorzitter zijn referaat toe over: De Liquidatie der Steunbeweging.

Toen de Steuncomité's werden opgericht is, aldus inleider, met hooghartigheid de armenzorg aan de deur gezet, toen zij aan het werk der steunbeweging wilde deelnemen. Daardoor zijn vele fouten • gemaakt. Er is een chaotische toestand geschapen, en zal alles goed verloopen, dan zal bij de beëindiging der steunbeweging een deel der hulp, die thans wordt verleend, moeten overgaan op de instellingen van armenzorg.

Dooreengevloeid is de hulp, aan de werklooze arbeiders verleend, en die aan heo, die eigenlijk bij de armverzorging hun toevlucht hadden moeten zoeken. EQ nu ligt het voor de hand, dat de flinke vallede werklooze arbeiders langs den weg der werkloosheidsverzekering van het Steuncomité los zul en worden gemaakt. Doch dan zal het ook noodzakelijk zijn de minder werkkrachtigen en degeoen, die op grond van hun leeftijd bezwaarlijker dan anderen weer - > aan den slagc kunnen komen, aan dea steun der armenverzorging over te laten. Volgens den inleider is het een averechtsch denkbeeld, door Mr. Everts, sec. van den Armenraad te Amsterdam, geopperd, n.l. om een liquidatie-instelling in het leven te roepen. Deze tijdelijke instelling zou allengs weer vaster vormen'aannemen en zou door haar onzeker karakter de armenzorg met vervalsching bedreigen.

Overname door de instellingen van armenzorg van een deel der taak van de steuncomité's zal voor de eersten groote moeilijkheden meebrengen. Doch die moeten overwonnen, want het gaat er om de armenzorg voor een dreigend gevaar te behoeden. De taak der armenzorg moet weer meer rechte waardeering vinden. De steuncomité's hebben aanvankelijk goed werk verricht, dat waardeering verdient. De steunbeweging raakt echter in discrediet en daarom moet uu een goede oplossing gezocht. Vooral ook omdat het gevaar van afdrijven op den weg der Staatsarmenzorg dreigt.

Daarom moet door de diaconieën krachtig tegen den stroom worden opgeroeid. Dit neemt niet weg, dat gezocht mag worden naar een weg om te voorkomen, dat de Diaconieën in eens te zwaar belast worden, b.v. doordat de overheid voor eiken ondersteunde, die van een steuncomité wordt overgenomen, gedurende bepaalden tijd individueel een toeslag verleent, die voor ieder persoon op een bepaald bedrag vastgesteld, onder zekere controle wordt uitgekeerd. De bepaling van den tijd, gedurende welken de toeslag wordt gegeven en van de grootte van eiken toeslag zijn voldoende waarborgen tegen het gevaar van afglijding naar Staatssubsidieering.

Zoo kan het verleenen van onderstand allengs weer in het goede spoor worden geleid en de diaconie de plaats here amen, die haar roeping haar aanwijst.

Bij de discussie deelde de heer Rootlieb (Amsterdam) mede, dat de Diaconie van Amsterdam tot ongeveer dezelfde conclusie is gekomen als de inleider.

De heer Monsjou (Den Haag) zeide, dat de Diaconie te dier stede geen subsidie van de Overheid besloot aan te nemen.

De heer Van Beeck Calkoen, zijn inleiding verdedigend, zeide, dat Den Haag makkelijk te besluiten had, omdat 't Haagsche Steuncomité reeds lang is opgeheven. Het gansche volk heeft als oorlogslast aan 't Steuncomité bijgedragen. Vandaar kunnen we die hulp niet afwijzen, ook al niet om de groote uitkeeringsbedragen. Wie uit eigen middelen kan helpen, doe dit. De| steunbeweging heeft evenwel meer soorten armlastigen gemaakt.

Dr. De Moor (Amsterdam) is bang om den aangegeven weg op te gaan. Temeer waar de vraag werd gesteld: waar moet 't geld vandaan komeQ ? Geeft dan Christus niet aan Zijne Gemeente wat noodig is? Wij hebben ons verre te houden van Overheidszorg. (Applaus).

De heer Van Maare (Utrecht) noemt 't gevaarlijk, dat men bij de steuncomité-ondersteuning eigenlijk twee klassen van ondersteunden krijgt.

De heer Monsjou betoogt, dat in de Haagsche Diaconale vergadering deze zaak is besproken, afgezien van 't al of niet bestaan van 't Steuncomité. De Haagsche Gemeente geeft steeds een Koninklijk antwoord op den oproep om hulp der diakonie.

De heer Rootlieb (Amsterdam) zegt, dat de adviseurs 't ideaal hebben gesteld. Maar een Gemeente als de Amsterdamsche kan nooit over zooveel geld beschikken als 't Steuncomité. Nemen we die gelden niet aan, dan jagen we menschen naar 't Burgerlijk Armbestuur. De vrees van twee soorten armen deelt spreker niet.

