Omvang en invloed der Zuid-Nederlandsche immigratie van het laatste kwart der 16e eeuw - pagina 4
Rede ter aanvaarding van het hoogleeraarsambt aan de Vrije Universiteit te Amsterdam
2
OMVANG EN
INVLOED DER ZUID-NED.
IMMIGRATIE.
Waaruit zal die genoemde usantie ten opzichte van het hou den eener inaugureele oratie zijn voortgekomen? Uit geen an dere oorzaak uiteraard, dan dat er op zulk een oogenblik van ambtsaanvaarding zoowel bij spreker als bij hoorders bovenal behoefte bestond aan een antwoord op de vraag in welken geest, naar welke beginselen, de homo novus in den academischen kring zou gaan doceeren. Maar dan gevoelen m.i. wie als hoog leeraar aan een universiteit als de onze optreedt en wie daarbij tegenwoordig is zulk een bespiegeling ook veel minder als nood zakelijk, dan zij die elders in hetzelfde geval verkeeren. Aan een academie waar een gemeenschappelijk uitgangspunt voor alle onderwijs ontbreekt, moge een individueele ontvouwing van principe en bedoelen van hen, die zich aan haar verbinden, kwalijk kunnen worden gemist: hier ligt in het feit der benoe ming, die iemand te beurt valt van de zijde der hoogeschool en — is hij 'n eerlijk man — in dat der aanneming dier benoeming van zijn kant, reeds zóózeer een verklaring aangaande zijn worteldenkbeelden en hoogste idealen opgesloten, dat een op zettelijk uitstallen daarvan, zoo al niet overbodig, dan toch in allen gevalle niet strikt noodzakelijk moet worden geacht. In hoofdzaak bereid om mij dit toe te geven, hebt ge wellicht toch nog één bezwaar. Laat daar inderdaad iets voor te zeggen zijn, meent ge, in allen gevalle betreft dat gezegde dan toch uitsluitend enkele worteldenkbeelden, eenige religieuze en wijsgeerige praemissen van algemeenen aard. Maar niet de con sequenties, die daaruit voortvloeien voor allerlei vraagstukken, die de onderdeden eener doctrine raken. En voor het trekken van eenige lijnen in verband daarmede ware dus toch nog wel aanleiding geweest. Inderdaad, tegen die redeneering valt niet veel in te brengen. Dan alleen — maar dat breng ik er dan ook met beslistheid tegen in — dat in historiéis aan dien wensch (uitzonderingsgevallen daargelaten) maar bezwaarlijk kan vol daan worden door wie aan het begin van zijn loopbaan staat. En dat derhalve een aanvaardings-rede een oratie is, die zich 't minst daartoe leent. Zeer zeker, in de Principienlehre der geschiedwetenschap
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 december 1918
Inaugurele redes | 66 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 december 1918
Inaugurele redes | 66 Pagina's