GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Dat de verhooging

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dat de verhooging

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 23 April 1920.

Dat de verhooging van de predikantstractementen in onze Kerken met zooveel kracht is doorgezet, en deze actie tot zoo verblijdende resultaten heeft geleid, is zeker een oorzaak van dank.

Niet het miüst heeft daartoe bijgedragen, dat de Classicale vergaderingen zoo ernstig deze zaak ter hand hebben genomen, de nalatige kerken telkens weer op haarplicht hebben gevirezen en in meer dan een ressort ook hebben vastgesteld wat het minimumsalaris behoort te zijn, waarop in onzen tijd een predikant kan beroepen worden, wil hij zonder zorg van het Evangelie leven.

Natuurlijk dient men bij de vaststelling van zulk een minimum-salaris altoos wel in het oog te houden, dat het leven op de eene plaats veel duurder is dan op de andere. Het maakt een groot verschil, of men woont in een groote stad, met een half millioen inwoners, of in een onzer kleine provincie-steden; het maakt evenzeer verschil of men predikant is in een stad, waar men tegenwoordig zelfs voor bespottelijk hooge prijzen nauwelijks een woning meer huren kan, dan of men predikant is op een dorp, waar men een pastorie heeft met een tuin, die aan vruchten en groenten geen kleine voordeelen aanbiedt. En het maakt wederom een groot verschil, of men staat in een achteraf dorp, waar de levensstandaard nog goedkoop is, dan of men een onzer luxe-buitendorpen bewoont, waar het leven soms nog duurder is dan in de steden. Een minimum-salaris, waarvan men op de eene plaats behoorlijk leven kan, geeft op een andere plaats niet meer dan een fatsoenlijk armoe lijden. Al hebben we er geen bezwaar tegen, dat verschillende Classen zulke minimiim-salarissen hebben vastgesteld, toch dient natuurlijk wel in het oog te worden gehouden, dat zulke cijfers altoos slechts een relatieve waarde hebben en zelfs binnen zulk een Classicaal ressort de verschillende Kerken volstrekt niet kunnen meenen, dat zij haar plicht reeds volbracht hebben, wanneer zij dit minimum-salaris geven, De bedoeling van zulk een regeling is dan ook nooit om te verklaren, dat een Kerk voldoende salaris geeft, wanneer dit tractement wordt uitgekeerd, maar dat de Kerken beneden dit cijfer niet behooren te gaan. En dan is het zeker uitnemend, wanneer de Classen, op grond van nauwkeurige berekeningen, aldus een maatstaf aan de Kerken in handen geven, wat een predikant in onze dagen minstens noodig heeft om rond te kunnen komen met zijn gezin.

Maar evenzeer als aan de eene zijde er op moeten worden gewezen, dat de vaststelling van zulk een minimum-salaris natuurlijk niet beteekent, dat elke Kerk, die dit salaris geeft, daarom aan haar verplichtingen voldoet, aangezien de levensstandaard op de verschillende plaatsen daarvoor te verschillend is, evenzeer moet aan de andere zijde er voor gewaarschuwd, dat zulk een bepaling nooit als een bindende last op de Kerken mag worden gelegd, zoodat een Kerk de bevoegdheid zou worden ontnomen om een beroep uit te brengen, zoolang zij althans dit minimumsalaris niet geeft. Daarmede toch zou het Gereformeerde spoor zijn verlaten en de autonomie der plaatselijke Kerk zijn aangetast. Een dergelijke hiërarchische macht komt aan de Classis niet toe. En wat men wel eens zeggen hoort, dat alleen door zulk een bepaling te maken, de Kerken gedwongen kunnen worden om het tractement op peil te brengen, verontschuldigt dit niet. Het goede doel heiligt de middelen niet.

Natuurlijk komt aan de Classis het recht toe een beroep te approbeeren, en wanneer bij de approbatie van een beroep blijkt, dat eene Kerk veel minder tractement geeft, dan de Classis voor het levensonderhoud van den predikant noodig acht, en de Classis oordeelt, dat^ zulk een Kerk veel meer geven kan, dan zou de Classis gerechtigd wezen niet'alleen zulk een Kerk met nadruk hier op te wijzen, maar ook den beroepen predikant te waarschuwen en wanneer hij het beroep toch wil aannemen, de volle verantwoordelijkheid hiervan aan hem over te laten. Maar de approbatie daarom te weigeren zou de Classis niet mogen, aangezien de approbatie niet het tractement geldt, maar zooals de bijgevoegde woorden (aan welke de voorzeide beroepenen vertoonen zullen goede kerkelijke approbatie van leer en leven) bewijzen, de approbatie van het beroep op grond, dat leer en leven van den beroepene overeenkomstig Gods Woord zijn. I Wat men dan ook wel eens zegt, dat een Kerk, die beroepen wil, eerst handopening aan de Classis zou moeten vragen, d. w. z. verlof om op dat tractement te beroepen, is een dwaasheid. Het woord handopening beteekent, dat de hand geopend zal worden, die het tractement uitkeert. Vroeger, toen onze Kerken niet zelf voor het onderhoud harer Dienaren zorgden, maar het tractement van de Overheid ontvingen, moest iedere Kerk daarom vooraf aan de Overheid handopening vragen. Het was een droef teeken van de smadelijke afhankelijkheid, waarin de Kerken toen tegenover de Overheid verkeerden. Maar nu onze Kerken van deze afhankelijkheid van den Staat verlost zijn en zelf voor het onderhoud harer Dienaren zorgen, kan van zulk een handopening geen sprake meer wezen, dat alleen wanneer een Kerk zelf niét in staat is voor een behoorlijk tractement te zorgen en daarom bij de Classis moet aankloppen om als hulpbehoevende Kerk steun te vragen, wanneer zij tot een beroep wil overgaan.

Dat dè Classis geen handopening voor een beroep heeft te geven, aangezien elke Kerk volkomen vrij is om een beroep uit te brengen, zij het dan ook al op de voorwaarden in de Kerkenorde vermeld, spreekt dus van zelf. En ook al acht de Classis zich geroepen om ter voorlichting van de Kerken vast te stellen, wat het minimumsalaris behoort te zijn, toch kan en mag daaruit nooit worden afgeleid, dat een Kerk geen beroep zou mogen uitbrengen, zoolang dit minimum-salaris niet bereikt is. De Classis heeft geen macht om dit te bepalen, en ze zou, al bepaalde ze dat, zulk een Kerk toch niet kunnen beletten om een beroep uit te brengen.

Zelfs zijdelingsche dwang door te bepalen, dat aan zulk een Kerk geen hulp door de Classis verleend zal worden, wanneer het tractement niet eerst aan den vastgesteldèn eisch voldoet, schijnt ons ongeoorloofd toe, tenzij de Classis na grondig onderzoek tot de slotsom is gekomen, dat hier geen onmacht, maar onwil in het spel is. Maar indien de Classis de overtuiging heeft, dat zulk een Kerk niet meer opbrengen kan, dan kan ze, wil zij de door haar vastgestelde minimumregeling handhaven, dit alleen doen door aan zulk een Kerk zooveel subsidie te verleenen, dat. daardoor het minimum bereikt wordt. In verschillende Classes is deze bepaling dan ook reeds gemaakt, en ze is metierdaad uitnemend, mits deze subsidie dan ook terstond worde toegezegd en niet verklaard wordt, dat zoolang de Classis deze subsidie nog niet ten volle betalen kan, zulk een Kerlc niet beroepen mag zonder anders de reeds toegekende subsidie te verliezen. Want dat zou toch weer het uitoefenen van dwang zijn.

Nu zou zulk een dwang-oefenen, ook al is het kerkrechtelijk niet geoorloofd, misschien uit zedelijk oogpunt niet zoo te veroordeelen zijn, wanneer het Kerken gold, die wel ^eer geven kunnen, maar dit niet doen willen. Doch wanneer het Kerken geldt, die tot het uiterste haar kracht inspannen, maar niet in staat zijn het vastgestelde minimumsalaris te betalen, dan zou het al zeer hard wezen aan zulke gemeenten het beroepen van een predikant te verbieden of practisch onmogelijk te maken. Zulke gemeenten zouden dan jarenlang zonder een Dienaar des Woords moeten blijven. En waar, zonder een Dienaar des Woords, het gemeenteleven van zelf verzwakt en het ledental afneemt, zou het gevolg daarvan wezen, dat zulk een gemeente nooit een Dienaar meer beroepen kon en ten slotte te gronde, zou gaan.

Bovendien mag niet vergeten worden, dat er toch altoos Dienaren des Woords zijn, die niet geheel afhankelijk zijn van hun tractement. Wanneer zulk een Dienaar zich aan zulk een zwakke Kerk verbinden wil, dan kan hiertegen geen enkel bezwaar bestaan. Zelfs is het denkbaar, dat een Dienaar, ook al bezat hij geen eigen middelen, toch uit liefde voor Christus zich aan zulk een gemeente zou willen geven, en welk recht zou de Classis hebben om zulk een daad van hooge zelfopoffering te verbieden ?

Wat men wel heeft opgemerkt, dat dit dan toch in strijd is met den beroepsbrief, waarin staat dat de gemeente zorgen zal, dat de Dienaar des Woords zonder zorge van het Evangelie leven zal, is juist. Wanneer de gemeente deze belofte niet volbrengen kan, mag zij haar ook in haar beroepsbrief niet zetten. Maar daaruit volgt niet, dat zij zulk een beroep niet mag uitbrengen, maar alleen, dat deze woorden dan in den beroepsbrief moeten worden weggelaten.

Aan de uitnemende actie onzer Classen om de predikantstractementen op hooger peil te brengen, willen we door deze opmerkingen in niets te kort doen. Zelfs achten we het uitnemend, dat zij daarbij de Kerken wijzen op hetgeen als minimum-B salaris behoort gegeven te worden. Maar hoezeer deze ijver ook te prijzen valt, toch e scheen het ons noodig, ook om wat we hier en daar opvingen, te waarschuwen, dat men geen dwang gebruike. Dwang hoort in de Kerk, van Christus niet thuis. En zulk een dwang zou nog te erger worden, wanneer daardoor zwakke Kerken belet werden een predikant te beroepen, al zou deze bereid wezen zulk een roeping op te volgen en al zou hij dit zonder zorg w voor zijn levensonderhoud kunnen doen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 april 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Dat de verhooging

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 april 1920

De Heraut | 4 Pagina's