De Haarlemsche afgevaardigde sloot zich aan bij de meening der adviseurs.

De Inleider bestreed de gedachte van twee soorten armen. Wij krijgen door de overname dezen toestand niet. Evenmin als wij weezen en voogdijkinderen niet in graden, van hooger en lager behandelen, doen we 't ook niet met Diaconiearmen en ondersteunden door 't Steuncomité.

De verdere discussie werd uitgesteld tot de referaten der middagvergadering, dié eveneens deze zaak raken.

De morgenvergadering werd hierna gesloten. Middagvergadering.

De middagvergadering werd geopend met het zingen van Psalm 146 : 6.

Vraagpunten en voorstellen.

Een tweetal vraagpunten stonden op de Agenda.

Allereerst een van de Diaconie der Geref. Kerk te Huizen (N.-H.) aldus luidende:

Zou het niet wenschelijk zijn, wanneer de Diaconie van een onzer Kerken in zóódanigen nood verkeert, dat het haar onmogelijk is met eigen krachten in de behoeften der armen te voorzien, dat dan de Diaconiëa van alle Geref. Kerken naar zekeren maatstat hulpe bieden?

De Diaconie der Geref. Kerk te Haarlem had terConf erentie het volgende voorstel ingediend:

De Centrale Diaconale Conferentie benoeme eene commissie, die tot taak heeft:

1. een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid om te komen tot organisatie van onderlingen steun der Diaconiën;

2. het uitbrengen van een schriftelijk rapport van dit onderzoek en het individueel indienen van voorstellen zóó tijdig, dat op de e.v. Conferentie daarover conclusie kan worden genomen.

De heer K o r v i n u s (Haarlem) lichtte zijn voorstel nader toe.

De afgevaardigde van Leiden werkte het denkbeeld van Haarlem nader uit. j

Utrecht wil, vóór steunverleening wordt 1 t verleend, een onderzoek door de betreffende classes ingesteld zien.

Ënkhuizen ondersteunt 't denkbeeld Haarlem.

Besloten wordt de gevraagde Commissie te noemen. Het Comité zal de leden der Commissie aanwijzen.

Comité-leden.

Tot leden van het Comité werden gekozen voor Groningen; J. Andriessen (Groningen); voor Overijsel: A. J. Bosch (Zwolle); voor Utrecht: W. v. d. Linden (Utrecht); voor Zuid-Holland: Mr. A. J. L. van Beeck Calkoen (Den Haag); voor Noord-Brabant: N. A r d o n (Klundert).

Telegram Koningin.

Onder applaus der vergadering werd een telegram aan H. M. de Koningin gezonden. Aan de orde was hierna de behandeling der Subsidieering van instellingen van weldadigheid (Diaconien) van Overheidswege. ,

De heer H. R o o 11 i e b leidde dit onderwerp in en stelde allereerst de vraag: hoe komt dit onderwerp op de Agenda? Zit er wellicht iets in de lucht?

Spreker gelooft, dat er nieuwe dingen, ook wat zijn onderwerp betreft, komende zijn, die ernstig onder de oogen dienen te worden gezien.

Onder ons, zegt spreker, leeft nog te veel de meening, dat de Overheid met armenzorg niets te maken heeft. Als wij over .armenzorg spreken, zijt gij. Overheid, er niet bij, beeft Prof. Fabius eens gezegd. Die gedachte leeft nog teveel onder ons, J/nde spreker. Hij betoogde haar niet te deelen. De crisistijd heeft bewezen, dat de Overheid wel degelijk een taak heeft op 't terrein der Armenzorg.

De Kerkelijke Armenzorg is niet meer dan 't verzorgen van eenige armen uit ons midden, zóó, dat ze geraken uit den nood. Dus is 't in normale tijden. Maar nu in deze abnormale dagen? Thans wordt de grens van draagkracht der Gemeenten en Diaconiën overschreden.

In de Overheidssubsidie zit 't kwaad niet. 't Gevaar ligt in de voorwaarden waardoor ons werk krachte.oos kan worden gemaakt, en de eer der armen kan worden geschaad.

In Amsterdam wordt door 't Burgerlijk Armbestuur aan armen der Geref. Kerk f 10.000 uitgekeerd, welke so/n in den oorlogstijd is geklommen tot f 18.0Ö0. De diakenen keeren die gelden zelf aan die armen uit, maar de Diaconie ziet geen kans die f 18000 van 't B. A. over te nemen.

Wanneer een Diaconie uitgeeft wat ze ontvangt, is dit eene schoone gedachte, maar op den duur zullen de oiieuwe banen waarop de Diaconiën hebben tit-gaan, de draagkracht der Gemeenten overtreffen. Er zal meer samenwerking met andere instellingen van weldadigheid moeten komen. Dus ook met de Overheid, wat betreft haar subsidie, 't Gevaar bestaat, dat de armen van ons een kleintje beetje krijgen, maar 't meereadeel ontvangen van andere zijde. Hieregen dient gewaakt.

Ons wacht veel werk en veel behoefte aan geld. Overheidssteun is hierbij geen bezwaar, mits de onbelemmerde werking-van de Diaconale armenzorg daarbij verzekerd zij.

Spr. uitte tenslotte de wenschelijkheid, dit onderwerp Commissoriaal te maken.

Dr. K. Dij k (Den Haag) de tweede inleider, gaf eerst een historische beschouwing over dit onderwerp, waaruit hij concludeerde, dat een beroep op de geschiedenis ons hier niet verder brengt, of men moet Kerk en Overheid met allerlei koorden willen binden. Bij 't werk der barmhartigheid houde men 't principieel verschil tusschen de roeping van Kerk en Staat in 't oog. De laatste arbeide aanvullend door sociale maatregelen en door h e n te helpen, die niet bij de Kerk behooren. De Overheid vervulle het recht; de K«rk diene met liefde.

De Diaconiën worden in hun groei belemmerd als zij steun ontvangen van de Overheid, zeide Spreker, Want dan zijn ze hun vrijheid kwijt. Elke zilveren koorde wordt een ijzeren boei en doet de offervaardigheid der Gemeenten ver kwijnen.

Van het genoemde aanvullend optreden van den Staat kunnen we een dankbaar gebruik maken. Maar 't gevaar van de te groote bemoeiing van Vader Staat achte men niet denkbeeldig. De taak van de Diaconiën moet niet door den Staat worden verdrongen.

Wie in onzen tijd op den Staat gaat bouwen, onze Diaconiën nooit! besloot spreker.

Dr. d e M o o r, zich vereenigende met den tweeden inleider, betoogde, dat de eerste referent niets principieels heeft - aangevoerd. Alleen betoogde de heer Rootlieb: 't gaat niet meer, en er is geen geld. Op deze argumenten, zeide spr., verlaten we ons oude beginsel niet.

Bij de discussie werd opgemerkt of Amsterdam die onnoozele f 10.000 zelf niet betalen kan. Laat Amsterdam zich anders aanmelden als een Diaconie, die in nood zit. Gevraagd werd of eene Geref. Diaconie zich met een bepaald doel (werkverschaffing-bijv.) mag vereenigen met andere gezindten, en opgemerkt, dat beide referaten te weinig stonden op den grondslag van Gods Woord.

De heer Rootlieb repliceerdende stelde in 't licht, dat kunnen wij buiten overheidsbemoeiing, wij er buiten moeten blijven. Amsterdam kan dat niet Dus moest een uitweg gezocht. Is 't ons door Gods Woord verboden met liefde armen te steunen met Overheidsgeld ?

Tenslotte wekte Spr. op, dat ieder nog eens ernstig de quaestie waarom 't hier gaat, onder de oogen zie, ook lettende op de toekomst.

De Voorzitter betoogde, dat de Overheid aan Armenzorg doet; bijv. bij de uitreiking van het Staatspensioen. Mogen onze armen dat pensioen niet ontvangen? Men houde een open oog voor de uitzonderingen op den regel.

Dr. D ij k legde de quaestie : samenwerking met andere gezindten, als niet aan de orde ter zijde. Wel degelijk berustte zijn referaat op Gods Woord, al noemde hij dan ook geen teksten, 't Staatspensioen wordt niet door de Dia. coniën, maar door de personen zelf aanvaard. Van uitzonderingen heeft Spr. met opzet niet gewaagd. Nog eens betoogde hij de verwerpelijkheid der Overheidsbemoeiing.

De afgevaardigde van Groningen betoogde, dat de Diaconiën wel makkelijk kunnen zeggen: wij komen rond. Maar.... komen ook onze armen rond.

Voldoen de Diaconiën wel aan de eischen van dezen tijd?

Eenige diakenen deelden als antwoord hierop mede, hoe zij hunne armen in dezen tijd mild verzorgen.

Na slotwoord van den Voorzitter, werd Rotterdam als volgende vergaderplaats aangewezen en richtte de Voorzitter nog een afscheidswoord tot de aftredende Commissieleden, de heeren H. D. L. den Engelse en J. Hagenbeek.

Den Voorzitter werd een woord van dank gebracht voor zijne leiding.

Dr. K. D ij k eindigde met dankzegging, nadat gezongen was Psalm 100:4.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 september 1919

De Heraut | 2 Pagina's

Officieele Greichten.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 september 1919

De Heraut | 2 Pagina's