125 jaar Faculteit der Godgeleerdheid aan de Vrije Universiteit - pagina 428

noten hoofdstuk 3 47. Archief curatoren, Ingekomen stukken, 14 juli 1899, van FdG aan curatoren (no 5). 48. Archief curatoren, Ingekomen stukken, 19 juli 1899, van curatoren aan curatoren (rondzendbrief, no 60); Archief directeuren, Ingekomen stukken, 24 juli 1899, van curatoren aan directeuren (no 9). 49. Archief directeuren, Ingekomen stukken, 24 juli 1899, van Rutgers aan directeuren (no 11). Het gold een benoeming als buitengewoon hoogleraar. Achteraf bleek het de wens van curatoren Kuyper als ordinarius te benoemen. Zie Fabius, Schuld en straf (Leiden 1900) 82: ‘In den zomer van 1899 meldden eenige bladen dat Dr H. H. Kuyper tot buitengewoon Hoogleraar was benoemd. Toen later alleen van die tot gewoon Hoogleraar gesproken werd, heeft dit bevreemd. Daarom zij hier de eenvoudige toedracht meegedeeld, dat Dr. Kuyper aanvankelijk door H.H. Directeuren tot buitengewoon Hoogleraar was benoemd. Ten gevolge van misverstand, inzoover het Curatorium aanstonds eene benoeming tot gewoon Hoogleraar had bedoeld. Zoodra dit misverstand gebleken was, hebben H.H. Directeuren de benoeming veranderd. Aan den senaat is zelfs officieel alleen de laatste meegedeeld’. Niet alles wat Fabius hier meedeelt valt in de bronnen terug te vinden. Directeuren vergaderden niet, van curatoren zijn geen notulen over deze periode bewaard gebleven. 50. Archief directeuren, Ingekomen stukken, 28 juli 1899, van Rutgers aan directeuren (no 12). 51. Met de ‘gemeente-fractie’ doelt Bavinck op predikanten en gemeenten die bezwaren hadden tegen de vu. 52. Overigens ontbreken over de periode juni tot en met december 1899 notulen van directeurenvergaderingen. Heeft men niet vergaderd en de zaak schriftelijk afgedaan? Maar van dat laatste zijn evenmin sporen bewaard gebleven. 53. Zie het verslag van de rapporterende commissie, Acta, 1899, Artikel 52. 54. Archief senaat, Notulen, 1 december 1899 en 16 maart 1900. 55. Archief senaat, Notulen, 23 september 1898. De aanleiding was een brief van curatoren van 13 juli 1898 waarin dezen verwezen naar de wens van deputaten een nieuw-testamenticus te benoemen. Zie Archief senaat, Ingekomen stukken, 13 juni 1898, van curatoren aan senaat (no 9). Daarin werd de vraag gesteld of de senaat kandidaten had voor een juridische en een literaire katheder, en wat de senaat meende dat gedaan moest worden met betrekking tot de FdG. In dat kader werd verwezen naar de wensen van deputaten, die deze hadden geuit naar aanleiding van het overlijden van De Hartog. 56. Het doctorenambt (Kampen 1899), in het bijzonder vanaf blz 66. Zie van Bavinck ook Ouders of getuigen (Kampen 1901). 57. Zie naast de eerder genoemde geschriften de terugblik van Bavinck, Blijven of heengaan? Een vraag en een antwoord (Kampen 1902). Voor de bredere

Faculteit der Godgeleerdheid; Perfect Service; pag 427

427

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen