Het mystiek-religieuze element in de Grieksche philologie - pagina 9
Rede gehouden bij de aanvaarding van het ambt van Hoogleeraar in de faculteit der Letteren en Wijsbegeerte aan de Vrije Universiteit te Amsterdam
10
eens, om hen aan het spreken te brengen over de oude tijden, begonnen
was,
de oudste
geschiedenis
van zijn eigen land te
vertellen, van Phoroneus, die de eerste genoemd wordt, van Niobe, en na den zondvloed van Deucalion en P y r r h a en anderen, k w a m een der priesters, een stokoude, en zeide tot h e m : „o S o l o n , S o l o n , gij G r i e k e n blijft toch steeds kinderen en een oud
G r i e k is er niet."
Evenals
zoo vele oogenschijnlijk onbeduidende momenten in
de inkleeding van PLATO'S werken heeft ook deze o p m e r k i n g beteekenis.
A l s SOLON den ouden priester vraagt, wat hij be-
doelt, dan zou het antwoord geluid hebben: „ J o n g zijt gij allen van geest; want gij hebt daarin geen op veeljarige overlevering gegronde
oude meening, noch eenige door den tijd vergrijsde
wetenschap." 13) Maar
niet
alleen j o n g
waren
ze, de G r i e k e n , in den zin,
waarin deze oude priester het bedoelde, door gebrek aan oude o v e r l e v e r i n g waardoor ze hun eigen geschiedenis niet k e n d e n ; jongheid van geest, het was de karakteristieke eigenschap
van
het G r i e k s c h e — in 't bijzonder van het Atheensche — v o l k ; kinderen waren zij, en als kinderen werden ze door de wijzen onder hen behandeld; de bloei der didaktische poëzie getuigt er van. Kinderspelen noemt HERACLITUS de menschelijke gedachten.
14
)
Als
15
)
verhaaltjes aan kinderen, zegt PLATO in den Sophistes,
vertellen
de philosophen den G r i e k e n hun leeringen; en
als
kinderen hoorden zij ze aan. Ja, wat in den G r i e k s c h e n geest wel
het eerst en het meest opvalt, het is juist die frischheid
der jeugd, die kinderlijke naïveteit, bijna zeide ik, die intuïtieve genialiteit, zoo dikwerf bij kinderen gevonden, waaraan HOMERUS' zangen, vooral de Odyssee, niet v o o r het kleinste deel hun bek o r i n g ontleenen; die naieve
humor, zoo karakteristiek uitko-
mend in opmerkingen als die door HOMERUS in den mond gelegd aan Telemachus, den eilandbewoner, tegenover zijn gast: „Immers te voet niet zijt gij, vermoed ik, gekomen nanr herwaarts." 16)
Het
is deze trek, die het geheele G r i e k s c h e leven, inzonder-
heid het Atheensche, naar het uitwendige beheerscht; dat jeugdigkinderlijke, het openbaart zich niet slechts reeds in de gedichten van HOMERUS: het uit zich in de kunst, in den Ionischen tempelbouw, het treedt naar buiten in de spelen, in de wedstrijden,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 september 1904
Inaugurele redes | 69 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 september 1904
Inaugurele redes | 69 Pagina's