Officieele Berichten.

Vrij Universiteit.

Men schrijft ons:

Maar wat het voornaamste is, gij hebt ons geleerd, dat al die wetenschappen op den godsdienst moeten steunen of volmaakt met deze overeenstemmen, en alleen dienstbaar zijn aan de ware en hooge bestemming van den mensch."

Zoo schreven cm. de heeren Groen van Prinsterer, Elout van Soeterwoude en Mackay aan Mr. W. Bilderdijk, die in 1817 een universiteit in de universiteit te Leiden had gesticht. Niet iedereen was tevreden over dezen »eigengemaakten" hoogleeraar.

Prof. D. J. van Lennep vraagt in 1821 aan Minister Falck: "> kunt gij Bilderdijk niet plaatsen op een der zuidelijke academies? Het is niet goed dat hij te Leiden.... 'de oude quaestiën van Maurits en Oldenbarneveld, Willem II en Amsterdam, Willem III en de beide De Witten wederom opwarmt".

Vreemd is het, zooals hij de jongelieden wegsleept. Twee of drie bezoeken hebben mijn zoon reeds tot een proselyt van hem gemaakt, en schoon ik op zijne jaren liever zie, dat hij in dit, dan in het tegenovergestelde exces valle, zoo behagen mij echter geene excessen, hoe ook genaamde.

Geen excessen.

Maar wat had Prof. D. J. van Lennep gezegd, als hij op 20 October 1880 den eersten rector aan de Vrije Universiteit had hooren beweren: .

»Scherp staan dus de beide credo's tegen elkander over. Wie leeft uit de openbaringsfeer (en in die sfeer consequent leeft) belijdt van zelf, dat alle souvereiniteit in Gods rust en dus alleen uit Hem kan vloeien; dat die souveriniteit Gods in volstrekten zin en ongedeeld op den mensch-Messias is gelegd." En ook :

»Voor ons, die uit de Openbaring leven, leeft die Messias, werkt die Christus, en zit hij als 'souverein veel wezenlijker op den troon der kracht Gods, dan hij nederzit op de zerken van dit Koorgraf."

Wat had Prof. D. J. van Lennep gezegd wanneer hij daarbij had bedacht, dat met deze woorden werd omschreven wat deze school (de Vrije Universiteit) „in Neerlands tuin komt doen 5 waarom ze de muts der vrijheid op de speer zwaait; en wat ze zoo ingespannen tuurt op het boek van Gereformeerde religie."

Het zou te veel plaatsruimte vragen om de eerste redevoering van den eersten rector der Vrije universiteit uitvoeriger aan te halen.

Maar zeker is, dat het na 40 jaren nog de moeite loont om deze schitterende redevoering eens en nog eens en meermalen te lezen;

Ook en vooral door hen die „geen afgetrokken schoolsche dorheden", maar begiaselvastheid, diepte van inzicht, helderheid van oordeel, i. e. w. geheiligde denkkracht" (beminnen) „als weerstandsmacht tegen wat door overmacht de vrijheid beperken wil in en aan ons menschelijk leven."

De Vrije Universiteit, opgericht en in stand gehouden met geen ander doel dan om naar Gods wil en tot Gods eer het souvereiniteit in eigen kring te verkrijgen, te bewaren en te bevorderen zoowel voor het nationale leven, voor het wetenschappelijk bedoelen, en van karakter Gereformeerd.

Men leze toch de geschriften van de hand

der hoogleeraren. Dr. A. Rutgers, de vader van Prof. Dr. F. L. Rutgers, kan getuigen, uit ingenomenheid met Calvijn's Institutie, dit werk meer dan zes malen geheel doorgelezen en bestudeerd te hebben. Ds. RuUmann beweert dat „vele van onze hedendaagsche Calvinisten (dit) hem zeker niet kunnen nazeggen.".

Dat zou zeer te betreuren zijn.

Bij de opening der Vrije Universiteit werd ook gezegd dat het aantal hoogleeraren nog minstens moest verdriedubbeld.

Dat is het werk der Verèeniging.

Er waren toen zes hoogleeraren, terwijl het getal nu tot veertien is geklommen.

De Vrije universiteit, toen gering geacht en toch van alle kanten bestreden, is erkend door Overheid en Kerken.

Straks zal, bij de opening der lessen welke D. V. op Woensdag 23 dezer des namiddags te 3 uur zal plaats hebben, en waarbij de prorector Dr. W. Geesink een toespraak zal houden, blijken dat het aantal studenten weer toeneemt. Spoedig zal ook een meer nauwkeurig program kunnen gegeven worden van de populaire wetenschappelijke lezingen gedurende den winter van 1920/21 te houden.

Er is vooruitgang.

Ook de inkomsten der Verèeniging gaan vooruit. Nog deze week werden verblijdende berichten ontvangen van leden die hunne contributie verhoogden.

Er is rijke stof tot dank, maar wanneer zelfs de hedendaagsche Calvinisten niet kunnen nazeggen wat door de heeren Groen van Prinsterer, Elout van Soeterwoude en Mackay aan Mr. W. Bilderdijk werd geschreven, dan zullen mannen wien „geen excessen hoe ook genaamd" behagen, vooor de Vrije Universiteit niet behoeven te vreezen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen