GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Geref. Kerkbode voor Rotterdam schrijft Dr. A. K. Jr. het volgende:

Niet alle mensehen moeten op gelijke wijze behandeld worden. De aard en het karakter van den een is zoo onderscheiden van den ander, dat het een groote dwaasheid zon zijn, ze precies gelijke behandeling te doen ondergaan.

Een vader, die veel kinderen heeft, en het onderscheiden karakter van zijn kinderen kent, zal, als hij verstandig in de opvoeding van zijn kroost is, terdege rekening houden met den eigen aard van een ieder zijner kinderen, en elk kind behandelen naar den eisch van dat kind. En zoo ook zal de wijze en verstandige meester op school doen met de hem toebetrouwde leerlingen, want hij weet, dat er velerlei onderscheid is, dat ze niet allen-over één kam mogen geschoren, dat elk karakter naar zijn eigen natuur en aard behandeld moet worden.

Alleen gemis aan opvoedkundige wijsheid stelt den eisch, dat alle kinderen precies eender, zonder het minste onderscheid behandeld moeten worden, en alleen groote oppervlakkigheid doet het onrechtvaardig achten, als er tusschen de kinderen onderscheid gemaakt wordt, en de een anders dan de ander behandeld wordt.

Ook hier geld wat in het Scheppingsverhaal bij de groote verscheidenheid van het scheppingsleven, tekens terugkeert „naar zijn aard".Wie dat natuurlijke onderscheid over het hoofd ziet en daar geen rekening mede houdt, en handelt en doet alsof dat onderscheid niet bestond, handelt niet alleen onver­ standig, maar komt ook bedrogen uit.

Als het ijzer stomp geworden is en de snede niet geslepen, dan moet meerdere kracht in het werk gesteld worden, zegt de Prediker, (hoofdst. 10: lOj en hij voegt er aan toe, dat de wijsheid een mende zaak is om iets recht te maken.uitne­

Reeds ten opzichte van het dier geldt het, dat het noodig is den eigen aard der dieren te leeren kennen, en elk dier overeenkomstig zijn eigen natuur te behandelen. Daarom lezen we in Spreuken 12:10: de rechtvaardige kent het leven van zijn beest", wat zeggen wil, dat, als wij dieren bezitten, het onze roeping is het eigen leven dier dieren naarstig te onderzoeken, en de ons toebetrouwde dieren „naar hun aard" te behandelen. Zij, die dat niet doen, mishandelen het dier, maar de rechtvaardige kent het leven van zijn beest, en weet, hoe hij met het dier, dat hij bezit, moet omgaan.

Geldt dat onderscheid maken voor alle'stoffelijke dingen, zoodat hij het hem toebetrouwde bezit goed verzorgt, dit alles paar den onderscheiden eisch behandelt, geldt het voor het dier, zoodat hij rechtvaardig is, die het leven van het dier kent en het overeenkomstig zijn eigen natuur behandelt, in zeer bijzonderen zin geldt dat „onderscheid maken" voor de kinderen der menschen.

Het eene kind is het andere niet. Het onderscheid tüsschen; de kinderen is groot, en het is voor allen, die met de opvoeding van kinderen belast zijn, een stellige eisch, het onderscheiden leven der kinderen te kennen, en ieder kind naar zijn eigen aard en karakter te behandelen. Er zijn kinderen, die, ïacht. moeten worden toegesproken en met wie op lieflijke wijze moet worden omgegaan, en die zoo ge dat niet doet, zich toesluiten en allengs van u vervreemden. Maar er zijn ook kinderen, die streng moeten worden behendeld, en bij wie met krachtige hand moet worden geregeerd, en die, zoo ge dat niet doet, straks om uw liefde n zachtheid zullen lachen en u om uw verkeerde efde tranen zullen doen schreien.

Zoo is het in het natuurlijke, maar zoo is het t ok in het geestelijke. Natuur en genade staan z ierin niet tegenover elkander, maar toonen beiden a en leven te bieden, dat door een en denzelfden od is gewrocht. Ook het geestelijk leven vraagt en zeer onderscheiden behandeling, en roept om erdege het onderscheid te maken.

Daarom lezen we in Gods Woord: ontfermt u el eeniger, onderscheid makende, maar behoudt nderen door vreeze en grijpt ze uit het vuur.

Dus er moet onderscheid gemaakt worden, óók a het trekken tot Gods Koninkrijk en in de wijze, s aarop de zielen tot eeuwige behoudenis gebracht h orden. En dat onderscheid moet zóó gemaakt orden, dat de een gevoelt de liefde der ontferming, n dat de ander tot vreeze gebracht wordt.

