125 jaar Faculteit der Godgeleerdheid aan de Vrije Universiteit - pagina 78

oplopende spanning

wer verband met de universiteit in haar geheel zou aangaan. De Abroeders wilden slechts een verband met de faculteit, ‘niet als wetenschappelijke inrichting per se, maar als hulpe der kerke’. Het gebied der kerk is niet het aardse, maar dat der hemelse dingen. Daarbij had men geen behoefte aan een universiteit. Verder werd er opgemerkt dat er nogal wat bezwaren tegen Kuypers systeem bestonden en dat de universiteit geen oorzaak van verdeeldheid mocht worden. Opmerkelijk is ook de uitlating dat de ‘tegenwoordige toestanden’ aan de vu van dien aard waren, dat afwachten geboden was. Met andere woorden: men voelde heel goed aan hoe kritiek de situatie aan de vu was en wilde eerst maar eens zien wat er zou gebeuren. De commissie van preadvies liet bij monde van Bavinck geen spaan van dit rapport heel.38 De kern van de bezwaren was dat de faculteit werd veranderd in een school en ‘het beginsel der vrije studie’ geheel en al werd miskend door de talloze gedetailleerde aanbevelingen over de studie. ‘De wetenschap schijnt geen schepsel van God Almachtig; zij heeft geen eigen leven, geen eigen aard, en geen ontwikkeling naar haren aard’. Bavinck stelde de synode voor het rapport van deputaten voor de opleiding niet aan te nemen, het ter overdenking aan de kerken te zenden en geen nieuwe deputaten voor de opleiding te benoemen. Met andere woorden: laat de zaak nu maar rusten. De synode nam deze aanbevelingen over, de vu was gered. Overigens: Bavinck was dit wel bijna aan de vu verplicht na de benoemingskwestie uit de voorafgaande jaren. Het bezwaarschrift tegen Kuyper dat ter tafel lag, was van de kerkenraad van Bedum (A). In eerste instantie had de kerkenraad zijn bewaren kenbaar gemaakt aan deputaten voor het verband. Maar dezen hadden die niet ontvankelijk verklaard.39 Daarop diende Bedum het bezwaarschrift in. Het betrof bezwaren tegen Kuypers opvatting van de theologie, tegen zijn visie op de rechtvaardiging, op de wedergeboorte, op de doop en de kerk en op zijn manier van omgaan met de Schrift: hij meende dat Kuyper vanuit een beginsel redeneerde, waarbij de Schrift slechts een beperkte rol speelde. Toen het bezwaarschrift aan de orde kwam, werd voorgesteld het stuk op formele gronden niet in behandeling te nemen omdat het in feite een polemisch geschrift betrof, waarin niet exact werd aangegeven waar Kuypers leringen met Schrift en belijdenis in strijd waren.40

Faculteit der Godgeleerdheid; Perfect Service; pag 77

77

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen