Tij-kentering in de Oud-Testamentische wetenschap - pagina 23
Rede bij de aanvaarding van het hoogleeraarsambt aan de Vrije Universiteit te Amsterdam
25 trouwen dat gij mij hebt geschonken door mij tot zoo gewichtige en veelomvattende taak te roepen. Kennende mijne eigene zwakheid en ziende op de grootheid van het werk dat er is te doen, kan ik u geene beloften geven dan deze, dat ik mij in 's Heeren kracht wil beijveren om mij uw vertrouwen waardig te toonen. Hij geve dat noch ik daarin, noch gij daardoor mogen beschaamd w o r d e n ! Mijne Heeren Curatoren onzer Universiteit, ik reken het mij eene hooge eer onder uwe auspiciën aan haar te mogen arbeiden. Ik verzeker u dat ik onze Hoogeschool van heeler harte liefheb en dat mijne ziel in gloed is ontstoken voor het ideaal dat haar is gesteld. M o g e G o d mij de genade verleenen om mij steeds in al mijn werk zóó te betoonen, dat gij mij nimmer met reden een verlaten dezer liefde verwijten k o n d t ! Mijne Heeren Deputaten der Generale Synode onzer Gereformeerde kerken voor de oefening van het verband met de Theologische faculteit onzer Vrije Universiteit, met blijdschap begroet ik ook u onder degenen die bij de plechtigheid mijner ambtsaanvaarding tegenwoordig zijn. Niet alleen de Universiteit aan welke ik mij thans als hoogleeraar verbind, maar ook de kerken in wier midden ik tot nog voor korten tijd het ambt mocht bedienen, heb ik van heeler harte lief. En ik heb het straks reeds uitgesproken hoe hoog ik het schat, dat ik ook als hoogleeraar nog voor onze Gereformeerde kerken zal mogen blijven arbeiden. Uit mijn hart stijgt gedurig de stille bede dat ik niet alleen voor de wetenschap, maar ook en daardoor voor onze kerken tot een zegen mag zijn! Mijne Heeren Hoogleeraren, onder u zie ik sommigen aan wier voeten ik eens als leerling zat, en anderen, met wie ik voorheen in de universitas discentium schouder aan schouder s t o n d ; van beide mocht ik sedert mijn verlaten van de Akademie steeds de meest welwillende vriendschap ondervinden. Ook den overigen uwer, met wie ik tot dusverre nog niet in nadere betrekking mocht staan, beveel ik mij in uwe vriendschap aan. Wanneer ik uwen illusteren kring binnentreed, gevoel ik zoozeer hoe ik aan die vriendschap zal behoefte hebben, die eene aangename samenwerking waarborgt, en waarop tot hulp en raad steeds vertrouwend een beroep kan worden gedaan. Mijnerzijds w i l ik u volgaarne de verzekering geven — indien ze voor u van eenige
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 mei 1920
Inaugurele redes | 34 Pagina's