De kantteekening verklaart het eerste aldus: straft en vermaant eenigen uit barmhartigheid n medelijden over hun zwakheid, namelijk die it zwakheid zondigen en niet moedwillig zijn, en ij verwijst naar de woorden van Gal. 6 : 1 waar e lezen: ndien ook een mensch overvallen ware oor eenige misdaad, gij, die geestelijk zijt, brengt en zoodanige terecht met den geest der zachtoedigheid; ziende op u zelven, opdat ook gij niet erzocht wordt.

En van het tweede zegt zij met betrekking tot en die moedwillig en hardnekkig zijn: zoekt hen e verschrikken met voorstellingen van het vreeselijk ordeel Gods dat over zoodanigen gaan zal, indien ij zich niet bekeeren.

Het is naar den eisch yan Gods Koninkrijk, dat e een getrokken wordt met liefdekoorden, en dat e ander door strenge tucht gebracht moet worden ot vreeze.

Schreef Paulus niet aan de Gemeente van Corinthe: al ik met .de roede tot u komen, of in liefde en n den geest der zachtmoedigheid ?

De aardsche vader weet het, dat hij zijn eene ind alleen door liefde winnen kan, en dat zijn nder kind alleen door strenge tucht behouden kan orden. Hij zal dan onderscheid maken. Maar veel eer weet de hemelsche Vader, wie zijner kinderen lleen door ontfermen te winnen is en wie alleen oor tot vreeze gebracht te worden, behouden unnen worden.

Voor den een is de hemelsche Vader goedertieren n lankmoedig, beschamend in zijn goddelijke aderliefde. De Apostel zegt (Rom. 2:4): eracht ij den rijkdom zijner goedertierenheid en verdraagaamheid en lankmoedigheid, niet wetende, dat de oedertierenheid Gods ic tot bekeering leidt. Maar oor den ander is het noodig te hooren van Gods trengheid en rechtvaardigheid, opdat hij daardoor ot verbrijzeling des harten gebracht wordt. En ezelfde Apostel schrijft aan een andere gemeente: j dan, wetende den schrik des Heeren, bewegen e menschen tot geloof. (2 Cor. 5 : 11).

De aardsche vader weet, dat het voor het eene ind voldoende is als hij het ernstig aanziet en een nkel woord spreekt, maar ook dat het andere kind iet anders dan met de roede tot rede gebracht an worden. Hij zal dan onderscheid maken. Maar e hemelsche Vader handelt met goddelijke wijsheid ook zoo, dat Hij den een door.lankmoedigheid tot bekeering brengt, en dat de ander door den chrik des Heeren tot geloof bewogen wordt.

En dit doen Gods wordt ons tot voorbeeld gesteld. Zoo hebben ook wij op te treden en te handelen in den arbeid voor het Koninkrijk onzes Gods. Daarom vermaamt de Apostel: maakt onderscheid, ontfermt u over den een door lieflijk met hem te spreken, maar behoudt anderen door vreeze, door harde woorden hen te doen hooren. Het kan ook wel noodig zijn het mes er eens diep in te zetten, want zachte heelmeesters genezen niet elke wond.

Merkwaardig is die toevoeging: en grijpt ze uit het vuur. Die woorden hebben betrekking op hen die hard moeten worden aangegrepen, en bij wie het mes er diep moet worden ingezet. Ze bedoelen, dat als iemand in het vuur is gevallen, men hem forsch aangrijpt, stevig vasthoudt en als met een ruk uit het vuur verlost. Dat gaat wel hardhandig toe, maar het is tot redding en behoud. En zoo ook is er een redding uit het helsche vuur door schrik en door vreeze.

Een ieder die de gestrengheid Gods in dit leven ondervindt, hetzij dat hij er van hoort uit het Woord, of dat hij haar ondervindt in zijn omstandigheden, acht dat op het eigen oogenblik geen zaak van vreugde maar van droefheid te zijn. Doch daarna ondervindt hij de vreedzame vrucht der gerechtigheid. En dan zal hij eeuwig er voor danken. Wie zal klagen dat hij hard is aangegrepen, als hij daardoor uit het vuur is gered ? Als uw hemelsche Vader met u in tegenheden wandelt, dan was dat noodig om uwentwille, en dat strekt u dan tot zegen. Eens komt de dag dat ge zult belijden: het is goed voor mij verdrukt te zijn geweest, 'k Sloeg eer ik werd verdrukt het dwaalspoor in. Maar nu geleerd, houd ik Uw woord en wegen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 april 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 april 1920

De Heraut | 4 Pagina's