125 jaar Faculteit der Godgeleerdheid aan de Vrije Universiteit - pagina 156

conflict met deputaten

hoogleraren en studenten steeds moeilijker. Ongetwijfeld ter geruststelling voegde de faculteit daar aan toe dat zij aan de senaat voorgesteld had ‘opspraak wekkende tooneeluitvoeringen’ voortaan strafbaar te stellen.125 De faculteit had zich echter genoodzaakt gezien dit voorstel terug te nemen als gevolg van het optreden van De Moor. Die had het ‘ondoeltreffend’ genoemd en een tegenvoorstel ingediend. Daarin wees hij op de verdeeldheid in gereformeerde kring omtrent toneelvoorstellingen en stelde hij voor dat de senaat voortaan al haar invloed zou aanwenden om studenten van het geven van toneelvoorstellingen ‘buiten eigen kring’ te weerhouden ter wille van ‘het gereformeerde volk en de liefde tot de Vrije Universiteit’.126 Dit voorstel was aangenomen. Daarmee mochten deputaten het doen. Hun medelid De Moor had voorkomen dat er een duidelijk signaal werd afgegeven. In plaats daarvan was een vage uitspraak gedaan die weinig principieel was en niets voorstelde. Dat was deputaten bij het schrijven van hun brief onbekend. Blijkbaar had De Moor zijn mond gehouden over het voorstel der godgeleerden. Deputaten hebben met instemming en met ‘bijzondere voldoening’ van dit oordeel van de faculteit kennisgenomen.127 De derde brief van deputaten was geheel gewijd aan de situatie rond de ambtelijke vakken. Eerder had daarover al enige briefwisseling plaatsgevonden.128 Daaruit hadden deputaten geconcludeerd dat het onderwijs in de ambtelijke vakken niet meer inhield dan twee uur college homiletiek per week. Nu deelden ze de faculteit mee dat een en ander aanvaardbaar was zolang het om een tijdelijke situatie ging, maar dat ze hadden moeten concluderen dat de faculteit deze situatie wilde bestendigen. Daar konden deputaten moeilijk mee leven en ze meldden de faculteit dan ook dit in hun rapport aan de synode te zullen opnemen. De faculteit nam dit voor kennisgeving aan, zo meldde ze aan deputaten. In de vierde brief werd melding gemaakt van bezwaren van de classis Gorinchem bij het preparatoir examen van D. Bremmer.129 Hem werd verweten een vage, onbelijnde kennis van ‘van enkele stukken onzer dogmatiek’ te bezitten. In zijn preek had hij bovendien ‘te algemeen’ gesproken over het verzoenend lijden en sterven van Christus en te weinig nadruk gelegd op ‘des menschen zonde en ellende’. Deputaten wezen erop dat zij bij het kandidaatsexamen van deze kandi-

Faculteit der Godgeleerdheid; Perfect Service; pag 155

155

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen