GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1907-1908 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 191

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

181 naar boven, in de richting van den ring bewogen hebben, om van dien ring het binnenste gedeelte te vormen. Indien al de moleculen, waaruit zulk een ring van dampen bestond, zich steeds bleven verdichten zonder van elkaar gescheiden te worden, zouden zij op den duur een vloeibaren of een vasten ring vormen. Dan zou echter de dampring overal volkomen homogeen, volkomen regelmatig gevormd moeten zijn geweest, en aangezien dit in 't algemeen niet liet geval was, zoo is er slechts zeer zelden een dergelijke ring ontstaan. Ons zonnestelsel biedt hiervan dan ook maar één voorbeeld aan, namelijk dat der ringen van Saturnus. Bijna altijd heeft zich iedere dampring moeten verdeelen in verschillende stukken, in verschillende massa's, die voortgnigcn zich om de zon te bewegen, on wier snelheden slechts zeer weinig van elkaar verschilden. Deze dampmassa's moesten den vorm aannemen van eene sferoïde, en alle eene aswenteling bezitten, die in denzelfden zin plaats vond als de beweging om de zon, wijl hunne biuncnwaarts gelegen moleculen eene geringere snelheid bezaten dan do buitenste, de van de zon afgekeerde. Zoo ontstonden er dus uit één ring een aantal damf)- of gasvormige planeten. Maar indien ééne daarvan machtig genoeg was, om achtereenvolgons al de andere naar zich toe te trekken en rondom haar middelpunt te vereenigen, dan ontstond er uit den dampring slechts eene enkele sferoïdische massa, die zich rondom de zon bewoog en in denzelfden zin ook om hare as wentelde. Dit laatste geval had gewoonlijk plaats ; evenwel hebben wij in ons zonnestelsel ook een voorbeeld van het eerste en wel in de vier kleine planeten, die zich tusschen Jupiter en Mars bewegen, wanneer men ten minste niet met HEINKICH WILHELM OLBERS (1758—1840) aanneemt, dat deze planetoïden oorspronkelijk eene enkele planeet vormden, die door eene hevige explosie uiteenspatte in verschillende stukken, die zich van toen af met ongelijke snelheden om de zon voortbewogen. Wanneer wij nu de veranderingen nagaan, die deze gasvormige planeten moeten hebben ondergaan ten gevolge van voortgaande afkoeling, dan merken wij allereerst het verschijnen van eene kern op, die in li-et middelpunt ontstaat, en voortdurend aangroeit ten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1908

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 202 Pagina's

1907-1908 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 191

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1908

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 202 Pagina's