GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1909-1910 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 173

1 minuut leestijd Arcering uitzetten

167 scies, pointes en feuille de laurier, pointes k cran, pergoirs et poin<;;ons, becs-deperroquets, burins, lames, mortiers, lissoirs etpolissoirs allen van steen; cassures et sciages, os a encoches, spatules et poincjons, aiguilles, pointes de sagaie et de harpon, etc. van been. De namen wijzen op den vorm der voorwerpen of op het gebruik, dat er vermoedelijk van gemaakt werd. Ook de gevonden mortieren zullen de kunstenaars wel gebruikt hebben. Deze mortieren zijn ronde stukken graniet, of ook zandsteen en kwarts, van verschillende afmetingen, maar altijd voorzien van een meestal rond, ondiep kuiltje, een soort verfbakje. De Mortillet meent, dat de menschen deze steenen gebruikten om de minerale kleurstoffen, b.v. rood ijzeroxyd en zwart raangaanoxyd fijn te stampen en het poeder te vermengen met het merg uit de beenderen. Verder vermoedt hij, dat zij deze verf dan gebruikten om hun lichaam te tatoueeren en te beschilderen, zooals dat ook tegenwoordig nog bij wilde volken wordt aangetroffen. In elk geval gebruikten de holenmenschen kleurstoffen voor hunne muurschilderijen, zoodat zij zeker mortieren noodig hadden. Daar men in de palaeolithische opgravingen in het geheel geen scherven vindt, was de kunst van het bakken van aardewerk zeker niet bekend en moesten zij zich op eene andere manier behelpen om vloeistoffen op te vangen en te bewaren. Misschien hadden zij daarvoor voorwerpen van huiden of van hout; slechts een enkele groote vuursteenen pot werd gevonden, die blijkbaar gediend heeft om er een en ander in te verwarmen. Voor de kunst is het verder van belang geweest, dat de mensch over lichtbronnen beschikte in het donker. Natuurlijk gaf de gloed van het haardvuur wel eenig licht, maar uit een drietal vondsten maakt men toch op, dat het gebruik van een primitieve lamp hen bekend was. Erg rustig zullen deze lampen — platen van zandsteen met een kuil er in en voorzien van een soort handvat — wel niet gebrand hebben, maar ze konden vervoerd worden. Vooral door de baanbrekende onderzoekingen vanEd.Lartet en Christy na 1860 in het dal van de Vózère zijn de archaeologen er toe gebracht om de holen systematisch te onderzoeken en vooral hieraan danken wij onze kennis van de palaeolithische cultuur, al is die op vele punten nog zeer onvolledig. Na het vuursteen en naast het vuursteen wordt

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1910

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 204 Pagina's

1909-1910 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 173

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1910

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 204 Pagina's